Ontvangen 13 mei 2013
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel A, vervalt.
Met dit amendement wordt geregeld dat bij het herhaald begaan van het strafbare feit, bedoeld in artikel 108, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) of het strafbare feit, bedoeld in artikel 108a van de Vw 2000 dan wel het achtereenvolgens begaan van beide strafbare feiten niet langer een zwaar inreisverbod kan worden uitgevaardigd.
Met dit amendement wordt voorkomen dat illegaal verblijf op zichzelf een misdrijf kan worden en daarmee dat illegale vreemdelingen als misdadigers te boek komen te staan. Hierdoor wordt ook het bieden van hulp aan deze kwetsbare mensen onder geen beding strafbaar. Dit amendement regelt dat de herhaling van een overtreding als bedoeld in artikel 108a van de Vw 2000 (illegaal verblijf) of van een overtreding als bedoeld in artikel 108, zesde lid van de Vw 2000 (verblijf in weerwil van een inreisverbod) niet zal leiden tot het opleggen van een «zwaar inreisverbod». Verblijf in weerwil van een «zwaar inreisverbod» is strafbaar gesteld als een misdrijf (artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht). Hierop staat een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie (ten hoogste € 7.800). Met dit amendement wordt gewaarborgd dat het «zwaar inreisverbod» alleen wordt toegepast op de groep mensen voor wie het is bedoeld (artikel 66a, zevende lid, onderdelen a tot en met d van de Vw 2000). Dit zijn vreemdelingen die zijn veroordeeld voor een misdrijf waarop een gevangenisstraf van drie jaar of meer staat; die een gevaar voor de openbare orde zijn; die een ernstige bedreiging vormen; of aan wie als gevolg van een verdrag of in het belang van de internationale betrekkingen van Nederland ieder verblijf dient te worden ontzegd.
Voortman