Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2016
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om u te bedanken voor de voortvarende behandeling van het pakket Belastingplan 2016 (Kamerstuk 34 302) dat het afgelopen jaar aanzienlijker leek qua omvang dan ooit tevoren. Ik ben mij er van bewust dat er van alle betrokkenen bij deze jaarlijkse fiscale wetgevingscyclus het afgelopen jaar veel is gevraagd.
Spreiding van wetgeving
Afgelopen najaar zijn door uw Kamer en de Eerste Kamer zorgen geuit over de grote druk op de parlementaire behandeling van het (pakket) Belastingplan in het najaar door beide Kamers. Die zorg deel ik. Voor het wetsvoorstel Belastingplan zijn de mogelijkheden van meer tijd voor de parlementaire behandeling van maatregelen die op 1 januari daaropvolgend in werking dienen te treden zeer beperkt. De jaarlijkse koopkrachtbesluitvorming in de tweede helft van augustus moet worden verwerkt in het Belastingplan, wil deze met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar in werking kunnen treden. Het wetsvoorstel kan pas daarna voor (spoed)advies worden aangeboden aan de Raad van State. Eerdere indiening dan op Prinsjesdag is daarom niet mogelijk.
Met het afgelopen Belastingplan nog vers in het geheugen wil ik proberen om te komen tot een betere spreiding van indiening en behandeling van fiscale wetgeving. Voorbeelden zijn het wetsvoorstel Wet elektronisch berichtenverkeer belastingdienst (Kamerstuk 34 196) en het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale eenheid (Kamerstuk 34 323), die geen onderdeel uitmaakten van het pakket Belastingplan. Recentelijk is dit gebeurd met de indiening van het wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief II (Kamerstuk 34 391). Met deze stappen zijn we er wat mij betreft echter nog niet. Ik ben van plan betere spreiding mogelijk te maken op twee manieren.
Ten eerste wil ik meer separate wetsvoorstellen indienen. Dit betreft veelal wetgeving die niet met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar in werking hoeft te treden en daardoor geen onderdeel hoeft uit te maken van het pakket Belastingplan. Zo’n wetsvoorstel kan vooraf worden gegaan door een beleidsbrief aan uw Kamer waarin de hoofdlijnen van het wetsvoorstel kenbaar worden gemaakt. Dit biedt zowel uw Kamer als belanghebbenden gelegenheid om in een vroeg stadium van het proces kennis te nemen van de inhoud van voorgenomen maatregelen en al vragen te stellen en suggesties te doen. Dit komt het wetsvoorstel zelf én de parlementaire behandeling van dat wetsvoorstel ten goede. Om de druk op het najaar enigszins te beperken, is daarbij het streven om een dergelijk wetsvoorstel in de eerste helft van het kalenderjaar in het parlement te kunnen behandelen. Een voorbeeld van dit proces is het wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief II dat vooraf is gegaan door de Autobrief II. Ook met betrekking tot het dossier pensioen in eigen beheer heb ik eerst een beleidsbrief aan uw Kamer gestuurd, voordat het daadwerkelijke wetsvoorstel wordt ingediend.
Voor komend jaar streef ik er daarnaast naar het pakket Belastingplan te beperken tot maatregelen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming, maatregelen die per se per 1 januari 2017 in werking moeten treden of bekend moeten zijn, en maatregelen die leiden tot vereenvoudiging van het belastingstelsel. Het voorgaande betekent overigens niet dat vereenvoudigingen uitsluitend in het pakket Belastingplan worden opgenomen. De vereenvoudigingen van het dossier pensioen in eigen beheer hebben bijvoorbeeld een ander traject, zoals hierboven ook al aangegeven.
Daarbij zal ook de voorbereiding en de interne besluitvorming van het proces voor het jaarlijkse pakket Belastingplan naar voren worden gehaald. Dit heeft een aantal voordelen. Aan de voorkant van het proces is meer ruimte voor (externe) consultatie. De spreiding van de werkdruk komt de inhoud en vormgeving van de maatregelen en de waarborging van de kwaliteit van de uitvoeringstoetsen ten goede. Dit biedt ook de Raad van State de gelegenheid om meer tijd te nemen voor hun beoordeling voor het jaarlijkse pakket Belastingplan.
Er worden dus twee belangrijke stappen gezet voor serieuze spreiding van de voorbereiding en parlementaire behandeling van fiscale wetgeving. Enerzijds door het beperken van het pakket Belastingplan, het naar voren halen van de interne besluitvorming en voorbereiding van de wetgeving daarvan. Anderzijds door meer spreiding te realiseren met het traject van separate wetsvoorstellen, veelal voorafgegaan door een hoofdlijnenbrief die niet in werking hoeft te treden met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar volgend op Prinsjesdag.
Met bovenstaande procesmatige wijzigingen in de voorbereiding van fiscale wetgeving hoop ik zoveel mogelijk tegemoet te komen aan uw zorgen omtrent de zorgvuldigheid van de samenstelling van het pakket Belastingplan en de druk op de parlementaire behandeling ervan.
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2016 heb ik overigens toegezegd om een brief te sturen met de diverse data waarop wijzigingen van de parameters nog mogelijk zijn (Handelingen II 2015/16, nr.23, item 8). Dit overzicht treft u bijgaand aan.
Vervallen Fiscale verzamelwet
In 2010 is de Fiscale verzamelwet geïntroduceerd vanuit het oogpunt van spreiding van de parlementaire behandeling van fiscale wetgeving. In de praktijk bleek de afgelopen jaren evenwel dat de parlementaire behandeling van dat jaarlijkse wetsvoorstel grotendeels na het zomerreces en als gevolg daarvan gelijktijdig met de behandeling van het (pakket) Belastingplan plaatsvond. De voor de hand liggende oplossing om de Fiscale Verzamelwet eerder in het voorjaar in te dienen, is zeer lastig gebleken. Dit komt doordat het Belastingplan pas eind december is afgerond en de capaciteit om een nieuw verzamelwetsvoorstel te ontwerpen doorgaans pas in januari weer beschikbaar is. Bovendien doorloopt de Fiscale verzamelwet, in tegenstelling tot het (pakket) Belastingplan, geen spoedtraject waardoor het wetsvoorstel niet eerder dan in mei/juni kan worden ingediend.
Doordat vanaf dit jaar de interne voorbereiding van het pakket Belastingplan naar voren wordt gehaald, zoals in de vorige paragraaf toegelicht, zou de voorbereiding van de Fiscale verzamelwet in dezelfde periode moeten plaatsvinden. Dit zou tot een lagere wetgevingskwaliteit kunnen leiden. Het organiseren van een extra wetgevingstraject kost namelijk veel capaciteit, die ik liever inzet ten behoeve van de kwaliteit van wetgeving en de informatievoorziening van uw Kamer dan voor twee min of meer vergelijkbare wetsvoorstellen in korte tijd. Om zowel de voorbereiding als de parlementaire behandeling van fiscale wetgeving zo goed mogelijk te laten plaatsvinden, heb ik besloten beide verzamelwetsvoorstellen samen te voegen en geen afzonderlijke Fiscale verzamelwet meer in te dienen.
Vereenvoudiging – externe consultatie en verdere proces
Ook dit jaar staat vereenvoudiging voor mij hoog op de agenda. Behalve het naar voren halen van de voorbereiding en de interne besluitvorming van het proces voor het jaarlijkse (pakket) Belastingplan, is besloten om dit jaar via een externe consultatie extra aandacht te besteden aan de noodzaak van vereenvoudiging van het belastingstelsel. Deze noodzaak wordt breed onderkend, zowel in de samenleving als in het parlement. Daarom is het belangrijk dat de vereenvoudigingsagenda gevuld blijft, zodat er ieder jaar bij het Belastingplan beheerste, goed gekozen stappen gezet kunnen worden om het belastingstelsel beter uitvoerbaar en begrijpelijker te maken. Bij vereenvoudiging denk ik niet alleen aan het verbeteren van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het belastingstelsel door de Belastingdienst, maar ook aan het terugdringen van administratieve rompslomp en verduidelijking of vermindering van regels.
Met het initiatief om brancheorganisaties, ondernemers en burgers te vragen naar oplossingen voor bestaande knelpunten uit de praktijk, wil ik kennis en ervaringen uit de praktijk in een vroeg stadium van het wetgevingsproces benutten. Deze ideeën kunnen hopelijk leiden tot praktische vereenvoudigingen van het belastingstelsel, op de korte en langere termijn.
Ik ben erg blij met de getoonde betrokkenheid van zowel burgers, bedrijven als brancheorganisaties die de moeite hebben genomen om met vereenvoudigingsvoorstellen te komen. In totaal zijn er 68 brieven ontvangen met daarin vaak meerdere voorstellen. Van deze brieven komen er 43 van organisaties en bedrijven en 25 van burgers. De ingestuurde vereenvoudigingsvoorstellen raken de gehele breedte van de fiscaliteit en belastingplichtigen, en gaan soms zelfs over de grenzen van de fiscaliteit heen. Van overdrachtsbelasting tot pensioenmaatregelen, ondernemers en burgers: vrijwel alles is aan de orde gekomen. Niet alleen worden maatregelen voorgesteld die positief zijn voor de eigen doelgroep, ook zijn voorstellen gedaan die weliswaar tot vereenvoudiging leiden maar tevens worden gevoeld in de portemonnee van diezelfde doelgroep of achterban.
Alle ingebrachte ideeën zullen worden beoordeeld. De voorstellen worden beoordeeld aan de hand van verschillende criteria. Voorstellen moeten politiek realistisch, budgetneutraal, juridisch houdbaar en uitvoerbaar zijn voor burgers, bedrijven en de Belastingdienst. Indien de voorstellen op korte termijn ook kunnen worden uitgewerkt – en deze voldoen aan de criteria en op mijn beleidsterrein liggen –, worden de voorstellen opgenomen in het Belastingplan 2017.
Verschillende vereenvoudigingsideeën zien op reeds lopende trajecten. Gedacht kan worden aan ideeën betreffende box 3 of pensioen in eigen beheer. De voorstellen die op deze onderwerpen zien, zullen vanzelfsprekend bij deze trajecten worden betrokken.
Op korte termijn kunt u op rijksoverheid.nl alle ingezonden bijdragen vinden. Als bijlage bij deze brief treft u alvast een lijst aan met een overzicht van de organisaties die hebben gereageerd. De naam- en adresgegevens van particulieren zijn op de bijlage (en binnenkort op de website) niet zichtbaar in verband met de privacy van degenen die een reactie hebben ingestuurd. Ik ben voornemens u bij de indiening van het pakket Belastingplan 2017 nader te informeren over de opbrengst en het mogelijke vervolg van de uitvraag naar vereenvoudigingsideeën.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
Tijdens het debat over het Belastingplan 2016 van 11 november 2015 is een overzicht toegezegd van de data waarop het nog mogelijk is de waarden van parameters aan te passen.1
Parameters zijn bedragen en percentages in de systemen van de Belastingdienst waarvan de waarden zich eenvoudig laten aanpassen. Veruit de meeste bedragen en percentages waarmee de Belastingdienst werkt zijn parameters. Voor de loon- en inkomstenbelasting kan bijvoorbeeld worden gedacht aan: de tariefpercentages voor de schijven, de lengte van de belastingschijven, en de bedragen en percentages van heffingskortingen; en voor de accijnzen aan: de bedragen en percentages in de tarieven.
Niet alle percentages en bedragen zijn echter parameters. Geen parameters zijn bijvoorbeeld:
1. getallen die «hard zijn geprogrammeerd»: het gaat om bedragen die rechtstreeks in de programmeercode zijn opgenomen;
2. getallen die niet uniform in de systemen zijn opgenomen. Een voorbeeld van deze laatste categorie zijn de verhogingspercentages voor de specifieke zorgkosten. Deze worden toegepast in de aangifteprogrammatuur, waarna het resultaat als onderdeel van een meeromvattend bedrag aan de centrale systemen wordt aangeboden. Gevolg hiervan is dat het niet mogelijk is bij de voorlopige aanslagregeling rekening te houden met aanpassingen van het verhogingspercentage.
De vaststelling of wel of niet sprake is van een parameter moet van geval tot geval plaatsvinden door middel van een uitvoeringstoets. De introductie van een nieuw bedrag of een nieuw percentage is nooit een aanpassing van de waarde van een parameter, maar vergt een (ingrijpender) structuurwijziging. Voorbeelden van dergelijke structuurwijzigingen zijn de introductie van een extra schijf in de loon- en inkomstenbelasting, of van een extra «knikpunt» in een heffingskorting.
Hierna wordt een overzicht gegeven van de uiterste data waarop de waarden van parameters nog kunnen worden gewijzigd. Ook wordt kort stilgestaan bij de doorlooptijden voor andere aanpassingen dan wijzigingen van de waarde van parameters. Deze doorlooptijden zijn sterk afhankelijk van de precieze aard en omvang van de voorgestelde wijzigingen, waarbij in het bijzonder ook van belang is of: 1) een wijziging tot aanpassing van de geautomatiseerde systemen moet leiden; en 2) een wijziging inpasbaar is in, of juist moet concurreren met andere aanpassingen die in de systemen moeten worden doorgevoerd.2 De beschreven doorlooptijden geven dus weliswaar richting, maar van geval tot geval is een individuele beoordeling in de vorm van een uitvoeringstoets noodzakelijk om de echte doorlooptijd voor een bepaalde wijziging te kunnen vaststellen.
De genoemde data en termijnen behoeven periodiek actualisering, als gevolg van onder meer ontwikkelingen binnen het systeemlandschap en de beschikbaarheid en verdeling van capaciteit binnen de Belastingdienst. Het systeemlandschap is het geheel van software en hardware waarmee de informatievoorziening van de Belastingdienst wordt ondersteund.
Voorbeeld: inkomstenbelasting 2017
Ter illustratie van het in deze notitie beschrevene is een voorbeeld uitgewerkt met de uiterste data voor de inkomstenbelasting voor het belastingjaar 2017.
• Op 13 oktober 2016 moeten bij de Belastingdienst de parameters bekend zijn waarmee de op initiatief van de Belastingdienst massaal opgelegde voorlopige aanslagen 2017 worden berekend. Na verwerking van deze parameters in de systemen start de productie van deze voorlopige aanslagen op 20 oktober 2016. De eerste voorlopige aanslagen 2017 rollen in de tweede helft van november 2016 bij belastingplichtigen op de mat.
• Begin november 2016 wordt in het burgerportal mijn.belastingdienst.nl de aanvraag voor de voorlopige aanslag 2017 opengesteld. Daarmee kunnen burgers zelf een nieuwe, of gewijzigde voorlopige aanslag aanvragen. Het burgerportal rekent op dat moment met de parameters uit de Prinsjesdagstukken.
• Na de stemmingen in de Tweede Kamer over het Belastingplan 2017 verwerkt de Belastingdienst de binnengekomen verzoeken om een voorlopige aanslag 2017. Deze worden berekend met de parameters na de stemmingen in de Tweede Kamer.
• Op 15 december 2016 zet de Belastingdienst de specificaties voor de definitieve aanslagregeling 2017 vast. Vanaf dat moment bouwt de Belastingdienst de programmatuur waarmee de definitieve aanslagen 2017 zullen worden opgelegd.
• Op 1 maart 2018 wordt het burgerportal mijn.belastingdienst.nl opengesteld voor de aangifte inkomstenbelasting 2017.
• Op 15 september 2016 zet de Belastingdienst de specificaties vast voor de voorlopige aanslag 2018. Dit is de start van een (parallel) traject waarmee de voorlopige- en definitieve-aanslagregeling 2018 worden gerealiseerd.
De tabel hieronder geeft een overzicht van de uiterste momenten van een aantal belastingmiddelen3 en toeslagen waarop de waarden van parameters bekend moeten zijn om per 1 januari van het eerstvolgende jaar in werking te kunnen treden.
WIJZIGING WAARDEN PARAMETERS1 |
UITERSTE DATUM |
IN DE PRAKTIJK |
---|---|---|
Inkomstenbelasting |
||
voor de massaal op initiatief van de Belastingdienst opgelegde voorlopige aanslagen |
13 oktober |
Prinsjesdagcijfers |
bij het verwerken van door belastingplichtigen zelf aangevraagde voorlopige aanslagen |
18 november |
cijfers na stemmingen Tweede Kamer (bij een regulier Belastingplantraject) |
Loonheffingen |
||
ten behoeve van de loonbelastingtabellen per 1 januari |
18 november |
cijfers na stemmingen Tweede Kamer (bij een regulier Belastingplantraject) |
Toeslagen |
||
aanpassing parameters MAC-proces • kindgebonden budget, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en zorgtoeslag • zorgtoeslag standaardpremie |
15 oktober 12 november |
cijfers worden voorafgaand aan de deadlines aangeleverd door de vakdepartementen |
Schenk- en erfbelasting |
||
aanpassing parameters |
1 december |
|
Omzetbelasting |
||
aanpassing tarieven omzetbelasting2 |
3 maanden voorafgaand aan de start van een nieuw kalenderkwartaal3 |
|
tariefsindelingen omzetbelasting |
1 december |
|
Milieubelastingen |
||
aanpassing parameters milieubelastingen |
1 december |
|
Accijnzen |
||
aanpassing accijnstarieven |
15 december |
|
– met uitzondering van: tarieven tabaksaccijns |
1 oktober |
met de 3-maandentermijn wordt rekening gehouden door tariefaanpassingen uit een Belastingplan per 1 april in werking te laten treden |
Autobelastingen |
||
aanpassing tarieven motorrijtuigenbelasting |
1 december3 |
|
aanpassing tarieven belasting van personenauto's en motorrijwielen |
1 december3 |
|
aanpassing tarieven belasting zware motorrijtuigen |
1 november |
Parameters zijn bedragen en percentages in de systemen van de Belastingdienst waarvan de waarde zich eenvoudig laten wijzigen. Veruit de meeste bedragen en percentages waarmee de Belastingdienst werkt zijn parameters, maar niet alle. De vaststelling of wel of niet sprake is van een parameter moet van geval tot geval plaatsvinden met een uitvoeringstoets.
In een periode van twaalf jaar is het maximaal drie maal mogelijk de tarieven voor de omzetbelasting aan te passen (zie paragraaf 7.1).
Het uiterste moment voor aanpassing van parameterwaarden in de inkomstenbelasting wordt gedicteerd door de voorlopige-aanslagregeling. Deze wordt op 20 oktober van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar (t-1) in productie genomen. Het doel van de voorlopige-aanslagregeling is belastingplichtigen de verschuldigde inkomstenbelasting gespreid over het jaar te laten betalen («pay as you earn»), dan wel hun teruggaaf in maandelijkse termijnen te laten ontvangen. Hierdoor kan bijvoorbeeld de teruggaaf voor hypotheekrenteaftrek worden ingezet voor de betaling van hypotheekrente. Bij de doorlooptijden voor de aanpassing van parameterwaarden in de voorlopige-aanslagregeling moet onderscheid worden gemaakt tussen:
a. de massaal op initiatief van de Belastingdienst opgelegde voorlopige aanslagen; en
b. de op verzoek van de belastingplichtige opgelegde voorlopige aanslagen.
• Ad a: de massaal op initiatief van de Belastingdienst opgelegde voorlopige aanslagen. De Belastingdienst legt vanaf de tweede helft van november van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar (t-1) circa vier miljoen voorlopige aanslagen op. In de weken daarvóór vindt de selectie plaats van belastingplichtigen die een voorlopige aanslag moeten ontvangen en wordt berekend hoe hoog de voorlopige aanslagen moeten zijn. De parameterwaarden waarmee deze selecties en berekeningen worden gemaakt, moeten uiterlijk op 13 oktober bekend zijn (een week vóór de start van de productie). In de praktijk betekent dit dat de Belastingdienst bij het berekenen van de voorlopige aanslagen de Prinsjesdagcijfers gebruikt.
• Nadat de berekening van de massaal opgelegde voorlopige aanslagen is gestart, is het niet meer mogelijk daarin in te grijpen. Aanpassingen van parameterwaarden voor de inkomstenbelasting van later datum kunnen nog wel worden verwerkt in de definitieve aanslagregeling voor jaar t die na afloop van het belastingjaar (t+1) wordt opgelegd. Ook kunnen burgers zelf een nieuwe voorlopige aanslag vragen waarin wel met de bijgestelde parameterwaarden wordt gerekend (zie hierna). De praktijk leert echter dat de meeste burgers zo’n aanvraag niet doen. Optredende verschillen moeten worden rechtgetrokken bij de definitieve-aanslagregeling na afloop van het jaar en resulteren dan in terug te vorderen bedragen, of nabetalingen. Afhankelijk van de aangepaste parameterwaarde(n) kan verrekening voor werknemers al eerder geheel of gedeeltelijk verlopen via de loonheffingen.
• Momenteel onderzoekt de Belastingdienst of, en zo ja op welke termijn, het mogelijk is het voorlopige-aanslagproces zo in te richten dat nog rekening kan worden gehouden met de parameterwaarden zoals deze luiden na de stemmingen in de Tweede Kamer.
• Ad b: verwerking van door belastingplichtigen zelf aangevraagde voorlopige aanslagen. De Belastingdienst stelt belastingplichtigen in staat de door hen ontvangen voorlopige aanslag bij te stellen, of zelf initiatief te nemen een voorlopige aanslag aan te vragen. Daartoe kunnen zij gebruik maken van het burgerportal (mijn.belastingdienst.nl). Het burgerportal voor het aanvragen van een nieuwe of gewijzigde voorlopige aanslag voor het eerstvolgende jaar gaat begin november van het jaar voorafgaand (t-1) live. Het burgerportal rekent op dat moment met de parameterwaarden zoals die op Prinsjesdag zijn gepubliceerd. De parameterwaarden in het burgerportal worden indien nodig enkele dagen na de stemmingen in de Tweede Kamer aangepast voor wijzigingen uit nota’s van wijziging en aangenomen amendementen.
• De berekening van alle nieuw aangevraagde voorlopige aanslagen vindt plaats nadat die bijgestelde parameterwaarden in de systemen zijn ingevoerd. Daardoor sluit de hoogte van de voorlopige aanslag zoveel mogelijk aan bij de cijfers zoals die van kracht zullen zijn.
• Vorig jaar werden enkele parameterwaarden in de tweede helft van december aangepast als gevolg van een novelle. Deze aanpassingen zijn enkele dagen na de stemmingen in de Eerste Kamer in het burgerportal doorgevoerd. Ook in deze situatie is de verwerking van verzoeken om een voorlopige aanslag aangehouden, zodat met de definitieve parameterwaarden kon worden gerekend. Het gevolg hiervan was dat de voorlopige aanslagen later werden verstuurd dan gepland.
De specificaties voor de voorlopige aanslag voor jaar t – anders dan aanpassingen van parameterwaarden – moeten bekend zijn op 15 september van het tweede jaar voorafgaand aan het belastingjaar (t-2). De specificaties voor de definitieve aanslag voor jaar t anders dan wijzigingen van parameterwaarden moeten vaststaan op 15 december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar (t-1). Bij ingrijpende wijzigingen kan de benodigde doorlooptijd langer zijn, afhankelijk van:
• de mate van ingrijpendheid van de voorgestelde aanpassing; en
• andere wensen in het IV-portfolio waarmee de aanpassing moet concurreren.9
Voor de loonheffingen moeten wijzigingen veelal worden verwerkt in de software van externe leveranciers die de aangepaste software leveren aan circa 650.000 inhoudingsplichtigen. Deze inhoudingsplichtigen moeten op hun beurt tijdig hun loonadministratie op orde brengen. De Belastingdienst onderhoudt hierover nauwe contacten met de softwareleveranciers. De dag na de voorziene stemmingen over het Belastingplanpakket 2017 in de Tweede Kamer (18 november 2016) start bij de Belastingdienst de verwerking van de parameterwaarden. De definitieve parameterwaarden voor de loonheffingen 2017 worden op 29 november 2016 aan de softwareleveranciers aangeleverd.
De benodigde doorlooptijd voor het opstellen van de specificaties voor de loonheffingen is afhankelijk van:
• de mate van ingrijpendheid van de voorgestelde aanpassing; en
• andere wensen in het IV-portfolio waarmee de aanpassing moet concurreren.
Veelal kunnen wijzigingen die op 1 april van het jaar voorafgaand (t-1) bekend zijn, per 1 januari daaropvolgend worden doorgevoerd. Met de softwareleveranciers, UWV en CBS is de afspraak gemaakt dat zij de concept-specificaties voor de loonaangifte voor het volgende belastingjaar uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaand (t-1) ontvangen.
Voor toeslagen geldt net als voor de inkomstenbelasting dat de Belastingdienst al vóór de jaarwisseling begint met het vaststellen van rechten. Daarvoor start de Belastingdienst in de tweede helft van oktober (t-1) het proces massaal automatisch continueren (MAC), waarin circa zes miljoen toeslaggerechtigden bericht krijgen over de hoogte van hun toeslag per 1 januari van het volgende jaar.
Met de verantwoordelijke beleidsdepartementen is de afspraak gemaakt dat zij de benodigde parameterwaarden voor huurtoeslag, kinderopvangtoeslag zorgtoeslag en kindgebonden budget uiterlijk 15 oktober (t-1) bij de Belastingdienst aanleveren. Zodra de parameterwaarden binnen zijn, worden deze in de systemen geladen en wordt het MAC-proces voor deze toeslagen gestart. Omdat de premievaststelling voor de Zorgverzekeringswet niet eerder bekend is, worden de zorgnormen elk jaar uiterlijk 12 november (t-1) aangeleverd. Dit is net op tijd om dit laatste element van de zorgtoeslag nog aan het verder al geheel gereedstaande MAC-proces toe te voegen. Nadat het MAC-proces is gestart, is het niet meer mogelijk om met gewijzigde parameterwaarden in de voorschotverstrekking in te grijpen.
De hoogte van een toeslag is onder meer afhankelijk van het toetsingsinkomen. In de praktijk is dit het belastbare inkomen, of – indien geen aanslag inkomstenbelasting wordt opgelegd – het belastbare loon in het jaar waarop de toeslag betrekking heeft. Het MAC-proces draait voorafgaand aan het jaar (t-1), terwijl het toetsingsinkomen pas na afloop van het jaar (t+1) vaststaat. De Belastingdienst maakt in het MAC-proces dan ook zoveel mogelijk gebruik van historische inkomensgegevens.
In het verleden is het meermaals voorgekomen dat een wijziging in de loon-/inkomstenbelasting per 1 januari doorwerkte naar het toetsingsinkomen voor toeslagen voor datzelfde jaar. In de praktijk beschikt de Belastingdienst in de meeste gevallen niet over informatie waarmee kan worden vastgesteld wat voor individuele toeslaggerechtigden het effect van die wijziging is voor hun toetsingsinkomen. Dat blijkt pas als het toetsingsinkomen na afloop van het jaar is vastgesteld en wordt gebruikt bij het definitief toekennen van de toeslag(en).
Dit betekent dat toeslaggerechtigden zelf actie moeten ondernemen om wijzigingen in hun toetsingsinkomen die het gevolg zijn van aanpassingen in de loon-/inkomstenbelasting te laten verwerken in de hoogte van hun toeslagenvoorschot. Doen zij dat niet, dan trekt de Belastingdienst dat na afloop van het jaar recht in de vorm van een nabetaling aan de toeslaggerechtigde, of een door de toeslaggerechtigde te betalen terugvordering.
De uiterste datum waarop andere aanpassingen moeten vaststaan, is sterk afhankelijk van de aard van de wijziging. Kleine wijzigingen, waarbij op basis van bestaande gegevens regels worden aangepast, moeten uiterlijk 1 januari voorafgaand aan het toeslagjaar vaststaan (t-1). Grote wijzigingen waarbij gebruik moet worden gemaakt van nieuwe gegevens moeten minimaal anderhalf jaar van te voren vaststaan.
De aangifte schenk- en erfbelasting kan worden gedaan vanaf eind februari van het jaar waarop deze ziet. Om de aangifte daartoe tijdig gereed te hebben, moeten aanpassingen van parameterwaarden uiterlijk op 1 december in het jaar daaraan voorafgaand bekend zijn.
Over de aangifte voor de schenk- en erfbelasting vindt afstemming plaats met externe softwareleveranciers. Andere aanpassingen dan aanpassingen van parameterwaarden moeten uiterlijk 1 juli vaststaan om per 1 januari van het eerstvolgende jaar in werking te kunnen treden. Het huidige ICT-systeem voor de schenk- en erfbelasting is zodanig verouderd dat het niet mogelijk is daarin systeemwijzigingen door te voeren. De Belastingdienst streeft ernaar het bestaande systeem in 2018 door een nieuw systeem te vervangen. Dat moet ook het doorvoeren van systeemwijzigingen weer mogelijk maken.
Tariefaanpassingen voor de omzetbelasting moeten zowel in de systemen van de Belastingdienst als in de systemen van het bedrijfsleven worden verwerkt. De Belastingdienst heeft daarvoor een voorbereidingstijd nodig van minimaal drie maanden. Het bedrijfsleven heeft een aanzienlijk langere voorbereidingstijd nodig, omdat daar naast de systemen ook prijzen en afspraken moeten worden aangepast.
Tariefaanpassingen voor de omzetbelasting kunnen alleen per de eerste dag van een nieuw kalenderkwartaal in werking treden. De reden is dat veel ondernemers op kwartaalbasis aangifte omzetbelasting doen.
Zoals is beschreven in de ICT-ontwikkelaanpak voor de Belastingdienst, vragen de omzetbelastingsystemen bijzondere aandacht10. Gevolg hiervan is dat mogelijkheden tot het doorvoeren van tariefsaanpassingen beperkt zijn. Het systeem kan maximaal drie tarieven bevatten: het geldende tarief en twee voorafgaande tarieven. Een tarief moet tot 10 jaar na zijn geldigheid beschikbaar blijven in het systeem. Als gevolg hiervan is het naar de huidige stand de komende zeven jaar eenmaal mogelijk het tarief voor de omzetbelasting aan te passen.
Wijzigingen in de tariefsindelingen voor bepaalde goederen en diensten, bijvoorbeeld van laag naar hoog tarief, moeten voor de Belastingdienst uiterlijk een maand van te voren bekend zijn. Het bedrijfsleven dient de wijzigingen in de administratie te verwerken en kan daarvoor een langere doorlooptijd nodig hebben. Dit is ervan afhankelijk welke bedrijven door de wijziging worden geraakt en welk overgangsrecht van toepassing is.
Andere aanpassingen in het omzetbelastingsysteem zijn alleen beperkt mogelijk. De berichtenuitwisseling over de omzetbelasting met andere EU-lidstaten wordt ondersteund met separate, wel aanpasbare applicaties.
Aanpassingen van parameterwaarden voor de milieubelastingen kunnen nog tijdig per 1 januari van een jaar worden doorgevoerd indien deze 1 december van het jaar voorafgaand (t-1) bekend zijn. De wijzigingen kunnen dan ook nog tijdig door het bedrijfsleven in de administraties worden verwerkt.
De specificaties voor wijzigingen aan de systemen voor de milieubelastingen moeten uiterlijk 6 tot 18 maanden van te voren vaststaan om deze per 1 januari van een bepaald jaar te kunnen toepassen. De daaraan voorafgaande doorlooptijd die benodigd is voor het opstellen van de specificaties is afhankelijk van:
• de mate van ingrijpendheid van de voorgestelde aanpassing; en
• andere wensen in het IV-portfolio waarmee de aanpassing moet concurreren.
Aanpassingen van parameterwaarden voor de accijnzen en de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken moeten uiterlijk op 15 december van het jaar voorafgaand bekend zijn om per 1 januari van het volgende jaar in werking te kunnen treden.
Uitzondering hierop vormen de tabaksaccijnzen. De reden hiervoor is dat leveranciers van tabaksproducten tijdig nieuwe tabakszegels moeten laten drukken en toepassen. Daarmee is een doorlooptijd van 3 maanden na publicatie in het Staatsblad gemoeid. In de praktijk wordt er om die reden voor gekozen uit een Belastingplan voortvloeiende wijzigingen van tabaksaccijnzen per 1 april te laten ingaan.
De specificaties voor wijzigingen van de systemen voor de accijnzen en de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken moeten uiterlijk 12 maanden van te voren vaststaan om deze per 1 januari van het volgende jaar te kunnen toepassen. De daaraan voorafgaande doorlooptijd die benodigd is voor het opstellen van de specificaties is afhankelijk van:
• de mate van ingrijpendheid van de voorgestelde aanpassing; en
• andere wensen in het IV-portfolio waarmee de aanpassing moet concurreren.
Tariefsaanpassingen voor de motorrijtuigenbelasting en voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen moeten uiterlijk 1 december van het jaar voorafgaand (t-1) bekend zijn om per 1 januari van het volgende jaar in werking te kunnen treden. Voor generieke tariefsaanpassingen (die geen of beperkte gevolgen hebben op de markt) geldt voor het bedrijfsleven een implementatietermijn van 3 maanden. Voor andere aanpassingen zoals schijfgrenzen, CO2-uitstootgrenzen en bijtellingscategorieën geldt voor het bedrijfsleven een langere termijn dan 3 maanden.
Als gevolg van het internationale karakter van de belasting zware motorrijtuigen moeten tariefaanpassingen voor deze belasting ook door de andere verdragslanden worden bekrachtigd. Indien de tariefaanpassing bekrachtigd is, is de doorlooptijd voor de aanpassing 2 maanden.
Andere wijzigingen aan de systemen voor de motorrijtuigenbelasting moeten tot de invoering van de nieuwe ICT-ondersteuning (geplande oplevering in de loop van 2018) van geval tot geval worden beoordeeld of doorvoering voor of na oplevering van de ICT-ondersteuning mogelijk is en wat de noodzakelijke doorlooptijd is.
De specificaties voor andere wijzigingen aan de systemen voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen en de belasting zware motorrijtuigen moeten uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaand (t-1) vaststaan om deze per 1 januari van het volgende jaar te kunnen toepassen. De daaraan voorafgaande doorlooptijd die benodigd is voor het opstellen van de specificaties is afhankelijk van:
• de mate van ingrijpendheid van de voorgestelde aanpassing; en
• andere wensen in het IV-portfolio waarmee de aanpassing moet concurreren.
Administratiekantoor Humsterland ADP Ammerlaan ANBO Belastingadviesbureau Guijt BV Bohemen Investment Classic Park CNV Jongeren Cribrum EY FNV Heijman Consult Jonge Democraten Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie Loudelspark LTO Nederland Marshoek en Schaap NDP Nieuwsmedia Nederlandse vereniging Frisdranken, Waters en Sappen (FWS) Nederlandse Vereniging van Banken Neutralis Financial life planners NOAB NOB Oosterik Advies Pensioenfederatie PWC RB SBF SRA Stichting Sociaal Fonds Huisartsen Zorg SSFH TGS Lime Tree Tilburg University Tol Vork Groeneveld Vereniging Eigen Huis Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk Verbond van Verzekeraars VIVAT Verzekeringen VNO-NCW Women Inc World Tax System |