Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 1 maart 2012 en het nader rapport d.d. 27 maart 2012, aangeboden aan de Koningin door de minister van Infrastructuur en Milieu. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 27 december 2011, no. 11.003133, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot intrekking van de Wet op de Raad voor de Wadden en van de Wet op het Waddenfonds, met memorie van toelichting.
Om de bestuurlijke organisatie van het Waddengebied te vereenvoudigen, regelt het voorstel de opheffing van de Raad voor de Wadden. Daarnaast regelt het voorstel de decentralisatie van het Waddenfonds naar de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 december 2011, nr. 11.003133, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 1 maart 2012, nr. W14.11.0535/IV, bied ik U hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst daarbij een enkele kanttekening. Hieronder ga ik in op het advies van de Afdeling.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Wet op de Raad voor de Wadden heeft de Raad voor de Wadden de bevoegdheid op verzoek of uit eigen beweging de bij het Waddengebied betrokken provincies en gemeenten te adviseren over aangelegenheden met betrekking tot het Waddengebied. Volgens de toelichting zal de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI) voortaan de regering of de Staten-Generaal adviseren over aangelegenheden van algemeen belang betreffende het Waddengebied en kan de RLI ook de waddenprovincies en -gemeenten van advies dienen.2
De Afdeling merkt op dat ingevolge de Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur de RLI tot taak heeft de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over strategische vraagstukken inzake de duurzame ontwikkeling van de leefomgeving en infrastructuur. Aan de RLI is destijds geen bevoegdheid toegekend tot het uitbrengen van adviezen aan provincies en gemeenten.3
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en daarbij aan te geven waarom een wettelijke regeling van de bevoegdheid tot het uitbrengen van adviezen aan provincies en gemeenten niet noodzakelijk wordt geacht.
De Afdeling leest in de slotopmerking van paragraaf 2, onderdeel 1, van de memorie van toelichting de attributie van een adviesbevoegdheid voor de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI), waarvoor een wettelijke grondslag in de Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur ontbreekt.
Naar aanleiding van deze kanttekening is de memorie van toelichting aangepast.
De desbetreffende slotzin is geschrapt, omdat bij nader inzien geen behoefte bestaat aan een adviesrol voor de RLI ten aanzien van de Waddengemeenten of -provincies. Voorheen kende de Raad voor de Wadden wel uitdrukkelijk zo’n adviesbevoegdheid4, maar van die bevoegdheid is in de afgelopen jaren vrijwel geen gebruik gemaakt door de provincies en gemeenten. Mocht in de toekomst in een voorkomend geval toch behoefte ontstaan om specifiek advies te vragen aan de RLI, dan kunnen de Waddengemeenten- of provincies dit in het Regiecollege Waddengebied kenbaar maken en aan de regering verzoeken ter zake advies te vragen aan de RLI.5
Ook een eventueel ambtshalve advies («uit eigen beweging») van de RLI met betrekking tot het Waddengebied aan de regering kan in dit Regiecollege worden besproken en langs die weg worden voorgelegd aan de in dat college participerende Waddengemeenten- en provincies.
In de toelichting staat dat het huidige Regionaal College Waddengebied zal worden omgevormd tot een Regiecollege Waddengebied. In dit college vindt voortaan afstemming plaats over beleid, beheer en investeringen van de betrokken partijen met betrekking tot het waddengebied.6
De Afdeling merkt op dat uit de toelichting niet blijkt wat de juridische status van dit college is, door wie het wordt ingesteld en over welke bevoegdheden het college al dan niet gaat beschikken. Gezien de doelstelling van vereenvoudiging van de bestuurlijke organisatie van het Waddengebied acht de Afdeling duidelijkheid op dit punt gewenst.
De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
De Afdeling mist in de memorie van toelichting informatie over het nieuwe Regiecollege Waddengebied voor wat betreft de juridische status, door wie het college wordt ingesteld en welke bevoegdheden aan het college worden toegekend.
De informatie in de memorie van toelichting is op deze punten summier, omdat het college nog in de oprichtingsfase verkeert. Naar verwachting wordt het Regiecollege medio 2012 ingesteld. Naar aanleiding van de kanttekening van de Afdeling is (§ 2, onderdeel 3, van) de memorie van toelichting aangevuld en verduidelijkt.
Artikel 2, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet (Fv-wet) vereist dat in de toelichting met redenen omkleed en met kwantitatieve gegevens gestaafd wordt, welke de financiële gevolgen zijn van een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies of gemeenten. Ook op grond van de Bestuursafspraken 2011–2015 dient «het Rijk bij beleidsvoornemens die relevant zijn voor provincies en gemeenten inzicht te geven in de financiële consequenties (art. 2 Fv-wet)». 7
De Afdeling merkt op dat in de toelichting niet wordt aangegeven welke de financiële gevolgen zijn van de voorgestelde wijziging in de taken van de waddenprovincies. Uit de brief aan de Tweede Kamer van de Minister van I&M van 8 februari 2011 blijkt dat het Waddenfonds volledig wordt overgedragen aan de provincies, rekening houdend met de in het regeerakkoord afgesproken efficiencykorting van 5 miljoen euro per jaar.8
De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
Naar aanleiding van de kanttekening van de Afdeling is de memorie van toelichting aangevuld met een paragraaf (§ 4) over de financiële gevolgen van de decentralisatie van het Waddenfonds. De financiële verantwoording vindt uiteraard ook plaats in het Jaarverslag 2011 Ministerie Infrastructuur en Milieu (XII).
Voor een redactionele kanttekening verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
Tenslotte zij opgemerkt dat de redactionele kanttekening van de Afdeling is gevolgd: de tekst van Artikel IV is conform aangepast.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
J. P. H. Donner
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde (gewijzigde) voorstel van wet en de (gewijzigde) memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
− In artikel IV de zinsnede «, waarbij (...) 1 januari 2012» vervangen door: en kan terugwerken tot en met 1 januari 2012 (in lijn met de toelichting, § 3. Decentralisatie Waddenfonds en aanwijzing 168 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).