Ontvangen 9 november 2015
De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de tweede evaluatie van die wet (wetsvoorstel). In onderstaande beantwoording wordt de indeling van het verslag van de commissie gevolgd.
De regering heeft geconstateerd dat de leden van verschillende fracties hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Dit wetsvoorstel heeft tot doel de omschrijving van het begrip boek te moderniseren en bevat enkele technische wijzigingen om de werking van de wet te verbeteren. Deze wijzigingen vloeien voort uit de tweede evaluatie van de Wet op de vaste boekenprijs.1
Alvorens tot beantwoording van de gestelde vragen over te gaan, wil de regering toelichten dat er bij de leden van de VVD-fractie een misverstand lijkt te zijn over de relatie tussen het wetsvoorstel en de aangenomen motie van de leden Van Veen en Bergkamp,2 alsmede de uitkomsten van het algemeen overleg Boeken van 14 april jongstleden (ao Boeken) en het verslag van het algemeen overleg Boeken van 23 april jongstleden (vao Boeken).3
Het wetsvoorstel heeft als doel de werking van de wet op een aantal praktische en technische punten te verbeteren. Deze punten zijn in de eerder genoemde tweede evaluatie van de wet naar voren gekomen. Voorbereiding van dit wetsvoorstel was ruim voor de aanvaarding van de motie gestart en de boekenbranche is gebaat bij snelle doorvoering van de voorgestelde wijzigingen.
De belangrijkste wijziging uit het wetsvoorstel betreft een modernisering van het begrip boek. Deze modernisering maakt het mogelijk dat uitgevers boeken vergezeld van een gerelateerde elektronische dienst tegen een vaste prijs op de markt kunnen brengen.
De motie van de leden Van Veen en Bergkamp en de suggesties die zijn gedaan tijdens het ao Boeken daarentegen richten zich op individuele boekhandelaren en het uitbreiden van combinatieverkoop, bijvoorbeeld door het houden van kortingsacties in de vorm van een cadeau bij een boekaankoop.4 Een verklaring voor de verwarring kan waarschijnlijk gevonden worden in het gebruik van het begrip «combinatieverkoop». Dit begrip werd in de gevoerde discussie zowel in relatie tot het wetsvoorstel als de motie van de leden Van Veen en Bergkamp gebruikt.
De regering heeft naar aanleiding van de aangenomen motie een adviesaanvraag ingediend bij het Commissariaat voor de Media (Commissariaat) die in lijn is met de uitkomsten van het ao Boeken en het vao Boeken. Het advies wordt eind november van dit jaar verwacht. Afhankelijk van de inhoud van het advies zal uw kamer voor het einde van het jaar of kort daarna worden geïnformeerd over de reactie op de motie. De mogelijkheid van combinatieverkoop door individuele boekhandelaren vormt in beginsel een inbreuk op de kern van de wet. Om die reden is zorgvuldig onderzoek vereist naar de opties die openstaan om tegemoet te komen aan de strekking van de motie zonder gevaar voor uitholling van de wet. De resultaten van het onderzoek zullen separaat aan uw Kamer worden gezonden. Als blijkt dat wetswijziging naar aanleiding daarvan gewenst is dan zal hiervoor een apart traject gestart worden.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de Wet op de vaste boekenprijs één van de wetten is die de Minister van Economische Zaken gaat evalueren, omdat het wetgeving is die innovatie en vernieuwing belemmert? Zo nee, is de regering bereid deze wet te laten evalueren door de Minister van Economische Zaken? Zo ja, wat zijn de gevolgen en wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten? Wil de regering deze evaluatie betrekken bij de herziening van de Wet op de vaste boekenprijs over vier jaar?
De Minister van Economische Zaken heeft op 20 juli 2015 een brief gestuurd over de toekomstbestendigheid van wet- en regelgeving in relatie tot technologische ontwikkelingen en nieuwe verdienmodellen.5 In de bijlage bij de brief worden concrete casussen behandeld. Over de Wet op de vaste boekenprijs is vermeld dat uit de recente evaluatie van de wet volgt dat diverse marktontwikkelingen – zoals de toegenomen digitale verkoop van boeken en nieuwe online diensten en verdienmodellen – het debat voeden over nut, noodzaak en werking van de wet. De betreffende paragraaf besluit met de constatering dat de wet over vier jaar opnieuw zal worden geëvalueerd met daaraan voorafgaand een tussentijdse rapportage. Een onderwerp van deze tussentijdse rapportage is onder meer de stand van zaken met betrekking tot digitalisering.
De regering ziet geen aanleiding voor een aparte door de Minister van Economische Zaken uitgevoerde evaluatie naast de al bestaande vierjaarlijkse evaluatie van de Wet op de vaste boekenprijs. De Minister van Economische Zaken is wel nauw betrokken bij het onderzoek naar de kruissubsidiëring dat onderdeel is van de tussentijdse rapportage. Deze betrokkenheid zal worden voortgezet bij de volgende vierjaarlijkse evaluatie.
De leden van de VVD-fractie merken op dat door de wijziging van het begrip «boek» het mogelijk wordt een papieren boek en nauw gerelateerde elektronische diensten gelijktijdig te verkopen. De leden vinden dat hiermee een veel te klein begin wordt gemaakt met het bevorderen van innovatie en van combinatieverkoop in het bijzonder. Er is sprake van een gemiste kans om de combinatieverkoop veel verder te verruimen en om boekhandels betere mogelijkheden te geven om (potentiële) lezers te verleiden tot het kopen van een boek. Deelt de regering de zienswijze van deze leden? Graag ontvangen zij een toelichting.
Zoals in paragraaf 1 is vermeld, bevat dit wetsvoorstel technische aanpassingen die zijn voortgekomen uit de evaluatie om de werking van de wet te verbeteren. Het onderwerp combinatieverkoop wordt afzonderlijk onderzocht. De regering heef in het kader van dit onderzoek een adviesaanvraag ingediend bij het Commissariaat. De resultaten van het onderzoek zullen separaat aan uw Kamer worden verzonden.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering terugkijkt op het ao Boeken van 14 april jongstleden en het vao Boeken van 23 april jongsleden?6 Hoe rijmt de regering dit wetsvoorstel met de uitkomsten van dit ao Boeken en het vao Boeken?
Er lijkt sprake van een misverstand over de relatie tussen het wetsvoorstel en de uitkomsten van het ao Boeken en het vao Boeken. De regering acht het wetsvoorstel dan ook niet tegenstrijdig met de uitkomsten van het ao Boeken en het vao Boeken. Voor een toelichting van bovenstaande verwijst de regering naar paragraaf 1 van deze nota.
Met de aangenomen motie van de leden Van Veen en Bergkamp7 heeft de regering de opdracht van de Kamer gekregen om te bezien welke mogelijkheden er zijn om de combinatieverkoop te verruimen voor individuele boekhandelaren, zodat ondernemerschap kan worden bevorderd en het boek kan worden gepromoot. De leden van de VVD-fractie vragen of het gelijktijdig verkopen van elektronische diensten de enige mogelijkheid is die de regering heeft gevonden? Welke andere mogelijkheden heeft de regering overwogen? Kan de regering haar afwegingen kraakhelder delen met de Kamer?
Zoals in paragraaf 1 is vermeld, bevat dit wetsvoorstel technische aanpassingen die zijn voortgekomen uit de evaluatie om de werking van de wet te verbeteren. Het onderwerp combinatieverkoop wordt afzonderlijk onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zullen separaat aan uw kamer worden gezonden.
In het ao Boeken zijn een aantal suggesties gedaan om de klantenacties en de combinatieverkoop uit te breiden, zoals een boek met handboeien, een boek met een dvd, een boek met korting op sportwedstrijdkaartjes en een boek met korting op de parkeerkosten. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het Commissariaat hierop heeft gereageerd? Waarom is dit niet meegenomen in het wetsvoorstel en hoe kijkt de regering daar tegenaan? Welke mogelijkheden zijn er om dit alsnog te regelen?
Zoals in paragraaf 1 is vermeld, bevat dit wetsvoorstel technische aanpassingen die zijn voortgekomen uit de evaluatie om de werking van de wet te verbeteren.
De suggesties die zijn gedaan tijdens het ao Boeken zien op een verruiming van de mogelijkheden voor boekhandelaren voor het houden van promotionele acties en deze worden afzonderlijk onderzocht.
De regering heeft in het kader van haar onderzoek naar combinatieverkoop een adviesaanvraag ingediend bij het Commissariaat. De resultaten hiervan worden op korte termijn verwacht.
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van het eerder genoemde ao Boeken dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een warm voorstander bleek van promotionele acties waarin verbindingen worden gelegd tussen het boek en andere cultuursectoren – theater, film, muziek – met als doel een groter publieksbereik in de cultuursector. Hoe heeft het Commissariaat hierop gereageerd? Waarom is dit niet meegenomen in het wetsvoorstel en hoe kijkt de regering daar tegenaan? Welke mogelijkheden zijn er om dit alsnog te regelen?
Zoals in paragraaf 1 is vermeld, bevat dit wetsvoorstel technische aanpassingen die zijn voortgekomen uit de evaluatie om de werking van de wet te verbeteren. Het onderwerp combinatieverkoop wordt afzonderlijk onderzocht. Tijdens het ao Boeken heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich inderdaad een warm voorstander betoond van de door de leden genoemde promotionele acties. De regering neemt deze promotionele acties dan ook mee bij haar onderzoek en dit punt is opgenomen in de adviesaanvraag aan het Commissariaat.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Kamer het onderzoek van het Commissariaat ontvangt naar individuele kortingsacties van lokale boekhandels, zoals toegezegd in het ao Boeken? Waarom heeft de Kamer de onderzoeksresultaten, die na het zomerreces zouden komen, nog niet gekregen zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij dit wetsvoorstel?
De toezegging dat de resultaten na het zomerreces naar de Kamer konden worden gezonden was gebaseerd op een te optimistische inschatting. Het onderzoek vergt meer tijd dan verwacht. Uw Kamer wordt voor het einde van het jaar of kort daarna geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek en het standpunt van de regering.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd waarom een boek bij combinatieverkoop eigenlijk het «hoofdproduct» moet zijn? Welke argumenten heeft de regering daarvoor? Is de regering het met de leden eens dat de leescultuur ook bevorderd wordt als het boek niet het hoofdproduct is? Kan de regering nader toelichten wie bepaalt wat het «hoofdproduct» is en hoe dat precies wordt bepaald? Is de regering met het de leden eens dat de huidige definitie op meerdere manieren uit te leggen is, waardoor de kans op boetes van het Commissariaat voor boekhandelaren aanwezig is en misschien wel groter wordt? Is de regering het met de leden eens dat een onduidelijke definitie met mogelijke boetes tot gevolg de innovatie alsnog remt?
Het fysieke boek is het hoofdproduct omdat de Wet op de vaste boekenprijs een vaste prijs voorschrijft voor boeken en niet voor andere producten of diensten. Zo heeft het e-boek geen vaste prijs, evenmin als fysieke dragers van digitale informatie en elektronische diensten.
De regering is het met de leden van de VVD-fractie eens dat naast boeken ook andere cultuuruitingen het lezen kunnen bevorderen, maar vindt dit geen argument voor verbreding van het bereik van de wet. Verticale prijsbinding moet een uitzondering blijven en uitsluitend worden toegepast als dit noodzakelijk is voor de instandhouding van een rijk en geschakeerd aanbod.
In eerste instantie bepaalt de uitgever wat het hoofdproduct is. In tweede instantie kan het Commissariaat hier uitsluitsel over geven. In het verleden heeft het Commissariaat bijvoorbeeld uitspraken gedaan of er in bepaalde gevallen wel of geen sprake was van een «ondersteunende informatiedrager».8
Naar het oordeel van de regering is goed vast te stellen of er sprake is van een hoofdproduct. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is toegelicht dat de elektronische dienst nauw gerelateerd moet zijn aan het boek en dat het boek het hoofdproduct vormt.9 Als voorbeeld van een toegestane elektronische dienst wordt de toevoeging van muziekfragmenten genoemd die een rol spelen in het boek. Het willekeurig toevoegen van muziekopnamen zonder verband met de inhoud van het boek is niet toegestaan. Een ander voorbeeld van een nauw gerelateerde elektronische dienst is een interview met de auteur van het boek. De elektronische dienst moet gericht zijn op een verrijking van de beleving van het boek. De regering verwacht niet dat de nieuwe definitie van het begrip «boek» tot veel zaken voor het Commissariaat zal leiden en zeker niet tot veel boetes en een mogelijke rem op innovatie. Het Commissariaat doet veel aan voorlichting en bovendien vragen uitgevers in geval van twijfel het Commissariaat veelal eerst om een bestuurlijk rechtsoordeel teneinde boetes te voorkomen. Daarnaast bestaat de verwachting dat in veel gevallen de gerelateerde elektronische dienst een digitale versie van het papieren boek zal zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven of er bij de volgende voorbeelden sprake is van het boek als hoofdproduct en of de regering dit nader kan toelichten? a) er een dvd wordt meegeleverd met daarop een interview met de auteur waarin hij/zij vertelt over het boek? b) er een dvd wordt meegeleverd over het leven van de auteur? c) een downloadcode met daarop een interview met de auteur waarin hij/zij vertelt over het boek? d) een downloadcode over het leven van de auteur?
In alle voorbeelden vormt het boek het hoofdproduct. De eerste twee voorbeelden betreffen bijgeleverde fysieke informatiedragers die als ondersteunende informatiedragers kunnen worden beschouwd en derhalve onder de huidige definitie van het begrip boek vallen. De andere twee voorbeelden voldoen aan de voorgestelde nieuwe definitie. In alle gevallen is sprake van een verrijking van de leeservaring.
Is de regering bereid om de wetswijziging te herzien, zodat er echte mogelijkheden ontstaan voor de boekensector om te innoveren, klantacties op te zetten en aan combinatieverkoop te doen, zodat een boekverkoper die handboeien bij een boek wil verkopen, geen boete meer krijgt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Zoals in paragraaf 1 is vermeld, bevat dit wetsvoorstel technische aanpassingen die zijn voortgekomen uit de evaluatie om de werking van de wet te verbeteren. Het onderwerp combinatieverkoop door individuele boekhandels wordt afzonderlijk onderzocht.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering niet verwacht dat er substitutie zal plaatsvinden en dat ieder e-boek dat in combinatie met een fysiek boek verkrijgbaar zal zijn, ook afzonderlijk beschikbaar zal zijn. Kan de regering toelichten waar deze verwachting, dat er geen substitutie zal plaatsvinden, op is gebaseerd, en waarom de regering er dan toch voor kiest te onderzoeken of de modernisering van het begrip boek niet leidt tot substitutie? Hoe wordt dit onderzoek vormgegeven, zo vragen zij.
Recent hebben diverse ontwikkelingen plaatsgevonden, zowel binnen als buiten het boekenvak, om lezers op andere manieren te bereiken dan het traditionele verkopen of lenen van fysieke boeken of e-boeken via downloads. Openbare bibliotheken hebben inmiddels een groot aantal e-boeken ter beschikking voor uitleen. Daarnaast verschenen er initiatieven als Elly’s Choice en Blyoo die het mogelijk maken voor lezers om voor een vast bedrag per maand een (beperkt) aantal e-boeken te kunnen lezen. De verwachting is dat deze abonnementsmodellen in de nabije toekomst een nog grotere rol zullen gaan spelen. Uitgevers kunnen niet anders dan zorg dragen voor een aanbod van e-boeken, die niet in combinatie met een papieren boek worden geleverd. Ook de (overigens nog beperkte) groep «digital-only»-lezers kan alleen bediend worden met een voldoende aanbod aan «losse» e-boeken. Uitgevers en boekhandelaren zullen proberen het gehele spectrum aan exploitatiemogelijkheden te benutten om daarmee hun lezers (en de auteurs) zo goed mogelijk te bedienen.
Op grond van bovenstaande baseert de regering haar verwachting dat er nauwelijks sprake zal zijn van substitutie. Uitgevers zouden daarmee zich immers onthouden van diverse andere mogelijkheden tot exploitatie. Gesprekken met het boekenvak hebben dit bevestigd.
De regering zal in ieder geval de ontwikkelingen monitoren en hiervoor data ontlenen aan twee bronnen: het jaarlijkse aantal aanmeldingen bij het Commissariaat van fysieke boeken met een downloadcode en de registratie door het Centraal Boekhuis van het totaal aantal jaarlijks verschenen (losse) e-boeken.
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat de regering verwacht dat separate e-boeken veruit de meeste dominante exploitatievorm zal blijven. Kan de regering deze opmerkingen nader onderbouwen? Hoe verhoudt de markt voor fysieke boeken zich tot de markt voor e-boeken? In hoeverre leidt het vasthouden aan de vaste boekenprijs tot het stimuleren van de markt voor e-boeken, zo vragen de genoemde leden.
De markt voor e-boeken bedraagt nu 5,5% van de totale omzet. Een verdere groei van de e-boekenmarkt is zeker te verwachten, maar deze groei zal wellicht lager zijn dan een aantal jaren geleden werd voorspeld. Experts dachten toen dat het e-boek in 2015 groter zou zijn dan het fysieke boek. Het tegendeel blijkt het geval. Ook in de Verenigde Staten, lange tijd gezien als «early adopter» van het e-boek, stokt de opmars van het e-boek en blijft ongeveer 75% van de totale markt uit papieren boeken bestaan.
Waarschijnlijk is er geen verband tussen de vaste boekenprijs en het marktaandeel van het e-boek. Er wordt wel eens gesuggereerd dat de vaste prijs een verdere doorbraak van het e-boek belemmert, omdat uitgevers de prijs van e-boeken bewust hoog houden uit vrees voor het verdwijnen van het papieren boek. Hiervoor zijn echter geen aanwijzingen. De prijs van het e-boek is de laatste jaren fors gedaald. In de beginperiode was het e-boek slechts 20% goedkoper dan het fysieke boek. In 2015 zijn de digitale edities van de top tien fictietitels 44% goedkoper.10 Uitgevers experimenteren nog met de prijsstelling die het beste exploitatieresultaat oplevert. Lezers kiezen bewust voor een e-boek en de lagere prijs speelt daarbij een belangrijke rol, maar dit is zeker niet de enige factor. Voor een omgekeerd verband, een positieve stimulans door de vaste boekenprijs, is ook geen bewijs. Duitsland kent bijvoorbeeld ook een vaste boekenprijs en het marktaandeel van het e-boek in Duitsland is vergelijkbaar met Nederland. In Frankrijk ligt het marktaandeel van het e-boek weer veel lager, terwijl ook Frankrijk een vaste boekenprijs kent. In Zweden – waar de prijzen vrij zijn – scoort het e-boek beneden de 1%, terwijl in het Verenigd Koninkrijk – waar de prijzen ook vrij zijn – het marktaandeel op 21% ligt.
De leden van de D66-fractie vragen tevens aan de regering nader in te gaan op de ontstane situatie waarin verschillende BTW-tarieven geheven worden over papieren boeken en e-boeken. Is de regering het eens dat een dergelijk onderscheid niet wenselijk is? Is het waar dat met dit wetsvoorstel e-boeken via de combinatieconstructie ook onder het lagere BTW-tarief vallen? Is het waar dat mensen in dat geval een papieren boek moeten kopen om gratis het e-boek meegeleverd te krijgen? Wat verwacht de regering dat deze ingreep doet met de markt voor papieren boek? Geldt dit ook voor separate e-boeken? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.
Voor een e-boek geldt het algemene btw-tarief van 21%. Het algemene btw-tarief voor e-boeken volgt uit Europese wetgeving die de download van een e-boek beschouwt als een langs elektronische weg verrichte dienst en niet als de levering van een goed. Over de mogelijkheid om het verlaagde btw-tarief op e-boeken toe te passen, beslist de Raad voor Economische en Financiële zaken van de Europese Unie. Het kabinet blijft wel aandringen op een aanpassing van de btw-richtlijn op dit punt.11
In een combinatieconstructie geldt het lage btw-tarief voor e-boeken alleen indien het papieren boek het hoofdproduct vormt. Het e-boek wordt dan aangemerkt als een nauw gerelateerde elektronische dienst. Voor de nauw gerelateerde elektronische dienst geldt dat dit een middel moet zijn om het hoofdproduct aantrekkelijker te maken. Daarbij mag de levering van het bijkomende product geen aanmerkelijke invloed hebben op de totaalprijs. Van belang is dat de gemiddelde consument de combinatie ziet als één geheel. Het feit dat er één vergoeding wordt gevraagd is niet bepalend, maar kan wel een aanwijzing zijn voor de omstandigheid dat er sprake is van één product. Dat bij de combinatieconstructie sprake is van één product volgt ook uit het convenant tussen het Nederlands Uitgeversverbond en de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft geoordeeld dat bij een voltijds abonnement op een fysieke krant, waarbij op dezelfde dagen ook toegang wordt verschaft tot de digitale versie van deze krant, het geheel als één product mag worden gezien dat in zijn geheel onder het verlaagd tarief mag vallen.12
Het is inderdaad juist dat mensen die gratis (of tegen een fors verlaagde prijs) een e-boek willen verkrijgen de papieren versie met downloadcode moeten kopen. Het prijsverschil tussen een papieren boek en een e-boek maakt het combiboek echter geen aantrekkelijke optie voor kopers van «losse» e-boeken.
De regering verwacht geen noemenswaardig effect op de afzonderlijke markten van het papieren boek en het e-boek vanwege het nog steeds aanzienlijke prijsverschil tussen papieren boeken en e-boeken en de verwachting dat het aantal «combiboeken» geen hoge vlucht zal nemen. De opbrengsten van de verschillende exploitatievormen afzonderlijk zijn daarvoor te belangrijk.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de wijzigingen in dit wetsvoorstel waarschijnlijk zullen leiden tot een zeer lichte stijging van het totaal aantal meldingen. Kan de regering dit nader toelichten? Wat wordt bedoelt met een «zeer lichte stijging»? Leidt dit ook tot meer administratieve lasten en zo ja, voor wie in het bijzonder, zo vragen zij.
Voor het aanmelden bij het Commissariaat van boeken en muziekuitgaven met een vaste prijs waren de administratieve lasten voor de boekenbranche geraamd op € 141.666.13 Het is niet mogelijk om de toename van de administratieve lasten exact te kwantificeren. De verwachting is dat met de wijzigingen het aantal aanmeldingen van combinatieconstructies beperkt is en nauwelijks van invloed zal zijn op het totaal van de aanmeldingskosten. Daarnaast zal het wetsvoorstel vermoedelijk in beperkte mate gevolgen hebben voor de werkzaamheden van het Commissariaat op het gebied van voorlichting en het uitspreken van bestuurlijke rechtsoordelen.
De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel geen noemenswaardige gevolgen voor de administratieve lasten heeft. Iedere unieke combinatie van een boek met een (of meer) elektronische dienst(en) moet echter als afzonderlijke editie verschijnen en worden aangemeld bij het Commissariaat. Wanneer de koppeling van elektronische diensten aan papieren boeken dus een vlucht neemt, kan dit tot veel extra aanmeldingen bij het Commissariaat leiden. Wat is de verwachting van de regering op dit punt, zo vragen de leden.
Het aantal aanmeldingen zou alleen licht toenemen als uitgevers die een combiboek op de markt brengen naast de edities met downloadcode ook een editie zonder elektronische toevoeging uitgeven. Voor het wetenschappelijke boek en non-fictie (bijvoorbeeld reisboeken) is de verwachting dat er geen aparte papieren editie zal verschijnen naast de editie met downloadcode. Het combiboek heeft voor gebruikers van wetenschappelijke boeken een grote meerwaarde. Wetenschappers zullen deze boeken niet alleen digitaal lezen, maar ook daadwerkelijk digitaal gebruiken (bijvoorbeeld via een zoekfunctie). Bij fictietitels is het afhankelijk van het uitgeversbeleid of gekozen wordt voor één of twee uitgaven. Van veel meer invloed op de kosten is de vereenvoudiging van de aanmeldingsprocedure door realisering van de langverwachte koppeling van het bestand van het Centraal Boekhuis aan dat van het Commissariaat. Hierdoor zullen de lasten naar waarschijnlijkheid fors afnemen. Realisering hiervan wordt in 2016 verwacht en vanaf 2017 functioneren. Op de capaciteit van het Commissariaat zullen de wijzigingen uit het wetsvoorstel vermoedelijk een gering extra beslag leggen. Daarbij kan worden gedacht aan het geven van voorlichting en het uitspreken van bestuurlijke rechtsoordelen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker