Gepubliceerd: 28 oktober 2011
Indiener(s): Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU)
Onderwerpen: immigratie migratie en integratie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33068-2.html
ID: 33068-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat wenselijk is de positie van minderjarige vreemdelingen die als gevolg van langdurig verblijf in Nederland zijn geworteld, te versterken door in de Vreemdelingenwet 2000 te verankeren dat aan hen een verblijfsvergunning kan worden verleend;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 15 van de Vreemdelingenwet 2000 komt te luiden:

Artikel 15

In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 14, tweede lid, wordt bepaald dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14, kan worden verleend onder een beperking verband houdend met:

  • a. gezinshereniging en gezinsvorming aan gezinsleden van Nederlanders en van vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e of l;

  • b. verblijf als in Nederland gewortelde vreemdeling aan de vreemdeling die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en die:

    • 1°. als minderjarige feitelijk behoort of behoorde tot het gezin van een vreemdeling wiens aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 bij onherroepelijk geworden beschikking is afgewezen; en

    • 2°. als minderjarige mede vanwege aan de overheid toe te rekenen handelen of nalaten gedurende ten minste acht jaren in Nederland heeft verbleven en zich gedurende die periode niet aan het toezicht heeft onttrokken;

  • c. verblijf als in Nederland gewortelde vreemdeling aan de vreemdeling die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en die als alleenstaande minderjarige vreemdeling mede vanwege aan de overheid toe te rekenen handelen of nalaten gedurende ten minste vijf jaren in Nederland heeft verbleven en zich gedurende die periode niet aan het toezicht heeft onttrokken.

ARTIKEL II

1. Indien artikel I, onderdeel F, van de Wet modern migratiebeleid eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in artikel I van deze wet artikel 15 als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel a wordt «gezinshereniging en gezinsvorming» vervangen door: verblijf als familie- of gezinslid.

B

In de onderdelen b en c wordt «verblijf als in Nederland gewortelde vreemdeling» vervangen door: niet-tijdelijke humanitaire gronden.

2. Indien artikel I, onderdeel F, van de Wet modern migratiebeleid later in werking treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdeel F, van die wet te luiden:

F

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «gezinshereniging en gezinsvorming» vervangen door: verblijf als familie- of gezinslid.

2. In de onderdelen b en c wordt «verblijf als in Nederland gewortelde vreemdeling» vervangen door: niet-tijdelijke humanitaire gronden.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Immigratie en Asiel,