Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2019
Aan uw Kamer is op 13 januari 2016 bij de behandeling van het Wetsvoorstel voor de Energieprestatievergoeding1 toegezegd de Energieprestatievergoeding (EPV) in 2018 te evalueren. Deze evaluatie is uitgevoerd en bied ik u hierbij aan2.
Uit de evaluatie komt naar voren dat de EPV in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de realisatie van nul-op-de-meter woningen maar het aantal achterblijft bij de ambities van de initiële partijen van de vereniging Stroomversnelling. Het onderzoeksbureau geeft als redenen de sterk gestegen kosten door krapte op de bouwmarkt en het feit dat corporaties de EPV zien als een ingewikkelde regeling die substantiële personele ondersteuning vraagt. Ik wil kijken of ik verbetering in de EPV kan aanbrengen en deze minder ingewikkeld kan maken. De bescherming van de huurder is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Op basis van de casestudies constateert het onderzoekbureau dat corporaties meestal niet de maximale vergoeding vragen, en dat woonlasten voor de huurder niet toenemen na een nul-op-de-meter renovatie.
De komende periode ga ik over de evaluatie en de aanbevelingen in gesprek met de belangrijkste stakeholders: Aedes, de Woonbond en de vereniging Stroomversnelling om te bezien welke aanpassingen wenselijk en mogelijk zijn. Ik verwacht uw Kamer eind dit jaar over de uitkomst te kunnen informeren.
Het evaluatierapport is direct na afronding op de site van de rijksoverheid gepubliceerd en de Cobouw heeft er vervolgens een artikel over geschreven. Op 1 april jongsleden ontving ik vragen van de leden Koershuis (VVD) en Ronnes (CDA) naar aanleiding van dat artikel. Deze vragen zal ik spoedig beantwoorden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren