Ontvangen 10 november 2015
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa
In artikel 8.9, eerste lid, wordt «53 1/3%» vervangen door: 83 1/3%.
Uit onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het NIBUD blijkt dat de eenverdiener financieel onder druk staat en het risico loopt om feitelijk geld tekort te komen. In de afgelopen tien jaar ging de modale eenverdiener er per jaar gemiddeld driekwart procent op achteruit. Tweeverdieners daarentegen gingen er gemiddeld per jaar een kwart procent op vooruit. Een stapeling van fiscale maatregelen zorgt ervoor dat kostwinners in vergelijking met andere huishoudens onevenredig zwaar belast worden.
De belastingvrije som, die bedoeld was om het inkomen wat nodig is om te kunnen voorzien in de primaire levensbehoeften buiten beschouwing te laten, werd bij de belastingherziening van 2001 vervangen door de algemene heffingskorting. Met het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting verliest de algemene heffingskorting deze functie in steeds grotere mate. Gevolg is dat bij modale eenverdieners belasting wordt geheven over inkomen wat noodzakelijk is voor het voorzien in de primaire levensbehoeften.
De afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting in combinatie met een forse toename van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, zorgt ervoor dat kostwinners tot wel vijf keer meer belasting betalen dan tweeverdieners. In absolute getallen loopt dit op tot een verschil in belastingdruk van acht- tot tienduizend euro.
Niet alleen de keuzevrijheid in het verdelen van arbeid en zorgtaken komt in het geding. Uit onderzoek blijkt dat een ruime meerderheid van de kostwinners dat niet is uit vrije keuze. Belangrijke oorzaken zijn het hebben van een chronisch zieke of gehandicapte partner, werkloosheid en studie. Daarnaast wordt in veel gevallen door de partner van de kostwinner onbetaalde arbeid verricht, zoals mantelzorg, vrijwilligerswerk en zorg voor (pleeg)kinderen. Deze onbetaalde arbeid komt in het nauw als de kloof tussen een- en tweeverdieners verder wordt vergroot.
Bovenstaand amendement regelt dat de kloof tussen een- en tweeverdieners wordt verkleind met ruim 650 euro door de overdraagbare algemene heffingskorting met 30% te verhogen.
De gecombineerde heffingskorting bedraagt maximaal het bedrag van de gecombineerde inkomensheffing. Voor minstverdienende partners wordt dit maximum onder bepaalde voorwaarden verhoogd. Voor zover deze verhoging ziet op de algemene heffingskorting wordt deze verhoging van het maximum geleidelijk afgebouwd. Dit amendement zorgt ervoor dat de afbouw die reeds heeft plaatsgevonden gedeeltelijk wordt teruggedraaid waardoor de maximale uitbetaling van de algemene heffingskorting in 2016 uitkomt op 76 2/3% van de algemene heffingskorting in plaats van op 46 2/3%.
De budgettaire derving van dit amendement is € 240 miljoen in 2016, € 250 miljoen in 2017, € 280 miljoen in 2018, € 300 miljoen in 2019, € 320 miljoen in 2020, € 350 miljoen in 2021, € 370 miljoen in 2022, € 420 miljoen in 2023, € 330 miljoen in 2024, € 240 miljoen in 2025, € 160 miljoen in 2026 en € 80 miljoen in 2027. Dit amendement wordt gedekt door een bezuiniging op de Inkomensafhankelijke Combinatiekorting via een separaat amendement.
Dijkgraaf Schouten Bashir