Gepubliceerd: 22 oktober 2012
Indiener(s): Frans Weekers (staatssecretaris financiƫn) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn huisvesting kopen en verkopen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33405-8.html
ID: 33405-8
Origineel: 33405-2

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 oktober 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Het in onderdeel U opgenomen artikel 10bis.1, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 komt te luiden:

2. Onder bestaande eigenwoningschuld als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan de eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3.119a, eerste lid, zoals dat artikel luidde op 31 december 2012, die:

a. de belastingplichtige, die op 31 december 2012 niet een zodanige eigenwoningschuld had, in 2012 had op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van een eigen woning, voor zover de belastingplichtige in 2013 weer een zodanige eigenwoningschuld heeft;

b. in 2013 ontstaat, voor zover deze hoger is dan de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld ingevolge het eerste lid, ten gevolge van een op 31 december 2012 bestaande onherroepelijke, schriftelijke overeenkomst van de belastingplichtige tot verwerving van een eigen woning, of

c. in 2013 ontstaat, voor zover deze hoger is dan de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld ingevolge het eerste lid, ten gevolge van een op 31 december 2012 bestaande onherroepelijke, schriftelijke overeenkomst van de belastingplichtige tot het verrichten van onderhoud aan of tot verbetering van de woning, voor zover het onderhoud of de verbetering in 2013 voltooid is.

b. Het in onderdeel U opgenomen artikel 10bis.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een kapitaalverzekering eigen woning, een spaarrekening eigen woning of een beleggingsrecht eigen woning is een op 31 december 2012 bestaande kapitaalverzekering eigen woning als bedoeld in artikel 3.116, tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2012, een op 31 december 2012 bestaande spaarrekening eigen woning als bedoeld in artikel 3.116a, tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2012, onderscheidenlijk een op 31 december 2012 bestaand beleggingsrecht eigen woning als bedoeld in artikel 3.116a, derde lid, zoals dat luidde op 31 december 2012, indien het ter zake van het betreffende product overeengekomen gegarandeerde kapitaal op 31 december 2012, of bij het ontbreken daarvan, het op grond van de betreffende overeenkomst zoals die luidde op 31 december 2012 te betalen bedrag, nadien niet is verhoogd en de looptijd na 31 december 2012 niet is verlengd.

2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de belastingplichtige in 2013 heeft, indien de belastingplichtige in 2012 een kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, onderscheidenlijk beleggingsrecht eigen woning, had, indien het ter zake van het betreffende product overeengekomen gegarandeerde kapitaal in 2012, of bij het ontbreken daarvan, het op grond van de betreffende overeenkomst zoals die in 2012 luidde te betalen bedrag, niet hoger is dan dat in 2012 op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van de eigen woning, doch ten hoogste het kapitaal, onderscheidenlijk het bedrag van dat product, in 2013;.

c. Het in onderdeel U opgenomen artikel 10bis.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «de rekeninghouder» vervangen door: de rekeninghouder of zijn partner.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «de eigenaar van het beleggingsrecht» vervangen door: de eigenaar van het beleggingsrecht of zijn partner.

d. Het in onderdeel U opgenomen artikel 10bis.8, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 komt te luiden:

1. Voor zover een kapitaalverzekering eigen woning, een spaarrekening eigen woning of een beleggingsrecht eigen woning wordt omgezet in een andere soortgelijke verzekering, een andere soortgelijke spaarrekening of een ander soortgelijk beleggingsrecht, en indien het overeengekomen gegarandeerde kapitaal op 31 december 2012, of bij het ontbreken daarvan, het op grond van de betreffende overeenkomst zoals die luidde op 31 december 2012 te betalen bedrag, nadien niet is verhoogd en de looptijd na 31 december 2012 niet is verlengd, wordt de laatstgenoemde verzekering, de laatstgenoemde spaarrekening, onderscheidenlijk het laatstgenoemde beleggingsrecht, voor de toepassing van dit hoofdstuk geacht een voortzetting te zijn van de eerstgenoemde verzekering, de eerstgenoemde spaarrekening, onderscheidenlijk het eerstgenoemde beleggingsrecht.

2

In het slotformulier wordt «Staatblad» vervangen door «Staatsblad» en wordt «ministers» vervangen door: ministeries.

TOELICHTING

I. Algemeen

Deze nota van wijziging bevat, naast een aantal technische wijzigingen van het voorstel van wet, een wijziging die is opgenomen om twee onbedoelde beperkingen van het overgangsrecht weg te nemen. Tevens wordt een door de leden Depla en Blok, tijdens de behandeling van een door hen ingediend wetsvoorstel met betrekking tot de fiscale facilitering van banksparen, toegezegde aanpassing gedaan.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1, onder a

Artikel I, onderdeel U (artikel 10bis.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 10bis.1, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bevat, naast een technische verbetering, een wijziging die is opgenomen om twee onbedoelde beperkingen van het overgangsrecht weg te nemen.

Door deze wijziging vallen ten eerste ook onherroepelijke verplichtingen van belastingplichtigen die wel een op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld hebben onder het overgangsrecht. De voorheen voorgestelde tekst voor onherroepelijke verplichtingen was namelijk onbedoeld uitsluitend van toepassing op belastingplichtigen die op 31 december 2012 geen eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a, eerste lid, zoals dat artikel luidde op 31 december 2012, hadden. Hierdoor zou een op 31 december 2012 overeengekomen aankoop van een duurdere woning niet volledig onder het overgangsrecht vallen. Er zou dan alleen overgangsrecht gelden voor de op 31 december 2012 al bestaande schuld. Door deze wijziging valt echter ook het meerdere ten opzichte van de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld onder het overgangsrecht, voor zover dat meerdere ontstaat in 2013 ten gevolge van de in 2012 overeengekomen verplichting.

Ten tweede geldt door deze wijziging het overgangsrecht ook voor op 31 december 2012 onherroepelijk en schriftelijk overeengekomen onderhouds- of verbeteringsverplichtingen in verband met een bestaande eigen woning. De voorheen voorgestelde tekst was namelijk onbedoeld uitsluitend van toepassing indien ook een verplichting tot de verwerving van een eigen woning was overeengekomen. Hierdoor zou een overeenkomst tot onderhoud van een bestaande eigen woning niet onder het overgangsrecht vallen. Door deze wijziging vallen dus ook verplichtingen voor de bestaande eigen woning onder het overgangsrecht. Ook deze uitbreiding van het overgangsrecht geldt uitsluitend voor zover in 2013 ten gevolge van de in 2012 overeengekomen verplichting een hogere schuld is ontstaan ten opzichte van de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld. Daarnaast wordt bepaald dat het overgangsrecht uitsluitend van toepassing is voor zover het onderhoud of de verbetering in 2013 is voltooid.

Onderdeel 1, onder b

Artikel I, onderdeel U (artikel 10bis.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De in dit onderdeel opgenomen wijzigingen van artikel 10bis.2, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 betreffen een technische aanpassing die is voortgekomen uit overleg met banken en verzekeraars over de betreffende bepaling. In de bij het wetsontwerp voorgestelde tekst komt de bedoeling van de bepaling onvoldoende tot uitdrukking.

De kapitaalverzekering eigen woning (KEW) kent zowel een variant met een gegarandeerd verzekerd kapitaal, als een variant waarbij de premie wordt belegd zonder gegarandeerd kapitaal. De spaarrekening eigen woning (SEW) kent ook zowel een variant met een gegarandeerd kapitaal als een variant op inlegbasis. Het beleggingsrecht eigen woning is er uitsluitend in een variant zonder gegarandeerd eindkapitaal. Indien het gaat om een variant zonder gegarandeerd kapitaal, derhalve een product op basis van een te betalen premie- of inlegbedrag, dan kan er wel een doelkapitaal zijn overeengekomen.

De voorgestelde wijziging van artikel 10bis.2 van de Wet IB 2001 brengt tot uitdrukking dat de producten met een gegarandeerd kapitaal, enkel onder het overgangsrecht vallen indien het ter zake van het betreffende product overeengekomen kapitaal na 31 december 2012 niet is verhoogd. Indien een gegarandeerd kapitaal ontbreekt, dan geldt dat het product onder het overgangsrecht valt, indien het op grond van de betreffende overeenkomst zoals die luidde op 31 december 2012 te betalen bedrag (premie of inleg), niet is verhoogd.

Daarnaast wordt de voorwaarde toegevoegd dat de looptijd in dat geval na 31 december 2012 niet mag zijn verlengd, omdat met een verlenging van de looptijd hetzelfde effect bereikt kan worden als met een verhoging van het te betalen bedrag.

Met de zinsnede «het op grond van de betreffende overeenkomst zoals die luidde op 31 december 2012 te betalen bedrag» wordt bereikt dat producten waarbij is overeengekomen dat een wijziging van de rentestand leidt tot een wijziging van de te betalen bedragen, ook onder het overgangsrecht vallen. Een dergelijke verhoging van de premie of de inleg is een contractueel voorziene verhoging, die er daarom niet aan af doet dat het product onder het overgangsrecht valt. Ten overvloede wordt opgemerkt dat voor producten met een gegarandeerd kapitaal de enige voorwaarde is dat dit kapitaal niet is verhoogd, zodat een wijziging van de premie door een wijziging van de rentestand, ook voor deze producten geen gevolgen heeft voor de toepassing van het overgangsrecht.

Onderdeel 1, onder c

Artikel I, onderdeel U (artikel 10bis.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Met deze aanpassing van artikel 10bis.5, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 wordt een tijdens de behandeling van het inmiddels tot wet verheven wetsvoorstel van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld, door de indieners toegezegde aanpassing gedaan1.

In het bij het ten gevolge van dat wetsvoorstel ingevoerde artikel 3.116a van de Wet IB 2001, waarin de bepalingen inzake het voordeel uit SEW en beleggingsrecht eigen woning (BEW) is opgenomen, is een niet beoogd verschil ontstaan met de bepalingen inzake het in het huidige artikel 3.116 van de Wet IB 2001 opgenomen voordeel uit KEW. Dat betreft de omstandigheid dat de SEW en BEW – anders dan de KEW – niet kunnen worden afgesloten door een belastingplichtige als de woning wel een eigen woning is voor diens partner, maar niet voor de belastingplichtige zelf. Dit niet beoogde verschil wordt met de onderhavige wijziging weggenomen. Dit wordt bereikt door aan artikel 10bis.5 van de Wet IB 2001, waarin de voor het overgangsrecht met het huidige artikel 3.116a van de Wet IB 2001 overeenkomende bepalingen zijn opgenomen, toe te voegen dat ook sprake kan zijn van een SEW of BEW indien het de eigen woning van de partner van de rekeninghouder (de wijziging onder 1), onderscheidenlijk de partner van de eigenaar van het beleggingsrecht (de wijziging onder 2) betreft.

Onderdeel 1, onder d

Artikel I, onderdeel U (artikel 10bis.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 10bis.8, eerste lid, van de Wet IB 2001 betreft een technische aanpassing die is voortgekomen uit overleg met banken en verzekeraars over de betreffende bepaling. In de bij het wetsontwerp voorgestelde tekst komt de bedoeling van de bepaling onvoldoende tot uitdrukking. De toelichting bij deze wijziging is opgenomen in onderdeel 1, onder b.

Onderdeel 2

Slotformulier

Met deze wijziging van het slotformulier worden twee verschrijvingen gecorrigeerd.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers