Gepubliceerd: 3 december 2015
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: cultuur cultuur en recreatie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33846-49.html
ID: 33846-49

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2015

Bij de behandeling van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) heeft de Tweede Kamer op 3 juni 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 88, item 20) de regering met de motie Dik-Faber verzocht zich met de bibliotheekbranche en de Koninklijke Bibliotheek (KB) in te spannen voor een landelijke bibliotheekpas. Deze pas moet toegang geven tot de fysieke en digitale diensten van de lokale openbare bibliotheken en van de KB.1 Graag informeer ik u over de stand van zaken bij de landelijke bibliotheekpas en over de uitvoering van een aantal toezeggingen, gedaan bij de parlementaire behandeling van de Wsob. Deze brief stuur ik ook aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

1. Stand van zaken landelijke bibliotheekpas

Het idee voor een landelijke bibliotheekpas heeft zijn basis in de branchestrategie 2013–2016 van de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB).2 Het doel van de pas is als volgt samen te vatten: wie lid is van de bibliotheek in de eigen woonplaats, heeft daarmee tevens toegang tot fysieke en digitale collecties en diensten van alle Nederlandse openbare bibliotheken. Als gevolg van de decentrale structuur van het lokale bibliotheekwerk – er zijn circa 160 lokale/regionale bibliotheekorganisaties met een groot aantal verschillende bibliotheeksystemen – is het ontwikkelen en invoeren van een gezamenlijke pas een complexe opgave. Zowel in technisch, als in bestuurlijk opzicht.

Begin 2015 heeft de VOB in overleg met de KB en het Ministerie van OCW een traject uitgezet op basis waarvan haar leden – de Nederlandse openbare bibliotheken – in hun algemene ledenvergadering van medio 2015 een besluit zouden kunnen nemen over de invoering van de landelijke bibliotheekpas. Ter voorbereiding daarop hebben de VOB en KB een structuur voor de landelijke pas ontworpen, die de samenhang tussen de fysieke en de digitale bibliotheek zo goed mogelijk zou kunnen waarborgen.

Gaandeweg bleken er onder de leden van de VOB verschillende opvattingen te leven over de gewenste functionaliteiten van de pas en over de vraag of het invoeren van één pas ook zou moeten betekenen dat de bibliotheken hun tarieven zouden moeten harmoniseren. Het merendeel van de bibliotheken ziet het vaststellen van de tarieven voor het lidmaatschap als een lokale verantwoordelijkheid van de individuele bibliotheken, vaak in samenspraak met de gemeente. Bijvoorbeeld als onderwerp van lokaal sociaal beleid. Als gevolg van deze discussies bleek het medio 2015 in VOB-kring niet mogelijk een besluit te nemen over de invoering van een landelijke bibliotheekpas. Ook sprak de meerderheid van de VOB-leden de opvatting uit dat de digitale bibliotheek slechts toegankelijk zou mogen zijn via de lokale bibliotheek. Een opvatting die niet verenigbaar is met de Wsob.3

Onder externe begeleiding van onder andere Job Cohen heeft de VOB gezocht naar een oplossing. Die is gevonden in het voornemen tot de vorming van een consortium voor het gezamenlijk beheer van de klantgegevens. Het consortium bestaat uit alle lokale openbare bibliotheken en de KB. Het beheert de klantgegevens, ongeacht het type gebruik van de klant: alleen fysiek, alleen digitaal, fysiek en digitaal. De leden van de VOB, de KB en het Ministerie van OCW kunnen zich in deze benadering vinden. Het consortium kan de functionele, technische en bestuurlijke basis vormen voor de landelijke bibliotheekpas. De invoering van een landelijke pas is losgekoppeld van het harmoniseren van de lokale tarieven. Vervolgens zijn de stappen gezet die voor de korte termijn nodig zijn voor de toegang tot de digitale bibliotheek. Alles bij elkaar zal de situatie per 1 januari 2016 als volgt zijn:

  • Invoering van de eerste fase van de landelijke bibliotheekpas. Die bestaat uit de mogelijkheid van «gastlenen». Bibliotheekleden kunnen ook bij andere bibliotheekorganisaties dan de eigen bibliotheek materialen lenen;

  • Voor de korte termijn is daar een extra pas voor nodig. Op de langere termijn kunnen alle diensten via één pas worden aangeboden;

  • Leden van de fysieke bibliotheek kunnen zonder meerkosten gebruikmaken van het digitale aanbod. Dat omvat op dit moment o.a. 11.000 e-booktitels. Zij hebben dan een gecombineerd fysiek/digitaal lidmaatschap. Circa 230.000 bibliotheekleden maken daar inmiddels gebruik van;

  • Wie alleen van het digitale aanbod gebruik wil maken, kan vanaf 1 januari een zgn. digital only abonnement afsluiten. De prijs daarvan bedraagt € 42,– per jaar. De KB heeft deze prijs vastgesteld na overleg met de openbare bibliotheken en na een toets bij de uitgevers. Conform de Kaderwet ZBO’s heeft de KB dit tarief aan mij ter goedkeuring voorgelegd;

  • Dit bedrag is het starttarief. Mogelijk is er in een later stadium aanleiding voor product- en prijsdifferentiatie;

  • De opzet van het consortium wordt verder uitgewerkt. Belangrijke voorwaarden vanuit de rijksoverheid daarbij zijn: het passen binnen de structuur van de Wsob en het voldoen aan de eisen op het gebied van de privacybescherming. Voor dat laatste aspect is bij de parlementaire behandeling van de Wsob op verschillende momenten aandacht gevraagd.

Het ontwikkelen en invoeren van één landelijke bibliotheekpas die toegang geeft tot de fysieke en digitale bibliotheek, is in de praktijk een veelomvattend proces. Overwegingen van deze strekking heb ik ook gemaakt, toen dit onderwerp aan de orde kwam bij de behandeling van de Wsob in het parlement. Gezien de fase waarin dit onderwerp zich bevindt, stel ik voor dat ik u uiterlijk medio 2016 opnieuw informeer over de stand van zaken.

2. Overige toezeggingen bij de behandeling van de Wsob

Bij de parlementaire behandeling van de Wsob heb ik over verschillende onderwerpen toezeggingen gedaan. Graag informeer ik u hierbij over de stand van zaken.

De spreiding van bibliotheekvoorzieningen en de invulling van de vijf bibliotheekfuncties

In beide Kamers is aandacht gevraagd voor de spreiding van bibliotheekvoorzieningen en voor de wijze waarop bibliotheken en gemeenten invulling geven aan de vijf in de Wsob beschreven bibliotheekfuncties.4 Deze onderwerpen zullen aan bod komen in de monitor, de midterm review en de evaluatie. De monitor zal vanaf 2016 jaarlijks verschijnen. De midterm review verschijnt in 2017 en de evaluatie in 2019.

In november 2015 heeft het CBS de meest recente statistiek openbare bibliotheken gepubliceerd. Deze beschrijft de situatie eind 2014. Dat is de situatie voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wsob en daarmee de nulsituatie voor de midterm review en evaluatie. Onderstaande tabel geeft de belangrijkste cijfers over de situatie eind 2014. Op basis van de onderliggende gegevens is het mogelijk een beeld te geven van het bereik en de spreiding van de openbare bibliotheek en de ontwikkelingen daarin.

Openbare bibliotheken 2014

Onderwerpen

Resultaten

Aantal bibliotheekorganisaties

157

Aantal vestigingen en hoofdvestigingen

802

Aantal servicepunten

209

Gemiddelde afstand tot een bibliotheekvestiging

1,8 km

Aantal leden

3,8 mln.

• waarvan volwassen

1,5 mln.

• waarvan jeugd

2,3 mln.

Omvang fysieke collectie in items

27 mln.

Aantal uitleningen

78 mln.

Aantal uitleningen (e-books)

0,9 mln.

Aantal digitale gebruikers

160.000

Aantal personeelsleden

6.800

Uitgaven van lokale bibliotheken

511 mln.

Bron: CBS statistiek openbare bibliotheken, november 2015

Gegevens als de omvang van de collectie, het aantal uitleningen en de aantallen leden geven slechts gedeeltelijk inzicht in de activiteiten van de openbare bibliotheken. De Wsob beschrijft vijf functies voor het openbare bibliotheekwerk, waarvan de uitleenfunctie er één is. In het wetgevingsoverleg met de Eerste Kamer heb ik een VNG-handreiking over dit onderwerp aangekondigd.5 Deze is begin 2015 verschenen. De VNG doet daarin suggesties over de wijze waarop gemeenten en bibliotheken deze vijf functies, afhankelijk van de lokale situatie, kunnen invullen.6

Vooruitlopend op het onderzoek naar de effecten van de Wsob hebben het CBS en de VOB in beeld gebracht welke activiteiten openbare bibliotheken in 2014 uitvoeren naast de klassieke uitleenfunctie.7 Uit dit onderzoek blijkt dat bibliotheken in 2014 circa 72.000 activiteiten hebben uitgevoerd, waarvan de helft gericht op educatie. Iets minder dan een kwart had betrekking op lezen en literatuur.

AmvB voor de inbreng van inwoners en maatschappelijke organisaties

De Tweede Kamer heeft bij amendement van onder andere het lid Keijzer (CDA) aan artikel 6 van de Wsob de mogelijkheid toegevoegd dat ingezetenen en maatschappelijke organisaties bij een voorgenomen sluiting van een bibliotheekvestiging de gemeenteraad een alternatief voorstel doen.8 Hetzelfde amendement voorziet er in dat bij AmvB regels kunnen worden gesteld aan de inrichting van dit proces van maatschappelijke participatie. Bij motie heeft de Tweede Kamer de regering vervolgens gevraagd in deze AmvB o.a. in te gaan op de eisen die aan de initiatieven van inwoners en maatschappelijke organisaties moeten worden gesteld.9

Ook in 2015 hebben verschillende gemeenten besluiten genomen die van invloed zijn op de omvang en inhoud van het lokale bibliotheekwerk. In veel gevallen zijn voornemens van gemeenten aangepast als gevolg van voorstellen van inwoners en maatschappelijke organisaties. Voor de midterm review zal ik aan de hand van een aantal case studies laten onderzoeken hoe dit proces in de praktijk verloopt. Op basis daarvan wil ik besluiten of een AmvB met specifieke procesvereisten nodig is en zo ja, welke onderwerpen daarin geregeld moeten worden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker