Gepubliceerd: 23 september 2011
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: immigratie migratie en integratie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32843-5.html
ID: 32843-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 23 september 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

I

ALGEMEEN

1

     

1.

Inleiding

1

2.

Inhoud van het wetsvoorstel

2

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2009/52/EG.

De leden van de VVD-fractie stellen samen met de regering vast dat de uiterste datum waarop de implementatie moet zijn gerealiseerd al verstreken is. Kan de regering uiteenzetten wat de consequenties zijn van het niet halen van deze deadline?

De leden van de PvdA-fractie zijn ingenomen met een verdere aanscherping van de Wav en steunen de wijziging van de wet. Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van de wetswijziging en willen nog een aantal punten aan de orde stellen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voornemen van de regering om de richtlijn 2009/52/EG te implementeren. Deze leden onderschrijven de doelstelling van de richtlijn om illegale immigratie tegen te gaan en verwachten dat de voorgestelde sancties en maatregelen richting werkgevers die zich schuldig maken aan illegale tewerkstelling hieraan zullen bijdragen. De leden willen ten aanzien van het wetsvoorstel graag nog een paar vragen voorleggen aan de regering.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

2. Inhoud van het wetvoorstel

De leden van de VVD-fractie constateren dat de notificatieplicht voor werkgevers geldt wanneer zij een vreemdeling in dienst hebben waarvoor geen tewerkstellingsvergunning nodig is. Deze leden willen graag weten in hoeveel gevallen (ten opzichte van situaties waarbij wel een tewerkstellingsvergunning is vereist, dan wel sprake is van een kennismigrant) dit het geval is? Correspondeert de boete van het niet melden (het niet toepassen van de notificatieplicht) met de boete van het niet hebben van een tewerkstellingsvergunning? In hoeveel procent van de gevallen zal naar verwachting de melding niet hoeven plaats te vinden, omdat de werkgevers reeds uit hoofde van andere bepalingen een meldingsplicht heeft? Wat gebeurt er met werkgevers die zich niet hoeven melden omdat ze al uit hoofde van andere bepalingen een meldingsplicht hebben, maar zich hier niet aan houden?

Daarnaast constateren de leden van de VVD-fractie dat de regering toelicht dat er wordt gestreefd naar een zo eenvoudig mogelijke procedure voor alle werkgevers met betrekking tot de meldingsplicht. Kan de regering uitleggen hoe deze meldingsplicht er in de praktijk uit zal zien?

De leden van de VVD-fractie stellen dat het op dit moment al zo is dat de bevoegde instantie (de Belastingdienst) via afdracht loonbelasting en premies op de hoogte gesteld wordt van nieuwe werknemers. In de memorie van toelichting wordt niet gemeld waarom een dergelijke melding niet voldoet als het werknemers uit derde landen betreft. De leden van de VVD-fractie willen graag weten of de hiervoor genoemde situatie niet een afdoende melding is. De bevoegde instantie is in hun visie immers op de hoogte. Bovendien kan een extra melding extra administratieve lasten opleveren.

Hierop aansluitend willen de leden van de VVD-fractie van de regering graag in brede zin weten waarom het hebben van een tewerkstellingsvergunning niet voldoende is om aan de voorwaarden van de Europese richtlijn te voldoen?

De leden van de VVD-fractie stellen dat het doel van de richtlijn het tegengaan van illegale immigratie van derde-landers in de EU door het aanpakken van illegale tewerkstelling is. Zij vragen zich af wat deze notificatieplicht nu daadwerkelijk toevoegt. Bevoegde instanties zijn (bijvoorbeeld door het afgeven van een tewerkstellingsvergunning, maar ook bij kennismigranten) in Nederland toch al op de hoogte van de tewerkstelling van deze arbeiders. Waarom is er dan nog een notificatieplicht? Dit lijkt dubbelop. Bovendien wordt door een notificatieplicht, volgens de leden van de VVD-fractie, fraude niet tegengegaan. Naar de verwachting van deze leden zullen werkgevers die illegale personen in dienst hebben deze niet opeens gaan melden bij de instantie, dan wel zullen deze niet afgeschrikt worden door een notificatieplicht. Kan de regering hier uitgebreid op ingaan?

De leden van de VVD-fractie constateren dat bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) bepaald zal worden in welke gevallen de melding niet hoeft plaats te vinden indien de werkgevers reeds uit hoofde van andere bepalingen een meldingsplicht heeft. Deze leden benadrukken dat onnodige extra administratieve lasten niet wenselijk zijn en vragen aan de regering in welke situaties meldingen niet noodzakelijk zijn. Kan de regering hierop ingaan?

De leden van de VVD-fractie stellen dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) mogelijkheden bevat voor uitsluiting van subsidies, mits de desbetreffende subsidieregeling erin voorziet dat het subsidie-uitsluitingsysteem van de Wet Bibob van toepassing is. In hoeveel gevallen is dit uitsluitingssysteem niet van toepassing? Welke mogelijkheden zijn er dan om de subsidie te verlagen of in te trekken?

De leden van de PvdA-fractie vragen aan de regering hoe de regering de voorgestelde verdere aanscherping van de Wav gaat handhaven? Stelt de regering meer capaciteit van de arbeidsinspectie beschikbaar om deze aanscherping effectief te kunnen handhaven? Zo ja, om hoeveel fulltime-equivalent (fte) gaat het dan?

De leden van de PVV-fractie vragen waarom niet is gekozen voor aparte wetgeving met betrekking tot legale en illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, aangezien hun positie op de arbeidsmarkt totaal verschillend is.

De leden van de PVV-fractie constateren dat in de memorie van toelichting wordt gesproken over illegaal tewerkgestelde vrijwilligers. Dit is volgens deze leden een contradictio in terminis. Of men is tewerkgesteld met de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden of men is actief als vrijwilliger. Wordt met de term «illegaal tewerkgestelde vrijwilligers» wellicht bedoeld illegalen die werkzaamheden verrichten met als tegenprestatie onderdak, voeding en dergelijk, maar geen beloning? Zo niet, kan de regering toelichten wie hiermee dan worden bedoeld?

Met betrekking tot de meldingsplicht hebben de leden van de PVV-fractie de volgende vragen aan de regering. Is een termijn van uiterlijk twee werkdagen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden niet erg kort? Aan welke instantie wordt gedacht, bij wie een melding van de tewerkstelling moet plaatsvinden? Krijgt degene die de melding verricht een bewijs dat de melding is ontvangen?

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat in de memorie van toelichting wordt stilgestaan bij de reeds bestaande mogelijkheid om uitzettingskosten van illegale arbeidskrachten te verhalen op de werkgever waarbij ze in dienst waren. Dit kan langs twee wegen: enerzijds op grond van artikel 6.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en anderzijds door verdiscontering in de boetes die op grond van de Wav kunnen worden opgelegd. De leden van de PVV-fractie vragen in hoeveel van de gevallen dit ook daadwerkelijk geschiedt en of de «kan»-bepaling niet beter kan worden vervangen door een bepaling, waarbij dit altijd zal gebeuren.

Ook vragen de leden van de PVV-fractie of de regering kan toelichten welke financiële gevolgen en/of gevolgen voor de administratieve lasten met de voorgestelde wijziging zijn gemoeid.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Raad van State constateert dat het wetsvoorstel op een aantal punten verder gaat dan de richtlijn. Zo is er voor gekozen om de regels uit de richtlijn ook van toepassing te verklaren op werkgevers van legaal verblijvende derde-landers. De leden van de CDA-fractie willen hierop graag een nadere toelichting. Indien mensen legaal in Nederland verblijven, kan arbeid toch onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan? Kan de regering uitleggen in hoeverre de voorgestelde regels deze mogelijkheid in de praktijk verder zullen inperken?

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat ook onbezoldigd werk (vrijwilligerswerk) onder de werking van de wet is gebracht, terwijl de richtlijn spreekt over bezoldigde activiteiten. Ook op dit punt vernemen deze leden graag een nadere toelichting. In hoeverre worden hiermee in de praktijk de mogelijkheden beperkt van mensen die legaal in ons land verblijven om vrijwilligerswerk te verrichten? Biedt de huidige Wav niet al voldoende mogelijkheden om schijnconstructies aan te pakken?

Ten aanzien van de ketenaansprakelijkheid vragen de leden van de CDA-fractie of het wetsvoorstel ruimte laat om in sommige situaties werkgevers te vrijwaren van ketenaansprakelijkheid, bijvoorbeeld indien er sprake is van een strikte vorm van zelfregulering en kwaliteitscontrole. Zij verwijzen hierbij naar initiatieven zoals in de uitzendbranche, waar registratie en certificering een gerichte aanpak van malafide bedrijven mogelijk maakt. Een keerzijde van deze aanpak zou kunnen zijn dat het risico op naheffingen voor bonafide en betrouwbare werkgevers wordt beperkt.

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat het wetsvoorstel ook op het punt van aansprakelijkheid verder gaat dan de richtlijn. Werkgevers die hebben voldaan aan hun verplichtingen (zoals een controle van de identiteitspapieren en de meldingsplicht) zouden naar de mening van deze leden niet aansprakelijk gesteld moeten worden. In het wetsvoorstel leidt een beperkte mate van verwijtbaarheid slechts tot een halvering van de boete. De leden van de CDA-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de proportionaliteit van de voorgestelde sancties bij beperkte verwijtbaarheid.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het voorgestelde artikel 2a een delegatiegrondslag introduceert voor een meldingsplicht voor de werkgever bij de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land. Lidstaten verplichten de werkgevers om nader aan te wijzen instanties in kennis te stellen van de aanvang te de tewerkstelling, binnen een door iedere lidstaat afgegeven termijn. De regering stelt voor om die instantie door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te laten aanwijzen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af welke instantie wordt aangewezen voor de meldingsplicht voor de werkgever bij de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land? Zij stellen vast dat er is gekozen voor een wettelijke termijn voor de melding van uiterlijk twee dagen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. Waarom is voor deze termijn gekozen? Kan de regering toelichten welke bewijsstukken moeten worden overlegd om te voldoen aan de meldingsplicht door werkgevers?

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering voornemens is om de notificatieplicht vorm te geven. Deze leden vragen in welke gevallen de melding niet hoeft plaats te vinden en vragen welke instantie belast gaat worden met de registratie, controle en handhaving.

De leden van de SP-fractie vragen of er andere maatregelen zijn overwogen die terzijde zijn gelegd omdat deze niet in overeenstemming zijn met de detacheringsrichtlijn. De leden vragen als dit het geval is welke maatregelen dit zijn.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om zich binnen de Europese Unie in te zetten om de detacheringsrichtlijn aan te passen teneinde gelijke behandeling en ketenaansprakelijkheid vorm te geven.

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie,

Dekker