Ontvangen 2 oktober 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel N wordt als volgt gewijzigd:
1. Na artikel 19ko wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 19koa
1. Bij ministeriële regeling kan aan degenen die projecten realiseren of andere handelingen verrichten waarop artikel 19kh, zevende of negende lid, van toepassing is, een verplichting worden opgelegd tot het melden van het project of de andere handeling bij het bij die regeling aan te wijzen bestuursorgaan, indien het project of de andere handeling:
a. behoort tot een bij die regeling aangewezen categorie van projecten, onderscheidenlijk andere handelingen, en
b. wordt gerealiseerd, onderscheidenlijk wordt verricht op een afstand die gelijk is aan of kleiner is dan de voor die categorie bij die regeling vastgestelde afstand gerekend tot een Natura 2000-gebied.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een melding als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan en over de bij de melding te verstrekken gegevens.
2. Artikel 19kp wordt als volgt gewijzigd:
a. In het vierde lid wordt «verplichting» vervangen door: verplichting als bedoeld in het tweede lid, tenzij de verslechtering het opleggen van een verplichting.
b. Het zesde lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1°. «artikel 19d, vierde lid» wordt vervangen door: artikel 19d, vijfde lid;
2°. «dat eerste lid» wordt vervangen door: dat vijfde lid.
3. Artikel 19kq wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «of 19ko, vijfde lid» vervangen door: 19ko, vijfde lid, of 19koa, eerste lid.
b. In het tweede lid wordt «en 19ko» vervangen door: 19ko, vijfde lid, of 19koa, eerste lid.
B
In artikel III wordt na «19kp, vijfde lid,» ingevoegd: 19koa, eerste lid.
Deze nota van wijziging voorziet in een voorstel tot introductie van de mogelijkheid om een meldingsplicht in te voeren voor projecten en andere handelingen met een geringe stikstofdepositie, lager dan de grenswaarde, die dientengevolge niet vergunningplichtig zijn (onderdeel A, onder 1 en 3, en onderdeel C). Voorts is voorzien in twee verbeteringen van ondergeschikte, technische aard (onderdeel A, onder 2).
Het wetsvoorstel voorziet in een systeem van zogenoemde grenswaarden bij de verlening van vergunningen voor projecten en andere handelingen die een geringe stikstofdepositie veroorzaken. Indien de stikstofdepositie die een project of handeling veroorzaakt in een Natura 2000-gebied lager of gelijk is aan deze grenswaarde, hoeven de gevolgen van deze depositie niet te worden getoetst bij de verlening van een Natura 2000-vergunning. Er zijn twee soorten grenswaarden: één uitgedrukt in een aantal mol per hectare per jaar (voorgesteld artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1°), en één uitgedrukt in de afstand van het project of andere handeling tot een Natura 2000-gebied (voorgesteld artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 2°).
De hoogte van grenswaarden moet zodanig zijn dat ook bij de realisering van projecten en de verrichting van andere handelingen onder de grenswaarde is verzekerd dat een vermindering van de stikstofdepositie zal worden gerealiseerd en dat voldaan blijft worden aan de eisen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, in het bijzonder artikel 6, derde lid van die richtlijn (voorgesteld artikel 19kh, achtste lid). Van belang daarbij is een adequaat systeem van monitoring, dat tijdig een signaal geeft wanneer het gevaar kan ontstaan dat de doelstelling van het programma aanpak stikstof zonder ingrijpen niet meer zal kunnen worden gerealiseerd of dat in strijd met de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn wordt gehandeld.
Voor een adequate monitoring en om op een effectieve wijze tijdig te kunnen ingrijpen, is het zaak dat het Rijk en de provincies overzicht hebben van de projecten en andere handelingen met een geringe stikstofdepositie onder de grenswaarde die gebruik maken van de voorgestelde voorziening. Dit geldt met name voor categorieën van projecten en handelingen die relatief gezien in aantal de grootste bijdrage leveren aan de relatief geringe stikstofdepositie in de nabijheid van een Natura 2000-gebied, met name op het gebied van veehouderij, industrie en verkeer.
Op dit moment onderzoek ik in hoeverre deze monitoring adequaat kan plaatsvinden op basis van bij bestuursorganen bekende gegevens over projecten en andere handelingen, zoals de locatie waar zij worden gerealiseerd of verricht, de aard en de omvang ervan. Omdat op voorhand niet uit te sluiten is dat de beschikbare gegevens niet voldoende zijn voor een adequate uitvoering van de monitoring, is het wenselijk dat het wetsvoorstel de mogelijkheid biedt om een meldingsplicht in te voeren. Wanneer nodig kunnen dan bij ministeriële regeling op grond van het voorgestelde artikel 19koa, eerste lid, categorieën van projecten en handelingen worden aangewezen waarvoor alsdan een meldingsplicht geldt.
Mijn voornemen is om een eventuele meldingsplicht te beperken tot projecten en handelingen in het kader van de veehouderij, industrie, verkeer en vervoer, gelegen in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. Het ligt in de rede dat daarbij een uitzondering zal gelden voor projecten en handelingen die om een andere reden al bekend zijn bij een bevoegd gezag. Gedacht kan worden aan de situatie dat voor een project of handeling een vergunning, onder toedeling van ontwikkelingsruimte, is verleend vanwege de stikstofdepositie op een nabijgelegen Natura 2000-gebied, en dat project of handeling op een verder gelegen Natura 2000-gebied ook nog een lichte depositie veroorzaakt onder de grenswaarde.
Vanwege het belang dat de meldingen zullen hebben voor de monitoring en de goede werking van het programma aanpak stikstof, en daarmee de bescherming van de natuur en de daaraan gekoppelde bedrijfsontwikkeling, wordt voorgesteld overtredingen van de meldingsplicht strafbaar te stellen (onderdeel C).
Het bestuursorgaan aan wie de melding moet worden gedaan, zal bij ministeriële regeling worden aangewezen. Het voornemen is om het bestuursorgaan aan te wijzen dat bevoegd is tot vergunningverlening ingeval er wel een vergunningplicht voor het project of de handeling zou gelden, te weten gedeputeerde staten en in uitzonderingsgevallen de Staatssecretaris van Economische Zaken (zie Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998). Zij dragen er vervolgens zorg voor dat de ontvangen meldingen worden geregistreerd in AERIUS.
De extra administratieve lasten als gevolg van deze voorgestelde meldingsplicht zullen in totaal € 866,– tot € 1.133,– per jaar zijn. Dat is ongeveer 0,0006% van het totaal van de verwachte reductie van administratieve lasten als gevolg van het programma aanpak stikstof van € 1,4 tot € 1,9 miljoen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma