Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2013
Tijdens het wetgevingsoverleg van 15 april jl. (Kamerstuk 32 528, nr. 13) over het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (Kamerstukken 33 293), is een motie ingediend door het lid Schouw c.s. waarin wordt verzocht om de leges voor de vervanging van een verblijfsdocument van asielstatushouders, overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag, zo veel mogelijk gelijk te stellen aan die voor Nederlanders1. Deze motie is op verzoek van de indiener aangehouden.
Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg aangegeven dat ik deze motie ontraad. Voor de hoogte van de leges voor een vervangend verblijfsdocument voor asielstatushouders heb ik aansluiting gezocht bij de leges die worden geheven bij de vervanging van reguliere verblijfsdocumenten.
In het kader van deze motie Schouw verzocht uw Kamer mij het onderzoek dat de IND heeft uitgevoerd naar de mate van fraude en misbruik ten aanzien van vermiste asieldocumenten toe te sturen. Dit onderzoeksrapport is bij brief d.d. 23 april jl. aan uw Kamer toegezonden2.
Vervolgens verzocht uw Kamer mij als reactie op de motie Schouw nader toe te lichten waarom de leges voor vervanging van een verblijfsdocument hoger zijn dan die voor vervanging van een Nederlands identiteitsdocument en om inzicht te geven in de opbouw van de kostprijs van de leges van een vervangend document.
Artikel 29 Vluchtelingenverdrag
In de motie staat dat overeenkomstig artikel 29 van het Vluchtelingenverdrag de leges voor de vervanging van een verblijfsdocument zo veel mogelijk gelijkgesteld moeten worden aan die voor Nederlanders. Zoals de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft aangegeven in de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel nationale visa3, is in artikel 29, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag bepaald dat de Verdragsluitende Staten vluchtelingen niet aan andere of hogere rechten, heffingen of belastingen, van welke benaming ook zullen onderwerpen dan die welke worden of kunnen worden geheven ten aanzien van hun onderdanen in soortgelijke omstandigheden. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat geen der bepalingen van het voorgaande lid een belemmering vormt voor de toepassing op vluchtelingen van de wetten en voorschriften betreffende de heffingen met betrekking tot de verstrekking aan vreemdelingen van administratieve documenten, waaronder begrepen identiteitspapieren. Het vervangend document wordt gerekend tot de administratieve documenten in de zin van artikel 29, tweede lid, van het Vluchtelingenverdrag.
Verschil in hoogte leges vervanging verblijfsdocument en identiteitsdocument
Nog los van het feit dat uit artikel 29, tweede lid van het Vluchtelingenverdrag volgt dat er wel degelijk verschil mag bestaan nu een verblijfsrechtelijk document eveneens een administratief document betreft, is de reden voor dit verschil gelegen in het feit dat aan de vervanging van een vreemdelingendocument hogere kosten zijn verbonden doordat de IND hiervoor extra taken moet verrichten. De leges kostprijs (nacalculatie 2009) voor een vervangend vreemdelingendocument bedraagt € 228 en voor een vervangend Nederlands identiteitsdocument € 42,85. Voor een nadere toelichting op de redenen waarom hogere leges gevraagd worden voor de vervanging van een vreemdelingendocument, verwijs ik naar de antwoorden van 27 januari 2011 van de toenmalige minister voor Immigratie en Asiel op vragen van het toenmalige lid van de Tweede Kamer, de heer Spekman4, en naar mijn antwoorden op de vragen van lid Schouw van 27 februari 20135.
Opbouw kostprijs vervangend document
Uw Kamer heeft tevens gevraagd hoe de kostprijs van de leges voor een vervangend verblijfsdocument zijn opgebouwd. Hiervoor verwijs ik naar de brief van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van 31 januari 2012 aan uw Kamer6.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven