Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een referendum te houden over invoering van een verbod op de bouw van minaretten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
referendum, bedoeld in artikel 2.
Er wordt een raadplegend referendum gehouden over de invoering van een verbod op de bouw van minaretten.
1. Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de drieënveertigste dag voor de dag van de stemming, bedoeld in artikel 13, eerste lid, bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.
De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor het referendum.
1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor het referendum de kiesgerechtigdheid van personen die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor het referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3a van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
3. Het verzoek kan worden ingediend met ingang van de dag waarop deze wet in werking is getreden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend.
4. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beslissen op het verzoek uiterlijk op de zevende dag nadat zij dit hebben ontvangen, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
5. De artikelen D 3, derde tot en met zesde en negende lid, en D 8 van de Kieswet zijn van toepassing.
Voor het houden van het referendum wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.
1. Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.
2. Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is.
3. Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor het referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoende aantal plaatsvervangende leden.
De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op als hoofdstembureaus voor het houden van het referendum.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.
1. De dag van de stemming wordt zo spoedig mogelijk bij koninklijk besluit bepaald. Het koninklijk besluit wordt in het Staatsblad geplaatst.
2. Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de datum waarop deze wet in werking is getreden.
3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 1 september niet meegeteld.
1. Indien binnen de in artikel 13, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, de gemeenteraden of het Europese Parlement plaatsvinden, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de dag van de stemming voor die verkiezing, onderscheidenlijk voor een van die verkiezingen.
2. Bij toepassing van het eerste lid zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.
1. Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt vermeld «Bent u voor of tegen de invoering van een verbod op de bouw van minaretten?» en wordt aan de kiezer de keuze geboden zich voor of tegen een verbod op de bouw van minaretten uit te spreken. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede lid tot en met vijfde lid, J 4, J 5, J7, J8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 22 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel J5 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming, bedoeld in artikel 13;
b. in artikel J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming, bedoeld in artikel 13;
c. in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen: het referendum;
d. in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het referendum;
e. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de naam van de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake de vraag, genoemd in artikel 15.
1. Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden in een andere gemeente met een kiezerspas.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel K 1 blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden,» buiten toepassing;
b. in de artikelen K3, eerste en tweede lid, K8, tweede lid, K10, eerste en vierde lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming.
1. Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in de artikelen L 7, L 8, eerste en tweede lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming;
b. in artikel L 9 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 6 van de Wet referendum minarettenverbod;
c. in de artikelen L 11, eerste lid en L 14, eerste lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen: drieënveertigste dag voor de dag van stemming.
1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij het referendum door een kiezer die op de drieënveertigste dag voor de stemming, bedoeld in artikel 13 zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming wegens zijn beroep of werkzaamheden of wegens het beroep of de werkzaamheden van zijn echtgenoot, geregistreerd partner, levensgezel of ouder buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de naam van de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de vraag, genoemd in artikel 15;
b. artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet dicht;
c. in artikel M 8, vierde lid wordt in plaats van «nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen onherroepelijk is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld;
d. in artikel M 9, tweede lid wordt in plaats van «de periode vanaf de zesendertigste dag tot en met de tweeënveertigste dag na de kandidaatstelling» gelezen: de week voor de stemming;
e. in artikel M 10, vierde lid, wordt in plaats van «de voorzitter van het hoofdstembureau» gelezen: de voorzitter van het centraal stembureau.
1. Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.
2. De artikelen N 1 tot en met N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 5 de zinsnede «en voegen deze lijstgewijze bijeen» buiten toepassing blijft.
1. Het stembureau stelt vast:
a. het aantal stemmen dat voor een verbod op de bouw van minaretten is uitgebracht;
b. het aantal stemmen dat tegen een verbod op de bouw van minaretten is uitgebracht;
c. het aantal blanco stemmen
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het aantal ongeldige stemmen.
2. De artikelen N 7 en N 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet;
b. in artikel N8 in plaats van «artikel N7» wordt gelezen: artikel 21.
1. Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter de in artikel 21 bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
2. Artikel N 9, tweede, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen wordt: verdeeld in stemmen voor en stemmen tegen een verbod op de bouw van minaretten;
b. artikel N 9, vierde lid, onder b, gelezen wordt: het aantal stembiljetten dat het pak bevat.
1. Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de totalen van de in artikel 21 bedoelde aantallen stemmen vast.
2. Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen, onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van het hoofdstembureau.
1. De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 12, tweede lid, in plaats van «nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld;
b. in artikel N 12, derde lid, in plaats van «op grond van de Kieswet of op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedragingen» gelezen wordt: op grond van deze wet strafbaar gestelde gedragingen;
c. in artikel N 13 in plaats van «nadat is beslist over de toelating van de gekozen leden tot het vertegenwoordigend orgaan» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld.
1. De burgermeester draagt er zorg voor dat de niet op grond van artikel 26 of N 13 van de Kieswet naar de officier van justitie overgebrachte verzegelde pakken na drie maanden nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld, worden vernietigd.
2. Van de vernietiging van de verzegelde pakken wordt proces-verbaal opgemaakt.
1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 21 bedoelde aantallen stemmen vast.
2. Artikel O 2, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing.
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
1. De voorzitter van het hoofdstembureau doet terstond een afschrift van het proces-verbaal, bedoeld in artikel 30 naar het centraal stembureau overbrengen en doet tegelijkertijd het proces-verbaal ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage leggen. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld.
2. De voorzitter van het hoofdstembureau doet tevens de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 25, aan het centraal stembureau toekomen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het referendum.
Onmiddellijk nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot de werkzaamheden ter vaststelling van de uitslag van het referendum.
1. Het centraal stembureau onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en de hoofdstembureaus, en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus.
2. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het centraal stembureau tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus besluiten. besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N, paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
3. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het centraal stembureau tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.
1. Indien het centraal stembureau besluit dat het referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus, geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan Onze Minister.
2. Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stembureaus een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door Onze Minister.
3. Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.
Het centraal stembureau stelt vast:
a. het totale aantal stemmen dat voor een verbod op de bouw van minaretten is uitgebracht;
b. het totale aantal stemmen dat tegen een verbod op de bouw van minaretten is uitgebracht;
c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het totale aantal ongeldige stemmen.
Het centraal stembureau stelt vervolgens vast welk percentage van de kiesgerechtigden dat bij de stemming een geldige stem heeft uitgebracht zich:
a. voor een verbod op de bouw van minaretten heeft uitgesproken;
b. tegen een verbod op de bouw van minaretten heeft uitgesproken, en
c. een blanco stem heeft uitgebracht.
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van het centraal stembureau.
2. Artikel P 20, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing.
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de uitslag van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
2. Artikel P 22, tweede en derde lid, van de Kieswet is van toepassing.
De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk openbaar door plaatsing van een afschrift van het proces-verbaal in de Staatscourant.
De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze Minister.
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met stembiljetten die op grond van artikel 34, tweede lid, naar het centraal stembureau zijn overgebracht.
2. Hij vernietigt deze pakken, alsmede de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 25, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Geen beroep kan worden ingesteld tegen:
a. een besluit van het stembureau, het hoofdstembureau of de burgemeester inzake het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag van het referendum;
b. het besluit, bedoeld in artikel 13, eerste lid.
Een belanghebbende kan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen besluiten van het centraal stembureau inzake het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag van het referendum.
Bij de behandeling van de in artikel 44 bedoelde beroepen gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:
a. In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes dagen.
b. Artikel 7:1 en titel 8.3 blijven buiten toepassing.
c. In afwijking van artikel 8:41, tweede lid, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.
d. De Afdeling behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan het bestuursorgaan wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.
Degene die bij het referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
1. Degene die bij het referendum door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of eens anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
Degene die bij gelegenheid van het referendum enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen van de stem bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan het referendum deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Degene die bij het referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij het referendum als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Degene die bij het referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij het referendum te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
1. Degene die bij het referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft de kiezer die zich door gift of belofte tot het bij volmacht stemmen laat omkopen.
1. Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 51 tot en met 54 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde rechten worden uitgesproken.
2. Bij veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens een van de in de artikelen 46 en 49 tot en met 53 omschreven misdrijven, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht worden uitgesproken.
Degene die bij het referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
Degene die bij het referendum een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht bij het referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.
De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 16 van deze wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.
De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.
De in de artikelen 46 tot en met 54 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven beschouwd en de in de artikelen 56 tot en met 60 bedoelde strafbare feiten als overtredingen.
1. Wanneer bij of krachtens deze wet voorgeschreven verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zouden vallen, treedt de eerstvolgende dag, geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijnde, daarvoor in de plaats.
2. Voor zover de bepaling van de tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geen zaterdagen, zondagen of algemeen erkende feestdagen aangewezen.
3. Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,