Ontvangen 28 maart 2013
De ondergetekende stelt het volgende subamendement voor:
Het amendement- Recourt/Schouw (stuk nr. 8) wordt als volgt gewijzigd:
I
Na de aanhef wordt de aanduiding «I» ingevoegd.
II
Na onderdeel I worden twee onderdelen toegevoegd:
II
In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een nieuwe derde lid ingevoegd, luidende:
3. Een aanvraag van een gezinslid als bedoeld in artikel 29, tweede lid, tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen, indien gezinshereniging mogelijk is in een derde land waarmee de vreemdeling, bedoeld in artikel 29, eerste lid, of het desbetreffende gezinslid bijzondere banden heeft.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste lid en het tweede lid, onder g tot en met l» vervangen door: het eerste lid, het tweede lid, onder g tot en met l, en het derde lid.
III
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het een vergunning betreft die is verleend aan een gezinslid als bedoeld in artikel 29, tweede lid, en dat gezinslid niet of niet langer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven onderhoudt met de vreemdeling, bedoeld in het artikel 29, eerste lid.
2. In het tweede lid vervalt «onder a of b,».
Met het amendement op stuk 33 293, nr. 8 wordt het nareisbeleid aangepast, zodat het voortaan ook geldt indien de gezinsband is gevormd in een derde land, bijvoorbeeld in een vluchtelingenkamp. Tevens wordt de nationaliteitseis die volgt uit het huidige artikel 29, eerste lid, onder e en f, Vw2000 geschrapt.
Dit subamendement voegt daaraan toe dat op grond van het nieuwe artikel 31, derde lid, Vw2000 zal worden getoetst of het gezinsleven in een derde land kan worden uitgeoefend (het nieuwe artikel 31, derde lid, Vw2000). In dat geval bestaat immers geen noodzaak gezinshereniging in het kader van het nareisbeleid toe te laten (zie artikel 12, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn).
De wijziging van artikel 32 Vw2000 vormt een implementatie van artikel 16, eerste lid, onder b, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, dat het mogelijk maakt om een verblijfsvergunning voor gezinshereniging in te trekken indien het huwelijk of de relatie wordt verbroken. In de memorie van toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 is gemeld dat de verblijfsvergunning asiel voor nareizigers niet kan worden ingetrokken indien het huwelijk of de gezinsband met de hoofdpersoon wordt verbroken (Kamerstukken II 1998/99, 26 732, nr. 3, blz. 39). De gezinsherenigingsrichtlijn maakt hier echter geen onderscheid: de bevoegdheid bestaat ongeacht het type vergunning van de nareizigers (asiel of regulier). De indiener ziet geen aanleiding om hier in de toekomst onderscheid te blijven maken tussen het soort verblijfsvergunning voor gezinshereniging.
Azmani