Ontvangen 2 augustus 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel 1 wordt «waarop» vervangen door: indien op het aan de vreemdeling verschafte document, bedoeld in artikel 9,.
b. In onderdeel 2 wordt «met daarop de aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste lid» vervangen door: indien op het aan de vreemdeling verschafte document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst.
2. Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:
C
Artikel 17, eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. een langdurig ingezetene uit een andere EU-lidstaat, dan wel diens echtgenoot of minderjarig kind ingeval het gezin reeds was gevormd in die andere lidstaat.
3. In artikel I, onderdeel F, wordt aan artikel 21, zesde lid, een volzin toegevoegd, luidende:
Daarbij kunnen andere gevallen dan bedoeld in het eerste tot en met vierde lid worden aangewezen waarin een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 kan worden verleend.
4. In artikel I, onderdeel K, wordt «de vreemdeling wiens EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met de aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, op grond van artikel 45d is ingetrokken» vervangen door: de vreemdeling wiens EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen is ingetrokken, indien op het aan de vreemdeling verschafte document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, was geplaatst.
5. Artikel I, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:
a. Het opschrift van Afdeling 5 komt te luiden:
AFDELING 5 DE STATUS VAN LANGDURIG INGEZETENE
b. Artikel 45a wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a vervallen de woorden «of tot het wijzigen».
2. In onderdeel b vervallen de woorden «dan wel te wijzigen».
3. Onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de tekst wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. De status van langdurig ingezetene wordt verworven door de verlening van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De status van langdurig ingezetene is permanent, onverminderd artikel 45d.
c. In artikel 45b, tweede lid, vervallen de woorden «of wijzigen».
d. Artikel 45c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op het document, bedoeld in artikel 9, van de vreemdeling aan wie een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen is verleend, wordt de aantekening «Internationale bescherming op [datum] verleend door Nederland» geplaatst, indien:
a. de vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, tenzij de grond voor die verlening is vervallen; of
b. de vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33, mits hij voordien in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt verleend aan een onderdaan van een derde land die reeds een verblijfsdocument bezit dat door een andere lidstaat is afgegeven en dat de aantekening «Internationale bescherming op [datum] verleend door [lidstaat]» bevat, wordt op het document, bedoeld in artikel 9, dezelfde aantekening geplaatst, tenzij de internationale bescherming bij een definitief besluit van die andere lidstaat is ingetrokken.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien uit een verzoek van de autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie aan Onze Minister blijkt dat de internationale bescherming van de houder van een document als bedoeld in artikel 9, met daarop de aantekening als bedoeld in het eerste lid, door deze lidstaat is overgenomen alvorens deze lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, wordt de aantekening op het document, bedoeld in artikel 9, dienovereenkomstig gewijzigd.
e. In artikel 45d, tweede lid, aanhef, wordt «De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met de aantekening, bedoeld in artikel 45c,» vervangen door: De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van de vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst,.
f. In artikel 45e vervallen de woorden «of wijzigen».
g. Artikel 45f wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «daarop» vervangen door: op het aan de vreemdeling te verstrekken document, bedoeld in artikel 9,.
2. In het derde lid wordt «daarop» vervangen door: op het aan de vreemdeling verstrekte document, bedoeld in artikel 9,.
h. Artikel 45g wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De beschikking op de aanvraag tot het verlenen van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt bekendgemaakt uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
2. In het tweede lid wordt «De termijn voor het geven van de beschikking» vervangen door:
De termijn voor de bekendmaking van de beschikking.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De dag waarop de termijn, bedoeld in het eerste dan wel tweede lid, is verstreken geldt voor de toepassing van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht als de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken.
6. In artikel I, onderdeel P, komt artikel 79, eerste lid, onderdeel c (nieuw), te luiden:
c. een besluit omtrent de intrekking van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst dan wel omtrent het wijzigen of schrappen van die aantekening;
7. Artikel I, onderdeel Q, wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 83, tweede lid, onderdeel b (nieuw), wordt «de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 45a» vervangen door: de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.
b. artikel 83, tweede lid, onderdeel c (nieuw), komt te luiden:
c. een besluit omtrent de intrekking van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst dan wel omtrent het wijzigen of schrappen van die aantekening;
c. artikel 83, zevende lid, onderdeel b (nieuw), komt te luiden:
b. deze gegevens niet relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 of de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33, een beschikking omtrent de intrekking van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst, of omtrent de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64;
8. Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIa
Artikel 17, eerste lid, van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek komt te luiden:
1. De persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, van een vreemdeling aan wie een verblijfsdocument is afgegeven waarop een aantekening als bedoeld in artikel 45c van die wet is geplaatst, alsmede van een vreemdeling die een overeenkomstige verblijfsstatus in het buitenland heeft verkregen, wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfplaats.
9. De artikelen IV en V vervallen.
10. Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel A komt subonderdeel 5 te luiden:
5. Onderdeel N, artikel 45b (nieuw), eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b;
2. Onderdeel e komt te luiden:
e. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, tweede lid, bij een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b.
b. In onderdeel B komt subonderdeel 2 te luiden:
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
E
Artikel 45b (nieuw), eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b;
2. Onderdeel e komt te luiden:
e. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, tweede lid, bij een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, die niet is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b.
Onderdeel 3
Met behulp van de aan artikel 21, zesde lid, toegevoegde delegatiebepaling wordt de wettelijke grondslag gegeven die benodigd is om evenals tot 1 december 2006 het geval was in het Vreemdelingenbesluit 2000 de gevallen aan te wijzen waarin de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan vreemdelingen die op jeugdige leeftijd rechtmatig in Nederland hebben verbleven, Nederland hebben verlaten en aan wie daarna, op grond van hun eerdere verblijf in Nederland, versneld een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd kan worden verleend, alsmede voor de gevallen waarin de vreemdeling de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet succesvol uitoefent dan wel de vreemdeling op grond van een geprivilegieerde status verblijf in Nederland heeft gehad van voldoende duur.
Onderdeel 5
Subonderdeel b
De richtlijn maakt een onderscheid tussen de (permanente) status van langdurig ingezetene en de (periodiek te verlengen) EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. In de systematiek van de Vw2000 is de status van langdurig ingezetene als bedoeld in de richtlijn gelijk te stellen met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en de EU-vergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in de richtlijn met het aan de vreemdeling te verstrekken document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, bedoeld in artikel 9 Vw2000. Teneinde een betere aansluiting bij de systematiek van de richtlijn te verkrijgen met behoud van de terminologie van de Vw2000 is in het tweede lid van artikel 45a bepaald dat de status van langdurig ingezetene wordt verworven door verlening van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. In verband daarmee heeft in de Nederlandse situatie de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen een onbepaalde duur, omdat de status permanent is. Verlenging van de geldigheidsduur van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen is daarom niet aan de orde. Voorts is in de Nederlandse situatie de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen niet voor wijziging vatbaar, omdat de status niet kan worden gewijzigd. De subonderdelen b, sub 1 en 2, c en f, strekken er daarom toe de woorden die betrekking hebben op de mogelijkheid om de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen te wijzigen te schrappen. De subonderdelen d, e, f, g en h, alsmede de onderdelen 1, 2, 4, 6 en 7 bevatten technische aanpassingen in verband met bedoeld onderscheid tussen de status (in de terminologie van de Vw2000: de EU-verblijfsvergunning) en het document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt.
Subonderdeel d
De wijziging van artikel 45c, eerste lid, houdt mede een correctie in van de categorie van houders van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde en onbepaalde tijd die in aanmerking komen voor een aantekening op het te verschaffen verblijfsdocument omtrent door Nederland verleende internationale bescherming. Het betreft de invoeging van de woorden «die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b». Zonder deze correctie zou immers de aantekening omtrent internationale bescherming ook moeten worden geplaatst op het verblijfsdocument van de gezinsleden van een vreemdeling aan wie internationale bescherming is verleend, in het geval die gezinsleden op afhankelijke gronden bij die vreemdeling zijn toegelaten (artikel 29, eerste lid, onder e of f). Dat is onwenselijk. Een zodanige afhankelijke toelating van de betrokken gezinsleden is immers niet gebaseerd op internationale bescherming, maar vindt plaats met het oog op het behoud van de eenheid van het gezin. De toelating op afhankelijke gronden laat overigens onverlet dat het de gezinsleden vrij heeft gestaan en overigens nog steeds vrij staat om op zelfstandige gronden internationale bescherming aan te vragen.
Subonderdeel h strekt ter precisering van de bepaling betreffende de bekendmaking van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Op grond van artikel 7, tweede lid, van de richtlijn langdurig ingezetenen moet van de beslissing op de aanvraag aan de betrokkene zo spoedig mogelijk maar in geen geval later dan zes maanden na de indiening van het verzoek schriftelijk mededeling worden gedaan. Zes maanden is derhalve de uiterste termijn voor de bekendmaking van de beslissing. De oorspronkelijk voorgestelde tekst luidde dat de beschikking binnen zes maanden na de ontvangst van de aanvraag moest worden gegeven. Omdat de datum waarop de beschikking wordt gegeven niet altijd samenvalt met de datum waarop van de beslissing schriftelijk mededeling wordt gedaan, is het betreffende criterium vervangen door: de bekendmaking van de beschikking. Omdat het algemene eindpunt dan wel aangrijpingspunt op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, is het verstrijken van de termijn voor het geven van een beschikking, in plaats van de termijn voor de bekendmaking van de beschikking, is het noodzakelijk om af te wijken van artikel 4:17, derde lid, Awb. Daartoe is in het nu toegevoegde vierde lid van artikel 45g bepaald dat de dag waarop de termijn, bedoeld in het eerste dan wel tweede lid, is verstreken voor de toepassing van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geldt als de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken.
Onderdeel 8
Artikel 17 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, dat met ingang van 1 januari 2012 is overgeheveld uit artikel 113 van de Vw2000, bevat een regel over de vraag welk privaatrecht van toepassing is op vreemdelingen met een verblijfsvergunning asiel. Het overgehevelde artikel verwijst alleen naar de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dan wel onbepaalde tijd, maar (nog) niet mede naar de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling aan wie door Nederland internationale bescherming is verleend.
In de toelichting op het oorspronkelijke artikel is, voor zover hier van belang, vermeld: «(...) Onverminderd het daaromtrent bepaalde in verdragen waarbij Nederland partij is, wordt de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning [asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd] is verleend, beheerst door Nederlands recht. Zonder nadere regeling is het derhalve mogelijk dat op de verdragsvluchteling en de niet-verdragsvluchteling, beiden in het bezit van eenzelfde verblijfsvergunning asiel, een ander privaatrecht van toepassing is. Nu de wet aan de vreemdeling die op grond van de [verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en die voor onbepaalde tijd] is toegelaten één en dezelfde vergunning met een gelijk voorzieningenniveau toekent, ongeacht de grond waarop de vergunning is verleend, achten wij, in navolging van de Staatscommissie, dit verschil in privaatrechtelijke status onwenselijk. Het zou bovendien het doel van de wet om doorprocederen te voorkomen doorkruisen, als degene die over een verblijfsvergunning asiel beschikt zich alsnog tot de rechter kan wenden op grond van dit verschil in behandeling in de privaatrechtelijke sfeer (...)»
Door de invoeging van de «vreemdeling aan wie een verblijfsdocument is afgegeven waarop een aantekening als bedoeld in artikel 45c van die wet is geplaatst» wordt rekening gehouden met de introductie van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, bedoeld in artikel 45a van de wet, van een vreemdeling aan wie door Nederland of een andere lidstaat internationale bescherming is verleend. In een dergelijk geval wordt op het document waaruit het rechtmatig verblijf van die vreemdeling blijkt een aantekening gesteld waaruit blijkt welke lidstaat verantwoordelijk is voor de internationale bescherming van de betrokkene.
Daarmee is veilig gesteld dat voor de houder van de Nederlands verblijfsdocument, aan wie, blijkens aantekening op dat document, door Nederland of een andere lidstaat internationale bescherming is verleend hetzelfde privaatrecht van toepassing is als op de houder van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd. Tevens wordt daarmee bereikt dat hetzelfde privaatrecht van toepassing is op de langdurig ingezeten vreemdeling, aan wie door een andere lidstaat bedoelde internationale bescherming is verleend en die zich in Nederland als tweede lidstaat vestigt, zonder dat Nederland de verantwoordelijkheid voor de internationale bescherming op zich heeft genomen en nog voordat Nederland een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft verleend. In dat laatste geval verblijft de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere lidstaat, in Nederland op basis van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, op grond waarvan deze vreemdeling in het bezit wordt gesteld van een Nederlands verblijfsdocument, waarop eenzelfde aantekening wordt gesteld omtrent de internationale bescherming.
Onderdeel 9
De samenloopbepalingen, vervat in de artikelen IV en V, verband houdend met de mogelijk latere inwerkingtreding van artikel I, onderdeel G, van de Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 2012, 258) (artikel IV) en artikel I, onderdeel L, van de Wet modern migratiebeleid (Stb. 2010, 290) zijn geschrapt. Bedoelde onderdelen van die wetten zijn in werking getreden per 1 juni 2013 (koninklijk besluit van 24 april 2013, Stb. 165).
Onderdeel 10
Door middel van onderdeel 10 is een correctie aangebracht in de samenloopbepalingen, opgenomen in artikel VI. In het voorstel van wet tot wijziging tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (33 293) worden de nationale beschermingsgronden (artikel 29, eerste lid, onderdelen c en d) geschrapt. De gronden voor een verblijfsvergunning voor gezinsleden in het kader van het nareisbeleid worden overgeheveld van artikel 29, eerste lid, onderdelen e en f, naar het nieuwe artikel 29, tweede lid. Op grond van artikel III van wetsvoorstel 33 293 behouden asielvergunningen voor bepaalde tijd, die voor de inwerkingtreding van dat wetsvoorstel zijn verleend op de nationale beschermingsgronden, hun geldigheid (eerbiedigende werking). Asielvergunningen voor bepaalde tijd die zijn verleend aan gezinsleden in het kader van het nareisbeleid, worden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van wetsvoorstel 33 293 geacht te zijn verleend op grond van het nieuwe artikel 29, tweede lid.
De onderhavige wijziging strekt ertoe om – richtlijnconform – a. de houders van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die voor de inwerkingtreding van wetsvoorstel 33 293 op de c- dan wel d-grond zijn toegelaten uit te sluiten van de werking van de richtlijn langdurig ingezetenen, en b. om ook de afhankelijke familieleden van deze c- en d-statushouders daarvan uit te sluiten, die op de e- dan wel f-grond zijn toegelaten. De correctie vindt plaats door in artikel 45b, eerste lid, onderdelen d en e telkens een verwijzing op te nemen naar artikel 29, eerste lid, onderdelen a of b. Artikel 45b, eerste lid, onder d, heeft betrekking op de c- en d-statushouders die daardoor niet in aanmerking komen voor de status van langdurig ingezetene en artikel 45b, eerste lid, onder e, heeft betrekking op de afhankelijke familieleden van de c- en d-statushouders die daardoor evenmin in aanmerking komen voor de status van langdurig ingezetene.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven