Ontvangen 23 februari 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de huidige tekst, wordt aan artikel 4.17 een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 8:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op een besluit als bedoeld in het eerste lid.
De indiener beoogt met dit amendement te regelen dat tegen het vervreemden (waaronder het verkopen) van een cultuurgoed of een verzameling door de Staat, gedeputeerde staten of het College van B&W de mogelijkheid van bezwaar en beroep open staat.
Het gevolg van vervreemding is dat de onttrokken kunstvoorwerpen niet langer toegankelijk zijn voor het Nederlandse publiek. Aangezien het hier gaat om kunstvoorwerpen die voor een belangrijk deel bijeengebracht zijn door de betrokkenheid van particulieren bij dat openbaar kunstbezit, is een zorgvuldige procedure vereist. De indiener meent net als de Afdeling advisering van de Raad van State dat de Erfgoedwet nog onvoldoende bescherming biedt bij de vraag of kunstvoorwerpen uit het openbaar kunstbezit (kunst die in eigendom is van de overheid) zouden mogen worden verkocht aan het buitenland of een particulier.
De extra waarborg die de regering naar aanleiding van het advies van de Raad van State heeft ingebouwd, is naar mening van de indiener onvoldoende. Ondanks de geïntroduceerde informatieverplichting in artikel 4.20 kan het betrokken overheidsorgaan dan namelijk nog steeds tot vervreemding overgaan bij een negatief advies of een uitgebleven advies. Daarnaast is er geen zekerheid dat het informeren tijdig gedaan moet worden en is overtreding van de informatieverplichting geen overtreding in de zin van de Wet op de economische delicten.
Bezuinigingen op cultuur en de vrije besteedbaarheid van opbrengsten kunnen onterechte stimulans zijn om tot een besluit tot vervreemding over te gaan. De zelfregulering via de Leidraad Afstoting Museale Objecten levert daarmee onvoldoende bescherming.
Door beroep en bezwaar mogelijk te maken, wordt er naar mening van de indiener wel voldoende wettelijke bescherming geboden van openbaar kunstbezit.
Keijzer