Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Vreemdelingenwet 2000 te wijzigen ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU L 2011, 132);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel p, komt te luiden:
houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16), zoals gewijzigd door richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132), dan wel van een door een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van deze richtlijn afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen;
B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de puntkomma door een komma aan het einde van onderdeel b, wordt aan dat onderdeel een zinsnede toegevoegd, luidende: of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a waarop geen aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst;
2. Onder vervanging van de puntkomma door een komma aan het einde van onderdeel d, wordt aan dat onderdeel een zinsnede toegevoegd, luidende: of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a met daarop de aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste lid;
3. In onderdeel g wordt «in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 20 en 33,» vervangen door: in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 20, 33 en 45a,
C
In artikel 17, eerste lid, onderdeel h, wordt «EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen» vervangen door: EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.
D
Artikel 19 komt te luiden:
E
Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd:
a. de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen;
b. een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken;
c. ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen aan de vreemdeling wiens EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen op grond van artikel 45d is ingetrokken.
F
Artikel 21 komt te luiden:
1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag, gedurende vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft genoten als bedoeld in artikel 8, onder a, c, e, l, dan wel op grond van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, kan slechts worden afgewezen indien de vreemdeling:
a. al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
b. onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen zouden hebben geleid;
c. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem ter zake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd;
d. een gevaar vormt voor de nationale veiligheid;
e. zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd;
f. op de dag waarop de aanvraag is ontvangen, een verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft; of
g. het examen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering, of een diploma, certificaat of ander document als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van die wet niet heeft behaald.
2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van het eerste lid, onder a, indien de vreemdeling gedurende een tijdvak van tien aaneengesloten jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a of l, of op grond van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft gehad.
3. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van het eerste lid, onder a, indien de vreemdeling als minderjarige onder een beperking verband houdende met gezinshereniging rechtmatig verblijf heeft gehad en sindsdien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, tenzij de gezinsband werd verbroken binnen een jaar na verlening van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14.
4. Indien de vreemdeling in Nederland is geboren dan wel reeds voor zijn vierde levensjaar in Nederland verbleef en sindsdien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, kan de aanvraag in afwijking van het eerste lid slechts worden afgewezen op grond van het eerste lid, onder c en d. In afwijking van het eerste lid, behoeft het rechtmatig verblijf van de vreemdeling niet aaneengesloten te zijn. De aanvraag kan slechts worden afgewezen op grond van het eerste lid, onder c, indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden, ter zake van handel in verdovende middelen.
5. Onder een tijdvak als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt verstaan een tijdvak onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is aangevraagd. Voor de berekening van het tijdvak wordt de periode van rechtmatig verblijf in Nederland vóór het bereiken van de achtjarige leeftijd buiten beschouwing gelaten.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de gronden bedoeld, in het eerste lid.
G
Artikel 21a vervalt.
H
Artikel 22 komt te luiden:
1. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 20, wordt ingetrokken indien aan de houder daarvan ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 wordt verleend.
2. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 20, kan worden ingetrokken indien:
a. de houder daarvan zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd;
b. de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen zouden hebben geleid;
c. de houder daarvan bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd; of
d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de gronden, bedoeld in het tweede lid.
I
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e van het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt.
2. Het vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 is ingediend door een langdurig ingezetene uit een andere lidstaat van de Europese Unie of diens gezinslid, wordt de beschikking in afwijking van het eerste lid gegeven binnen vier maanden, welke termijn in afwijking van het tweede lid in bijzondere gevallen verband houdende met de complexiteit van de aanvraag, voor ten hoogste drie maanden kan worden verlengd.
J
Aan artikel 28, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in het bezit van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, indien de verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet, aan de vreemdeling, is overgedragen aan Nederland op grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239).
K
Aan artikel 33 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, na onderdeel b twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen aan de vreemdeling wiens EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met de aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, op grond van artikel 45d is ingetrokken;
d. ambtshalve een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verlenen aan de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 20, indien de verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet voor betrokken vreemdeling aan Nederland is overgedragen op grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239).
L
Aan artikel 34 wordt aan het eind van het eerste lid een volzin toegevoegd, luidende:
De periode van verblijf op grond van artikel 14, van de vreemdeling aan wie op grond van artikel 28, onderdeel d, ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, wordt aangemerkt als rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c.
M
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder a, wordt ingewilligd, wordt deze verblijfsvergunning verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien ambtshalve de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder d, wordt verleend, geschiedt dit met ingang van de datum waarop de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14, is ingetrokken.
N
In Hoofdstuk 3 wordt na afdeling 4 een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
Onze Minister is bevoegd:
a. de aanvraag tot het verlenen of tot het wijzigen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen;
b. een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in te trekken dan wel te wijzigen.
1. De aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt afgewezen, indien de vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag:
a. een verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14;
b. een formeel beperkt verblijfsrecht heeft;
c. verblijf heeft op grond van een bijzondere geprivilegieerde status;
d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder c of d; of
e. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder e of f, bij een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, welke niet is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b.
2. Onverminderd het eerste lid kan de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen slechts worden afgewezen, indien de vreemdeling:
a. niet gedurende vijf jaren ononderbroken en direct voorafgaande aan de aanvraag rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 heeft gehad, met inachtneming van het derde lid;
b. in de periode, bedoeld onder a, zes of meer achtereenvolgende maanden of in totaal tien of meer maanden buiten Nederland heeft verbleven;
c. al of niet tezamen met de gezinsleden bij wie hij verblijft, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
d. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem ter zake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd;
e. een gevaar vormt voor de nationale veiligheid;
f. niet beschikt over een toereikende ziektekostenverzekering voor hemzelf en de te zijnen laste komende gezinsleden; of
g. het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering, niet heeft behaald.
3. Voor de berekening van de periode bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt verblijf als bedoeld in het eerste lid en verblijf als bedoeld in het tweede lid, onder b, niet meegeteld, met uitzondering van verblijf voor studie of beroepsopleiding, dat voor de helft wordt meegeteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
1. Op de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 of van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33, wordt de aantekening «Internationale bescherming op [datum] verleend door Nederland» geplaatst, tenzij de grond voor verlening, bedoeld in artikel 29, is komen te vervallen.
2. Indien de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt verleend aan een onderdaan van een derde land die reeds een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen bezit die door een andere lidstaat is afgegeven en die de aantekening «Internationale bescherming op [datum] verleend door [lidstaat]» bevat, wordt op de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dezelfde aantekening geplaatst, tenzij de internationale bescherming bij een definitief besluit van die andere lidstaat is ingetrokken.
3. Indien uit een verzoek van de autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie aan Onze Minster blijkt dat de internationale bescherming van de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 45a, met daarop de aantekening als bedoeld in het eerste lid, door deze lidstaat is overgenomen, alvorens deze lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, wordt de aantekening op de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 45a, dienovereenkomstig gewijzigd.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid.
1. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen kan worden ingetrokken, indien:
a. de vreemdeling een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer buiten het grondgebied van de Europese Unie, dan wel zes jaar of langer buiten Nederland heeft verbleven; of
b. de vreemdeling een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt.
2. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met de aantekening, bedoeld in artikel 45c, kan worden ingetrokken, indien:
a. er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan een van de misdrijven of daden, bedoeld in artikel 1, onder F, van het Vluchtelingenverdrag dan wel heeft aangezet tot of anderszins heeft deelgenomen aan deze misdrijven of daden; of
b. de vreemdeling feiten verkeerd heeft weergegeven of heeft achtergehouden, of valse documenten heeft gebruikt, en dit doorslaggevend is geweest voor de verlening van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28.
3. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt ingetrokken, indien:
a. de vreemdeling langdurig ingezetene is geworden in een andere lidstaat van de Europese Unie; of
b. de verblijfsvergunning op frauduleuze wijze is verkregen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste, tweede en het derde lid.
Het bij of krachtens de artikelen 23, 24 en 24a bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.
1. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen af te wijzen en de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33, is het bij of krachtens artikel 39 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
2. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag van de vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33, tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in te willigen, zonder daarop de aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, te plaatsen, is het bij of krachtens artikel 39 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
3. Indien Onze Minister voornemens is om de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met daarop de aantekening als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, in te trekken, is artikel 41 van overeenkomstige toepassing.
1. Op de aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
2. De termijn voor het geven van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste voor zes maanden worden verlengd, indien er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag.
3. Onze Minister stelt de vreemdeling in kennis van de verlenging.
1. De EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt verleend met ingang van de datum waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet.
2. Indien de vreemdeling de aanvraag tot verlening van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dan wel de gegevens waaruit blijkt dat aan de voorwaarden wordt voldaan, niet tijdig heeft ingediend en hem dit niet is toe te rekenen, wordt de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen verleend met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 dan wel artikel 28 afloopt.
O
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «onder e of f» vervangen door: onder c of d.
2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «onder c» vervangen door: onder c of d.
3. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel d door een puntkomma, na onderdeel d een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. 45b, tweede lid, onder d of e.
P
Artikel 79, eerste lid, komt te luiden:
1. Deze afdeling is slechts van toepassing indien beroep wordt ingesteld tegen:
a. een besluit omtrent een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33;
b. een besluit omtrent een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33;
c. een besluit omtrent de intrekking dan wel wijziging van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met daarop de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid;
d. een besluit omtrent tijdelijke bescherming of toepassing van artikel 45, vierde lid, indien de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het voornemen van dat besluit te geven.
Q
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt slechts rekening gehouden indien deze relevant kunnen zijn voor:
a. de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33;
b. de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 45a van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33;
c. de beschikking omtrent de intrekking dan wel wijziging van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 45a met daarop de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid;
d. de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64.
2. Het zevende lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. deze gegevens niet relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 of de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 45a van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33, een beschikking omtrent de intrekking dan wel wijziging van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 45a met daarop de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, of omtrent de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64;
Artikel 5, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inburgering komt te luiden:
c. de vreemdeling die ingevolge de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte heeft voldaan aan een inburgeringsvereiste om de status van langdurig ingezetene in de zin van richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 16), gewijzigd door richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132) te verkrijgen;
1. Een op grond van artikel 21 verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, met daarop de aantekening «EG-langdurig ingezetene», wordt aangemerkt als een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a.
2. Een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 21, met daarop de aantekening «EG-langdurig ingezetene», wordt aangemerkt als een aanvraag van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a.
3. Een bezwaarschrift tegen een beschikking waarin de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 21, met daarop de aantekening «EG-langdurig ingezetene», wordt afgewezen, wordt aangemerkt als een bezwaarschrift tegen een beschikking waarin de aanvraag tot verlening van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a wordt afgewezen.
4. Een ingesteld beroep tegen een op bezwaar genomen beslissing waarin de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 21, met daarop de aantekening «EG-langdurig ingezetene», wordt afgewezen, wordt aangemerkt als een ingesteld beroep tegen een in bezwaar genomen beslissing waarin de aanvraag tot verlening van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a wordt afgewezen.
5. Een ingesteld hoger beroep tegen een uitspraak waarin het ingesteld beroep tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 21, met daarop de aantekening «EG-langdurig ingezetene», ongegrond wordt verklaard, wordt aangemerkt als een ingesteld hoger beroep tegen een uitspraak waarin het ingestelde beroep tot verlening van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 45a ongegrond wordt verklaard.
Indien artikel I, onderdeel G, van de Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 2012, 258) later in werking treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdeel G, onder 2, van die wet te luiden:
2. Het vierde lid, eerste volzin, komt te luiden:
Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 is ingediend door een langdurig ingezetene uit een andere lidstaat van de Europese Unie of diens gezinslid, kan de termijn voor het geven van de beschikking in afwijking van het tweede lid in bijzondere gevallen verband houdend met de complexiteit van de aanvraag, voor ten hoogste drie maanden worden verlengd.
Indien artikel I, onderdeel L, van de Wet modern migratiebeleid later in werking treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdeel N, artikel 45e (nieuw) van deze wet te luiden:
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (33 293) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel D komt te luiden:
Artikel 19 komt te luiden:
2. Onderdeel J komt te luiden:
J
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel d, door een puntkomma, aan dat lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in het bezit van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, indien de verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet, aan de vreemdeling, is overgedragen aan Nederland op grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239).
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De verblijfsvergunning die ambtshalve wordt verleend in de situatie bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt verleend binnen twee weken nadat de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf zich overeenkomstig artikel 54, eerste lid, onder e, heeft aangemeld.
3. Onderdeel L komt te luiden:
L
Aan artikel 34 wordt aan het eind van het eerste lid een volzin toegevoegd, luidende:
De periode van verblijf op grond van artikel 14, van de vreemdeling aan wie op grond van artikel 28, onderdeel e, ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, wordt aangemerkt als rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c.
4. Onderdeel M, tweede lid, komt te luiden:
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder e, wordt verleend met ingang van de datum waarop de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 is ingetrokken.
5. Onderdeel N, artikel 45b (nieuw), eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, tweede lid, bij een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, welke niet is verleend op grond van artikel 29, eerste lid;
2. Onderdeel e vervalt.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2012 ingediende voorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (33 293) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d, door een puntkomma, aan dat lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die voldoet aan de in artikel 29, tweede lid, gestelde voorwaarden.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De verblijfsvergunning die ambtshalve wordt verleend in de situatie bedoeld in het eerste lid, onder e, wordt verleend binnen twee weken nadat de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf zich overeenkomstig artikel 54, eerste lid, onder e, heeft aangemeld.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
E
Artikel 45b (nieuw), eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, die is verleend op grond van artikel 29, tweede lid, bij een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, welke niet is verleend op grond van artikel 29, eerste lid;
2. Onderdeel e vervalt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,