Ontvangen 19 juni 2012
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In de beweegreden wordt na «stijging van de levensverwachting» ingevoegd: en de mogelijkheid te introduceren van het op verzoek van de pensioengerechtigde geheel of gedeeltelijk eerder of later laten ingaan van het ouderdomspensioen.
II
In artikel I, onderdeel G, wordt aan het slot een onderdeel toegevoegd, luidende:
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Voor de persoon wiens ouderdomspensioen op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, eerder ingaat, en die als hij geen verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, zou hebben ingediend, in de hierna bedoelde periode verzekerd zou zijn geweest, wordt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, de aldaar bedoelde korting niet toegepast over de periode gelegen tussen de datum waarop zijn ouderdomspensioen eerder ingaat en de datum waarop het ouderdomspensioen zou zijn ingegaan, indien geen verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, zou zijn gedaan.
III
Na artikel I, onderdeel G, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:
Ga
In paragraaf 1 van hoofdstuk III worden na artikel 13a drie artikelen ingevoegd, luidende:
Indien het ouderdomspensioen op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, geheel of gedeeltelijk later ingaat, wordt op het met toepassing van de artikelen 9, 9a en 13, eerste lid, vastgestelde bruto-ouderdomspensioen dat later ingaat en op de met toepassing van de artikelen 10, 11 en 13, tweede lid, vastgestelde bruto-toeslag die later ingaat, een verhoging van 6,5% toegepast per jaar dat het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk later ingaat. Deze verhoging gaat in op de dag van de maand waarin het later ingaande ouderdomspensioen op verzoek van de pensioengerechtigde alsnog geheel of gedeeltelijk ingaat.
1. Indien het ouderdomspensioen op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 16c, eerste lid, geheel of gedeeltelijk eerder ingaat, wordt op het op grond van de artikelen 9, 9a en 13, eerste en vierde lid, vastgestelde bruto-ouderdomspensioen, dat eerder ingaat een procentuele korting toegepast per jaar dat het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder ingaat.
2. Het kortingspercentage, bedoeld in het eerste lid, wordt zodanig berekend dat toepassing van dit percentage leidt tot een korting van 6,5% op het netto-ouderdomspensioen.
3. Ter compensatie van de tot de pensioengerechtigde leeftijd te betalen premie voor de algemene ouderdomsverzekering wordt het bruto-ouderdomspensioen, na toepassing van de procentuele korting, bedoeld in het eerste lid, tot de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd met een compensatie.
4. De wijze van berekenen van het kortingspercentage, bedoeld in het tweede lid, en de compensatie, bedoeld in het derde lid, wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Het kortingspercentage, bedoeld in het tweede lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
5. Een herziening van het bruto-ouderdomspensioen in verband met een wijziging van het kortingspercentage, bedoeld in het eerste lid, of een wijziging van de wijze van berekenen van de compensatie, bedoeld in het derde lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
Indien een geheel ingegaan ouderdomspensioen of een gedeeltelijk ingegaan ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16a, tweede lid, op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 16a, derde lid, wordt verlaagd, wordt op het met toepassing van de artikelen 9, 9a en 13, eerste lid, vastgestelde bruto-ouderdomspensioen, dat alsnog later ingaat en op de met toepassing van de artikelen 10, 11 en 13, tweede lid, vastgestelde bruto-toeslag die alsnog later ingaat, een verhoging van 6,5% toegepast per jaar dat het ouderdomspensioen alsnog geheel of gedeeltelijk later ingaat. Deze verhoging gaat in op de dag van de maand waarin het alsnog later ingaande ouderdomspensioen op verzoek van de pensioengerechtigde alsnog geheel of gedeeltelijk ingaat.
Gb
Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de verhoging, bedoeld in artikel 13b.
Gc
Na artikel 16 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 16 gaat het ouderdomspensioen op verzoek van de belanghebbende, geheel of gedeeltelijk later in. Het later ingaande ouderdomspensioen gaat in met ingang van de dag van de maand die overeenkomt met de dag waarop de verjaardag van de belanghebbende valt. Het verzoek wordt ingediend bij de aanvraag, bedoeld in artikel 14.
2. Indien de belanghebbende verzoekt het ouderdomspensioen gedeeltelijk later te laten ingaan wordt het ouderdomspensioen dat niet later ingaat, vastgesteld in een of meer delen van 10%.
3. Op verzoek van de pensioengerechtigde kan een op of na de datum van inwerkingtreding van dit artikel geheel ingegaan ouderdomspensioen met een of meer delen van 10% worden verlaagd, of een gedeeltelijk ingegaan ouderdomspensioen als bedoeld in het tweede lid met een of meer delen van 10% worden verhoogd of verlaagd. Een verzoek als bedoeld in de eerste zin kan slechts driemaal worden gedaan, met dien verstande dat bij het laatste verzoek slechts kan worden verzocht het ouderdomspensioen alsnog geheel te laten ingaan. Het aldus verlaagde ouderdomspensioen of verhoogde of verlaagde gedeeltelijke ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.
4. Bij een verzoek om uitstel kan het ouderdomspensioen niet later ingaan dan drie jaren na de dag waarop de pensioengerechtigde de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
5. Indien een verzoek om uitstel wordt gedaan op of na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, kan het geheel of gedeeltelijk uitstel van het ouderdomspensioen niet eerder ingaan dan een jaar voor de dag, waarop het verzoek is gedaan.
6. Op verzoek van de pensioengerechtigde gaat het gehele ouderdomspensioen alsnog in. Het gehele ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.
Een verzoek als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, kan niet worden gedaan indien de verzoeker recht heeft op een remigratie-uitkering als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Remigratiewet.
1. In afwijking van artikel 16 gaat het ouderdomspensioen op verzoek van de belanghebbende geheel of gedeeltelijk eerder in. Het eerder ingaande ouderdomspensioen gaat in met ingang van de dag van de maand die overeenkomt met de dag waarop de verjaardag van de belanghebbende valt.
2. Indien de belanghebbende verzoekt het ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder te laten ingaan wordt het ouderdomspensioen dat eerder ingaat, vastgesteld in een of meer delen van 10%.
3. Op verzoek van de pensioengerechtigde kan een gedeeltelijk ingegaan ouderdomspensioen als bedoeld in het tweede lid met een of meer delen van 10% worden verhoogd. Het aldus verhoogde gedeeltelijk ingaande ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.
4. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt alleen ingewilligd indien de verzoeker met ingang van de eerste dag van de maand na die waarin het ouderdomspensioen eerder ingaat per maand structureel een netto inkomen, met inbegrip van het eerder ingaande ouderdomspensioen, heeft dat hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand.
5. Het ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan twee jaren voor de dag waarop de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en in ieder geval niet eerder dan de dag waarop de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt.
6. Indien de belanghebbende een verzoek doet als bedoeld in het eerste lid zal het ouderdomspensioen, met inachtneming van het vijfde lid, niet eerder ingaan dan op de dag, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, van de maand waarin het verzoek is gedaan.
7. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in het vierde lid wordt verstaan. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het vierde lid.
Gd
Aan artikel 18 worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Indien de artikelen 13b en 13d van toepassing zijn, wordt de verhoging, bedoeld in die artikelen, ook op de overlijdensuitkering toegepast.
8. Indien artikel 13c van toepassing is, wordt de korting, bedoeld in dat artikel, ook op de overlijdensuitkering toegepast.
IV
Artikel I, onderdeel H, vervalt.
V
In artikel I, onderdeel J, wordt na «vervangen door: de artikelen» ingevoegd: 13b, 13c, 13d, 16a, 16c,.
VI
In artikel I, onderdeel N, wordt na «In artikel 48, vijfde lid, » ingevoegd: wordt «de artikelen 14 tot en met 26, 31 en 33» vervangen door «de artikelen 13, vierde lid, 13b, 13c, 13d, 14 tot en met 26, 31, 33 en 33a» en.
VII
Na artikel I, onderdeel N, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Na
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid, wordt «de aanvraag» vervangen door: de aanvraag of het verzoek.
2. In het derde lid wordt «de aanvrager daarvan» vervangen door: de aanvrager daarvan of de verzoeker daarom.
VIII
Artikel I, onderdeel P, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «wordt een artikel» vervangen door: worden twee artikelen.
IX
Artikel II, onderdeel A, onder b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «worden twee leden» vervangen door: wordt een lid.
2. In het tweede lid wordt «om een voorschot als bedoeld in artikel 22» vervangen door: als bedoeld in artikel 16c.
3. Het derde lid vervalt.
X
Artikel II, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «worden» vervangen door «wordt» en wordt de zinsnede «tot zesde en zevende lid, twee leden» vervangen door: tot vijfde en zesde lid, een lid.
2. In het vierde lid wordt «een voorschot te vragen op het ouderdomspensioen op grond van artikel 22, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet» vervangen door: het ouderdomspensioen met toepassing van artikel 16c van de Algemene Ouderdomswet geheel of gedeeltelijk eerder te laten ingaan.
3. Het vijfde lid vervalt.
XI
In artikel VII wordt aan het slot voor de punt ingevoegd: en flexibilisering ingangsdatum AOW.
Met dit amendement wordt de mogelijkheid geïntroduceerd het AOW-pensioen op een zelf gekozen moment in te laten gaan. Burgers hebben er behoefte aan om de overgang tussen werk en pensioen zelf vorm te geven. Het gaat hierbij om de vraag wanneer men met pensioen wil gaan en of de overgang van werk naar pensioen ineens plaatsvindt of juist meer geleidelijk. Wanneer langer doorwerken niet mogelijk of wenselijk is, dan kan men er voor kiezen het AOW-pensioen op te nemen vóór de AOW-leeftijd, maar niet eerder dan de dag waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Dit kan ook in deeltijd. Het aantal jaren dat het AOW-pensioen eerder kan ingaan is maximaal 2 jaar. Het later laten ingaan van het AOW-pensioen is mogelijk tot maximaal 3 jaar na de dag waarop men de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Ieder jaar eerder of later stoppen met werken leidt tot een verlaging cq. verhoging van het AOW-pensioen met een actuarieel neutraal percentage voor de rest van het leven.
Het eerder of later opnemen van het AOW-pensioen in deeltijd kan in stappen van 10%. Eenmaal ingegaan AOW-pensioen kan zowel verhoogd als verlaagd worden.
Na de aanname van dit amendement wordt in het opschrift van het wetsvoorstel na «van de pensioenleeftijd» ingevoegd «en introductie van de mogelijkheid om op verzoek het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan» en wordt na «pensioenrichtleeftijd» ingevoegd: en flexibilisering ingangsdatum AOW.
Vermeij Hamer