Kamerstuk 33882-15

Gewijzigd amendement van de leden Oskam en Helder ter vervanging van nr. 10 dat een vrijheidsbeperkende maatregel voor ten hoogste tien jaar kan worden opgelegd in plaats van voor ten hoogste vijf jaren, indien de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan zijn veroordeling dezelfde maatregel voor een soortgelijk feit bij rechterlijke uitspraak opgelegd heeft gekregen

Dossier: Wijziging van de Gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht ter aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast


18,7 %
81,3 %

GrBvK

SP

PVV

PvdD

PvdA

CDA

SGP

CU

VVD

Klein

GL

GrKÖ

D66

Van Vliet

50PLUS


Nr. 15 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN OSKAM EN HELDER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 101

Ontvangen 21 januari 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel II komt onderdeel 2 als volgt te luiden:

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede «twee jaren» wordt vervangen door: vijf jaren.

b. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien tijdens het plegen van het strafbare feit nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige voor een soortgelijk feit in kracht van gewijsde is gegaan, waarbij de schuldige een maatregel als bedoeld in dit artikel opgelegd heeft gekregen, kan, in afwijking van de eerste volzin, een maatregel van dezelfde aard voor een periode van ten hoogste tien jaren worden opgelegd.

Toelichting

Dit amendement regelt dat een vrijheidsbeperkende maatregel voor ten hoogste tien jaren kan worden opgelegd in plaats van voor ten hoogste vijf jaren, indien de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan zijn veroordeling dezelfde maatregel voor een soortgelijk feit bij rechterlijke uitspraak opgelegd heeft gekregen.

Onderhavig wetsvoorstel voorziet in een uitbreiding van de duur van een strafrechtelijk opgelegd gebiedsverbod of -gebod of groepsverbod of een strafrechtelijk opgelegde meldplicht, van twee naar vijf jaren.

Ondergetekenden steunen deze uitbreiding van harte, maar zijn desalniettemin van mening dat voor de notoire groep overlastgevers, meer specifiek hooligans die een dergelijke maatregel aan hun laars lappen, een hardere aanpak gewenst is. Wie voor de tweede maal, of vaker, een dergelijke maatregel opgelegd krijgt zou het risico moeten lopen dat deze een tweemaal zo lange duur heeft ten opzichte van de eerste keer. De langere duur van de vrijheidsbeperkende maatregel maakt duidelijk dat, bijvoorbeeld aan hooligans die zich niet hebben gehouden aan een opgelegd gebiedsverbod rondom het stadion, ernstig overlastgevend gedrag niet geaccepteerd wordt.

In de formulering van bovenstaande aanpassing van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht waken ondergetekenden er wel voor dat verdubbeling van de duur van de maatregel alleen mogelijk is bij eenzelfde type maatregel. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de zinsnede «van dezelfde aard». Zo kan een verdachte die eerder een gebiedsverbod voor de duur van 3 jaar opgelegd heeft gekregen, bij het opnieuw toepassen van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht door de rechter, geen contactverbod opgelegd krijgen voor tien jaar, maar alleen een gebiedsverbod voor tien jaar.

De langere maatregel van tien jaar kan worden opgelegd aan een verdachte die in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van het nieuwe misdrijf is veroordeeld voor een «soortgelijk feit». Aldus wordt aangesloten bij de algemene recidivegrond voor strafverzwaring (zie artikel 43a Sr). Het begrip «soortgelijk feit» is vergelijkbaar met de begrippen «soortgelijk misdrijf» en «soortgelijke feiten», die op meerdere plekken in het Wetboek van Strafrecht voorkomen (zie bijvoorbeeld de artikelen 22b, 36d, 43a en 43b Sr). Voor de uitleg van het begrip kan dan ook worden aangesloten bij die artikelen.

Oskam Helder