Vastgesteld 14 januari 2014
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Financiën hebben op 6 november 2013 overleg gevoerd met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Weekers van Financiën over:
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 31 oktober 2013 met een reactie op de motie van de leden Bergkamp en Monasch (Kamerstuk 32 820, nr. 79) over de Nederlandse filmindustrie (Kamerstuk 32 820, nr. 94);
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 september 2013 betreffende uitstel beantwoording motie-Bergkamp/Monasch (Kamerstuk 32 820, nr. 79) omtrent onderzoek naar een stimuleringsprogramma voor de Nederlandse filmindustrie (Kamerstuk 32 820, nr. 92).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Nieuwenhuijzen-Wijbenga
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler
Voorzitter: Wolbert
Griffier: Zinkstok
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Bergkamp, Monasch, Rutte en Wolbert,
en minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.
Aanvang 10.00 uur
De voorzitter: Ik heet alle aanwezigen welkom bij dit AO over de Nederlandse filmindustrie. We hebben twee bewindspersonen uitgenodigd en die komen beiden ook. Staatssecretaris Weekers komt een kwartier tot een half uur later want hij staat vast in de file. We hebben vijf minuten spreektijd per fractie afgesproken. Een aantal fracties zijn niet aanwezig om redenen van ziekte, geboorte en allerlei andere dingen. Laten we afspreken dat de leden zich toch houden aan de afgesproken spreektijd, maar dat ik wat coulanter zal zijn.
Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Het heeft wat tijd gekost, maar dan heb je wel wat. Na intensieve onderhandelingen op initiatief van D66 ligt er nu een fantastische toezegging van het kabinet om 20 miljoen te investeren in de filmsector. Daardoor worden de filmindustrie, de werkgelegenheid en de innovatie gestimuleerd. Ik ben dan ook erg blij met de brief van minister Bussemaker en staatssecretaris Weekers, en de sector is dat ook. Dat kan ik beide bewindslieden verzekeren.
D66 maakte zich ernstig zorgen over de toekomst van de film in Nederland en vroeg daarom om een onderzoek naar het ongelijke speelveld. Uit dat onderzoek bleek duidelijk dat de ons omringende landen stimuleringsmaatregelen hebben die wij niet hebben. Hierdoor is het maken van een film in Nederland relatief duur. We zagen dan ook dat heel veel Nederlandse filmmakers uitweken naar het buitenland en dat het onaantrekkelijk werd om in Nederland te investeren. Het gevolg hiervan is dat we inkomsten mislopen, bedrijven failliet gaan en dat het toptalent in de productie en postproductie verdwijnt.
De cijfers die in de brief worden genoemd, illustreren deze tendens ook. In 2010 werd al 23% van het productiebudget van de Nederlandse films in het buitenland besteed. In 2012 is dat zelfs toegenomen tot 33%. Sinds 2008 gingen 69 Nederlandse bedrijven die zich richten op productie en postproductie, failliet. Ook de werkgelegenheid binnen de Nederlandse filmsector en audiovisuele sector daalde, terwijl deze in het buitenland juist toenam. Om al deze redenen heeft D66 zich ingezet om in het Herfstakkoord structureel geld vrij te maken voor de filmsector. Dat is gelukt; we gaan het tij keren.
De bewindspersonen hebben in de brief drie verschillende vormen van economische stimuleringsmaatregelen genoemd: de taxshelter, de tax rebate en de cash rebate. We
snappen de voorkeur voor een cash rebate. Ik verwacht dat de minister van Cultuur de verantwoordelijkheid neemt voor het ontwerpen van de regeling en daarbij gebruikmaakt van expertise uit het buitenland en van het Filmfonds en dat ze het veld uitgebreid consulteert zodat de regeling helder en solide is, goed aansluit bij de praktijk en de uitvoeringskosten zo laag mogelijk blijven. Deelt de minister deze visie?
Een belangrijke vraag is ook wie de regeling gaat uitvoeren? In het buitenland zien we dat filmfondsen de regeling uitvoeren omdat er veel expertise bij die fondsen zit. Ik kan me voorstellen dat we in Nederland hetzelfde gaan doen. Graag krijg ik een reactie van de minister.
In het licht van de geschetste problemen en de inhaalslag die de sector moet maken, hoop ik dat er snel een regeling komt. Het lijkt mij een heel mooi streven om de regeling in te voeren voor het Filmfestival van Cannes. Dan hebben we de gelegenheid om onze regeling meteen internationaal onder de aandacht te brengen. Om dat mogelijk te maken moet de regeling wel vrij snel ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Unie. Ik ben dan ook heel benieuwd hoe het proces verder gaat. Ik vraag de minister om het vervolgproces te schetsen en een planning toe te lichten.
Ik ben ook benieuwd naar de verwachte effecten van de cash rebate. Ik heb enige vragen ter inspiratie. Welk positief effect verwacht de minister op economisch gebied? Wordt de cash rebate ook gebruikt om private investeringen aan te trekken? Hoe kunnen we talentontwikkeling, innovatie en kwaliteit maximaal stimuleren? Ziet de minister mogelijkheden om een impuls te geven aan de kwaliteit van het filmonderwijs, bijvoorbeeld met betrekking tot scripts? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er voldoende ruimte komt voor de meer artistieke, kwetsbare film? Een breed aanbod moet toch het doel zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat de stimuleringsmaatregelen kunnen bijdragen aan de bloei van de filmsector in Nederland en ik hoop dat dit akkoord de volgende herfst al voor extra mooie films zal zorgen.
De heer Monasch (PvdA): Voorzitter. Afgelopen vrijdagmiddag was er in de Amsterdamse Pijp een spontane oploop van mensen uit de filmindustrie die verheugd waren over het bericht dat toen bekend was geworden. Nu is het altijd gezellig om op vrijdagmiddag met blije mensen een biertje of iets non-alcoholisch te drinken, maar wat ik direct te horen kreeg in dat samenzijn op het terras was belangrijker. Ik zal geen namen noemen, maar er was een man die geluidsstudio's heeft. Hij was van plan zijn studio's meer en meer te verplaatsen naar België en stond op het punt die investeringsbeslissing te nemen. Hij vertelde dat hij daarvan door deze maatregel afzag. Hij zei: omdat we steeds minder werk hadden, deed ik ook het makkelijke werk waardoor ik minder jonge talenten aannam die dus geen opleiding meer konden krijgen in mijn bedrijf; nu kan ik me weer met grote dingen bezighouden en is er weer ruimte voor jong talent om in mijn bedrijf door te stromen. Een filmproducent, een filmregisseur, zei me dat hij een aantal films had lopen in Engeland en dat hij ging bekijken of hij een aantal daarvan terug kon halen naar Nederland. En daarom ging het uiteindelijk.
Het ging erom de Nederlandse filmindustrie te steunen. Het goede van de regeling is dat we de filmindustrie in ons eigen land behouden, dat we buitenlandse producenten verleiden om naar Nederland te komen, dat er werkgelegenheid komt en dat talentontwikkeling mogelijk is. Misschien wel minstens zo belangrijk is het psychologische effect van het feit dat dit kabinet, samen met de partijen die de regeling mogelijk hebben gemaakt, cultuur ziet staan. De filmsector is namelijk een belangrijke sector in ons brede cultuuraanbod. Het signaal is dus duidelijk. Dat is voor mij al het bewijs hoe belangrijk het is dat dit resultaat er ligt. Ik dank mijn collega van D66 die het voortouw heeft genomen hiervoor en voor het feit dat ik in alle bescheidenheid met hem heb mogen optrekken om dit voor elkaar te krijgen. Maar het is natuurlijk ook mogelijk gemaakt door alle andere partijen die ons hierin steunden en de bereidheid toonden om deze oneerlijke concurrentie weg te halen.
De brief is heel duidelijk, maar deze brief had naar mijn mening ook acht maanden geleden geschreven kunnen worden. Soms gaat het wat langzaam in Den Haag en misschien is acht maanden heel snel in Den Haag. Het is maar net hoe je Den Haag percipieert. Laten we proberen wat snel kan, verder vast te houden. Het gaat nu om de uitvoering. Klaar voor Cannes, zei mijn collega ook al. Het is een goed streven om daar deze heel verse en frisse regeling voor de Nederlandse filmsector te presenteren, die nu al veel belangstelling krijgt van het buitenland. Er zijn voldoende voorbeelden die EU-bestendig en EU-commissieproof zijn. Het lijkt me vrij eenvoudig om die te bekijken en ervoor te zorgen dat er een regeling komt die niet te lang op een bureau bij de EU-commissie hoeft te blijven liggen of in de molen terecht komt. Dat geven we de minister mee. Graag hoor ik hierop een reactie.
Met betrekking tot de uitvoering wordt door velen het Filmfonds genoemd. Ik hoor graag van de minister hoe zij verder kijkt naar de uitvoering.
We kunnen ons goed vinden in de gedachte van de cash rebate, omdat het voor iedereen belangrijk is dat er zo min mogelijk geld blijft hangen aan de strijkstok; het geld moet naar de film toe en de mensen die in de filmsector werken. Graag hoor ik van de minister op welke manier ze hiertegen aankijkt.
We hebben goede rapporten ontvangen. Dat is buitengewoon belangrijk. De minister verwijst in haar brief ook naar het feit dat het belangrijk is dat er een goed evaluatiemoment wordt ingebouwd. Dat is een prikkel voor de sector om te laten zien wat voor prachtige resultaten men boekt met het nu beschikbare geld en het is goed voor ons om de effectiviteit van het beleid te bekijken.
Nogmaals, complimenten aan ieder; dank aan het kabinet dat dit mogelijk is gemaakt, maar nu dus met gezwinde spoed verder met het Festival van Cannes als lichtend voorbeeld voor de wijze waarop we klaar moeten zijn om dit beleid met elkaar te kunnen presenteren.
De heer Rutte (VVD): Voorzitter. Dit is een beetje vreemd debat. Er zitten hier twee coalitiepartijen aan tafel en een partij die deze regeling heel graag wilde en deze bij het Herfstakkoord mede mogelijk heeft gemaakt. Er is vandaag dus eigenlijk geen oppositie aanwezig. Het wordt dus een bijzonder juichend verhaal vandaag. Dat mag. Er is helemaal niets mis met positiviteit in de politiek. We gaan straks allemaal met een uitstekend gevoel naar huis. We gaan nog net niet in polonaise door de deur naar buiten. Dat wou ik maar even gezegd hebben.
Er komt een cash-rebateregeling voor de Nederlandse film. Die komt er omdat het echt nodig was om een level playing field te krijgen in Europa voor de productie van films. Nederland stond in een achterstandspositie. Mijn collega's Bergkamp en Monasch hebben om onderzoek hiernaar gevraagd. Dat is er gekomen en hierin werd aangetoond dat dit zo is. Mij hebben de afgelopen dagen alleen maar juichende berichten uit de filmsector bereikt. Die sector is echt heel gelukkig en het is voor die sector een pak van het hart dat er nu weer een level playing field is zodat er weer in Nederland ontwikkeld en geproduceerd kan worden. Ik snap het enthousiasme; het is ook goed voor de sector.
Ik wil er echter één kanttekening bij maken. Ik vind het enthousiasme om nog meer dan nu al het geval is, als sector afhankelijk te worden van overheidsregelingen, in principe niet goed. Een sector zou intrinsiek zo veel mogelijk op eigen benen moeten willen staan. Ik snap dat een regeling nodig is, maar ik wil tegelijkertijd de minister blijven oproepen om ervoor te zorgen dat we een level playing field in Europa blijven houden, dat we niet beziggaan met een race to the bottom welk land de prachtigste overheidssteun voor de filmsector kan krijgen. Dat proces is eindeloos. Uiteindelijk moeten we die steun terug zien te drukken, want een level playing field kan ook ontstaan doordat andere landen dergelijke regelingen ook niet aanbieden. Ik snap dat dit niet zomaar kan en dat dit een heel ingewikkelde weg is. Zolang het nog niet zover is, is het goed dat we nu met cash rebate een eigen Nederlandse regeling hebben die de filmsector weer in de benen kan helpen, voor zover die grote problemen ondervond.
Mevrouw Bergkamp (D66): Ik als woordvoerder van deze oppositiepartij probeer dit debat spannend te maken door toch een vraag te stellen. Ik ben even in verwarring door het verhaal van mijn collega van de VVD. Het doel van deze regeling is immers om een level playing field te krijgen en dat is wat anders dan een sector die afhankelijk wordt van een regeling. Ik probeer scherp te krijgen of de VVD nu blij is met deze regeling die een kleine bijdrage levert aan een gelijk speelveld, of dat er een ander signaal wordt afgegeven, namelijk dat de sector door deze regeling afhankelijk is. Naar mijn mening is dit laatste absoluut niet het geval; we proberen juist ongelijke concurrentie te bestrijden.
De heer Rutte (VVD): Volgens mij was ik er wel duidelijk in. Het goede van deze regeling is dat het level playing field er komt. De manier van mevrouw Bergkamp om een level playing field te creëren is om, net als in het buitenland, in Nederland een overheidsregeling in het leven te roepen. Ik had liever gezien dat we elders de overheidsregelingen zouden terugdringen om op die manier een level playing field te creëren, maar dat is niet realistisch. Nu maakt de overheid de filmsector toch afhankelijk van zich en als buitenlandse overheden reageren, moeten we ook reageren om weer een level playing field te krijgen en moeten we dus blijven interveniëren van overheidswege. Ik vind dat niet de ideale weg, maar laat duidelijk zijn dat ik wel blij ben dat het level playing field er nu is en dat de filmsector in Nederland op een eerlijke manier kan concurreren met de filmsector in de rest van Europa. Daarover ben ik het volledig eens met mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66): Dank voor deze uitleg. We hebben nu een regeling die hopelijk heel snel van start gaat, maar het blijft natuurlijk work in progress. We zien dat de omliggende landen zich ook weer aanpassen. Ik hoop dus niet dat het betoog van mijn collega van de VVD aangeeft dat het hiermee ten einde is. We vinden het juist belangrijk te blijven kijken naar de ontwikkelingen om ons heen. België had bijvoorbeeld een taxshelter en kijkt nu naar een cash rebate. Die ontwikkeling zien we ook in Luxemburg. Volgens mij moet die ontwikkeling er juist inblijven. De VVD zegt dat het goed is om in Europa te blijven kijken of we er iets aan kunnen doen; en dat is prima. Ik hoop dat mijn collega van de VVD het met me eens is dat de ontwikkelingen nu niet stilstaan, maar juist van start gaan.
De heer Rutte (VVD): Het beweegt inderdaad continu, daarin heeft mevrouw Bergkamp gelijk, maar ik vraag de minister toch om binnen Europees perspectief te blijven benadrukken dat het niet de juiste weg is dat ieder land voor zich weer op zoek gaat naar de allerbeste regeling voor de filmsector. Dan blijven we namelijk met elkaar bezig. Probeer nu de boel een beetje terug te drukken zodat we niet steeds met nieuwe dingen en nog meer overheidsinterventies moeten komen om de filmsector in de benen te houden. Dat vind ik niet goed. We blijven ervoor staan dat ook onze overheid moet zorgen voor een level playing field zodat deze sector op een faire manier kan ondernemen, want dit is een belangrijke culturele en ondernemende sector.
Ik heb een paar inhoudelijke punten. Er is 20 miljoen euro gereserveerd voor de regeling. Wat ons betreft moet het geen openeinderegeling worden. We hebben het dus over 20 miljoen. We kunnen niet onbeperkt investeren en dan weer met cash komen. Als het kabinet dat zou willen, moet daarover een nieuw besluit genomen worden. Ik krijg graag van de minister of de staatssecretaris een reactie hierop.
Mevrouw Bergkamp (D66): Het betreft geen onbeperkte subsidiëring. Misschien ter toelichting, we hebben een structurele regeling afgesproken. En het geldt natuurlijk voor alle regelingen dat je na vier jaar evalueert. Als het goed gaat, zet je de regeling voort, of je past hem wat aan. Als het een ramp is, stop je ermee. Dat is bij alle beleidsdingen belangrijk. Is mijn collega van de VVD het met me eens dat het belangrijk is om een goede evaluatie op te stellen, dat daarin nu de waarde zit? Daarnaast is het juist bij dit soort regelingen belangrijk om tijd aan de regeling te geven. Je hebt niets aan deze regeling voor een jaar. Je moet een aantal jaren ervaring opbouwen en daarvan leren. Ik pleit dus voor een goede evaluatie. Je moet niet nu al zeggen dat we er binnenkort mee stoppen. Dan geef je een heel verkeerd signaal aan de sector.
De heer Rutte (VVD): Ik ben bang dat er sprake is van enige spraakverwarring tussen mevrouw Bergkamp en mij. Ik heb niet gezegd dat we na een jaar met deze regeling moeten stoppen. Ik heb gezegd dat de regeling budgettair ingekaderd is en dat ik vind dat we ons aan die kaders moeten houden. Ik vraag het kabinet op welke manier het kan garanderen dat die 20 miljoen voor deze regeling ook inderdaad 20 miljoen blijft en het geen openeinderegeling wordt.
De regeling moet verder worden uitgewerkt. Er komt een puntensysteem om te bekijken waar de rebate gaat neerslaan. Dat is goed en we zien die uitwerking graag tegemoet. We zien wel graag dat we in de cash-rebateregeling rekening houden met die onderdelen van de filmsector die het zwaarst getroffen worden door het feit dat er op dit moment geen level playing field is. Net als mevrouw Bergkamp heb ik het idee dat vooral bij de productie en de postproductie de hardste klappen vallen en dat daar de meeste winst te halen valt. We zien dan ook graag dat deze sectoren het meest profiteren van het puntensysteem.
Over het beheer van de regeling hebben mijn collega's Bergkamp en Monasch al iets gezegd. Mevrouw Bergkamp pleit ervoor dat dit bij het Filmfonds komt. De heer Monasch denkt dat het beter is dit juist niet te doen. Het Filmfonds heeft veel verstand van film, vooral van het artistieke gehalte van film, maar dit is toch echt een economische regeling die sec uitgevoerd moet worden zonder vermenging met andere cultuurverstrekkingen. Wij vinden dat het Filmfonds het beheer juist niet moet krijgen, maar ik ben benieuwd hoe het kabinet hierover denkt.
Mevrouw Bergkamp (D66): Omdat de heer Rutte mij noemt in zijn betoog, reageer ik even. Ik heb aangegeven dat het logisch zou zijn om te kiezen voor het Filmfonds. Dat vind ik omdat we zien dat in omliggende landen die ervaring is opgebouwd, en niet omdat ik daarvoor persoonlijk een voorkeur heb. Er zijn veel cash rebates in de omgeving waar juist ervoor is gekozen om de uitvoering te laten doen door het Filmfonds. Je ziet bijvoorbeeld dat België terugkomt op een eerdere beslissing. Laten we leren van de ervaringen uit het buitenland en op grond daarvan een goede stelling innemen in plaats van op grond van allerlei persoonlijke voorkeuren die misschien ontstaan. Ik wil het verhaal objectief bekijken. Ik hoop dat mijn collega van de VVD het met me eens is dat het belangrijk is om te putten uit de ervaringen uit het buitenland en die geven de trend aan om te kiezen voor een filmfonds. Het gaat er dan wel om het goed in te kaderen zodat het geld van die cash rebate besteed wordt aan die zaken waarvoor het bedoeld is. Het beheer kan volgens mij dus wel degelijk bij een filmfonds liggen. Kan mijn collega van de VVD reageren op de buitenlandse trends?
De heer Rutte (VVD): Daarop kan ik wel reageren, maar de VVD vindt dat deze regeling sec een financiële regeling is die niet verward moet worden met de huidige taken van het Filmfonds. Deze regeling is een andere manier van subsidiëren, een andere manier van werken, en daardoor is het Filmfonds niet de meest aangewezen uitvoeringsinstantie, ook niet als daarmee in het buitenland goede ervaringen zijn. Laat dit sec een regeling zijn die eenvoudigweg uitgevoerd moet worden, waarbij cash moet neerslaan bij de partijen die daadwerkelijk hebben geïnvesteerd. Dat heeft niets te maken met artistieke toetsing.
Mevrouw Bergkamp (D66): Ik hoor eerlijk gezegd niet echt een antwoord op mijn vraag. De trend in het buitenland, waar heel veel cash rebates zijn, is dat de regeling wordt uitgevoerd door een filmfonds, omdat de uitvoering gecombineerd moet zijn met het hebben van inhoudelijke kennis. In België heeft men eerst niet voor een filmfonds gekozen. Daarvan had men spijt en men is erop teruggekomen. Ik wil graag een antwoord op de vraag of het niet belangrijker is om objectief te kijken naar de trend in het buitenland en op basis daarvan een keuze te maken, in plaats van een soort persoonlijke voorkeur in te brengen. Dat lijkt me juist niet objectief.
De heer Rutte (VVD): Ik blijf bij mijn standpunt dat deze regeling zo objectief mogelijk moet worden uitgevoerd en dat het Filmfonds daarom niet de juiste plek is om de uitvoerig van deze regeling neer te leggen. Daarover zijn mevrouw Bergkamp en ik het overduidelijk niet eens. Daarmee kom ik direct aan het einde van mijn betoog.
De vergadering wordt geschorst van 10.25 uur tot 10.30 uur.
Minister Bussemaker: Voorzitter. Laat ik beginnen te zeggen dat ik als minister van Cultuur heel blij ben met de oplossing die is gevonden voor het probleem van het filmklimaat. Een goed filmklimaat in Nederland is immers van belang voor de doelstellingen van het cultuurbeleid. Het gaat dan primair om het mogelijk maken van een totstandkoming van een diverser aanbod van kwalitatief goede films, zowel kleine artistieke pareltjes als grote publiekstrekkers. Het moet dus om al deze varianten gaan. Dit zeg ik in het bijzonder tegen mevrouw Bergkamp. Daarbij is een level playing field in de filmindustrie van groot belang. Dat helpt zowel Nederland als andere Europese landen om deze doelstelling te realiseren, want we weten dat de filmsector een internationale sector is en dat die zich gemakkelijk verplaatst.
Het heeft inderdaad even geduurd, maar we hebben moeten constateren dat Nederland een nadelige positie had ten opzichte van andere landen. Dan kunnen we twee dingen doen. De heer Rutte zei terecht dat we in Europees verband zouden kunnen afspreken dat alle voorkeursbehandelingen geschrapt moeten worden. Daarover hebben we het dan ook uitgebreid gehad. Het kabinet heeft alleen geconstateerd dat dit nu niet aan de orde is en dat het ons niet gaat helpen. Ik ben het echter helemaal met de heer Rutte eens dat het niet wenselijk is dat in Europees verband een soort concurrentie in beschermingsmaatregelen ontstaat. Tegelijkertijd moeten we constateren dat de Nederlandse filmindustrie ernstig lijdt onder de voorzieningen die andere landen hebben getroffen. Mevrouw Bergkamp gaf hiervan een aantal voorbeelden.
Het is de vraag wat we dan moeten doen. We hebben het echt goed bekeken naar aanleiding van de filmtop, waar dat verzoek via de Kamer nog eens een keer bij ons is neergelegd. Dat vroeg om afstemming tussen verschillende departementen. Dat vroeg er ook om eens goed de diepte in te gaan en te bekijken of er echt een probleem was en op welke manier we dit probleem dan het beste konden oplossen. Kan de filmsector misschien meer gebruik maken van al aanwezige generieke maatregelen, bijvoorbeeld in het kader van het topsectorenbeleid? Zijn er nog andere manieren om het probleem op te lossen?
We hebben uiteindelijk geconstateerd dat het genoemde probleem bestond en dat we naar een oplossing moesten zoeken in het kader van een taxshelter, een tax rebate of een cash rebate. Dat kostte ook enige tijd. Dankzij het begrotingsakkoord is er ook nog financiering hiervan gevonden, want dat probleem hadden we ook nog. Daarmee ben ik dus heel blij omdat we hiermee het filmklimaat in Nederland kunnen stimuleren en dus met recht kunnen zeggen dat we in de toekomst een klimaat in Nederland hebben waarin films als Borgman kunnen worden gemaakt, een film die in Cannes genomineerd was en die nog meedingt naar een Oscar. Borgman is een Nederlandse film en is overigens ook een mooi voorbeeld van een internationale coproductie. Borgman is namelijk samen met de Belgen en de Denen gemaakt. Juist die internationale afstemming kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering.
Ik zei al dat een aantal partijen uit de filmsector, de filmproducenten voorop omdat die er het meeste last van hebben, al vaker hebben gevraagd om een stimuleringsmaatregel. We hebben geconstateerd dat algemene economische maatregelen niet voldoende waren en we zijn dus uiteindelijk uitgekomen op de cash rebate. De Kamer heeft dat in de brief kunnen lezen. Die maatregel gaan we dan ook uitwerken.
De heer Rutte zei dat het nu misschien wel allemaal nodig is, maar dat het ontbreken van een level playing field er niet toe moet leiden dat we de sector al te afhankelijk maken van publiek geld. Ik zei net al dat ik het met hem eens ben dat het absoluut niet wenselijk is dat we in Europees verband een concurrentiestrijd krijgen met betrekking tot het organiseren van steeds meer beschermende maatregelen. We zullen dit probleem dan ook met regelmaat aan de orde stellen bij de Europese Raden. Wij doen dat nu al, evenals verschillende andere bewindslieden. Collega Kamp is hierbij bijvoorbeeld actief betrokken.
Ik ben het ook met de heer Rutte eens dat het van belang is dat de sector zelf moet proberen op eigen benen te staan. Deze regeling mag geen aanleiding zijn om te denken dat de overheid alle problemen oplost. In alle blijdschap die ik zelf heb over de oplossing die we gevonden hebben, wil ik nog één kritische noot kraken. Ik heb zelf aan de filmtop een beetje de indruk heb overgehouden dat er heel veel partijen bij betrokken zijn en dat er wel heel veel naar de overheid wordt gekeken. Je kunt je ook voorstellen dat er meer samenwerking en betrokkenheid in de hele exploitatieketen tot stand komt, om innovatie te bevorderen en met verschillende belangen slim in te spelen op veranderingen in de samenleving in de vorm van technische ontwikkelingen, exploitatievormen etc. Bij die ketensamenwerking moeten niet alleen de producenten betrokken zijn, maar nadrukkelijk ook de kabelmaatschappijen en de exploitanten, bijvoorbeeld de bioscoopexploitanten. Naar mijn idee kunnen die hierin meer met elkaar optrekken en misschien manieren verzinnen om financiering vrij te maken. Dat neemt niet weg dat ook dan een cash rebate nodig zal zijn in het kader van onze internationale positie.
Dat brengt me op de vraag op welke manier we de regeling gaan invullen en organiseren. Mevrouw Bergkamp vraagt me om te zorgen voor een transparante en heldere regeling. Ja, dat gaan we zeker doen. We vinden het van groot belang dat deze regeling goed functioneert, dat die transparant is en zo min mogelijk uitvoeringskosten met zich brengt. Dat was namelijk een van de grootste bezwaren tegen de taxshelter.
Wat gaan we doen? Het voordeel van het feit dat er al zoveel alternatieven in andere Europese landen zijn, is dat dat we hiervan kunnen leren. We gaan bekijken wat er elders is gebeurd. We gaan de regeling verder ontwikkelen samen met de partijen uit de filmsector. Het ligt voor de hand dat mijn departement daarbij het voortouw neemt samen met in het bijzonder het Filmfonds, en ik ben daartoe bereid. In zijn algemeenheid heeft het Filmfonds de meeste expertise van het hele proces van film, niet alleen van de artistieke kant, maar van de hele productiekant. Ik zei al dat we bij de uitwerking ook gaan kijken naar andere landen, met name Duitsland en Luxemburg. Duitsland heeft al heel lang een cash rebate en Luxemburg krijgt hem. We bekijken dan welke elementen uit die landen we mee kunnen nemen. We gaan nu aan de slag met het voorbereiden van de regeling. Hoe die er precies uit komt te zien, is nog niet bekend. Dat moeten we dus met de sector en het Filmfonds gaan verkennen op basis van de ervaringen in het buitenland.
De doelstelling is wel duidelijk. Deze regeling moet twee doelen dienen. Het eerste doel is dat er minder productiegeld uit Nederland wegstroomt. Dat is nu het geval omdat films gemaakt worden in België, Hongarije of waar dan ook. Het tweede doel is dat we meer geld uit het buitenland aantrekken doordat we in Nederland een bedrijvige filmindustrie creëren, wat weer goed is voor het hele filmklimaat. Bij de vormgeving zullen we nadrukkelijk deze twee punten bekijken.
Het is nog moeilijk in te schatten hoeveel kapitaal er uit het buitenland zal komen. Dat is afhankelijk van de inrichting van de regeling. We kunnen echter een deel reserveren voor buitenlandse producties. Waar dat moet zitten, zal een onderdeel zijn van de verdere verkenning. Als de maatregel bijvoorbeeld 30% bijdraagt in de productie-uitgaven voor films in Nederland, dan levert de 20 miljoen die voor de maatregel beschikbaar is, 66 miljoen op aan productievolume voor Nederland. Die multiplier zal gelden voor Nederlandse en buitenlandse films, maar naar het precieze evenwicht moeten we nog kijken.
Dan werd gevraagd wie de regeling gaat uitvoeren. Mevrouw Bergkamp verwees nadrukkelijk naar het Filmfonds, evenals de heer Monasch. De heer Rutte hoorde ik zeggen dat hij niet wist of hij daar nou zo voor was. We hebben nog geen besluit genomen. Ik wil de commissie wel meenemen in de argumentatie waarom we denken dat uitvoering bij het Filmfonds op dit moment wel voor de hand ligt. Er zijn wel een aantal maren en de keuze is niet zomaar. Voor de uitvoering van de maatregel is filmspecifieke kennis nodig. Dat is van belang. Ik ken eigenlijk geen andere organisatie in Nederland die die kennis in het geheel heeft. Ik heb het nadrukkelijk niet primair over artistieke kennis, maar over kennis van de hele productieketen en alle betrokkenen bij de film. Er werden net al een paar voorbeelden genoemd: cameramensen, scenarioschrijvers, vertalers. Wat heb je allemaal nodig en welke kennis heb je daarbij nodig? Binnen Nederland zien we dat al die kennis het meest samenkomt bij het Filmfonds. We constateren ook dat in andere landen die een cash rebate-maatregel hebben, het filmfonds altijd betrokken is bij de uitvoering.
Ik vind het bovendien belangrijk dat we aansluiten bij de bestaande infrastructuur. Ik zei net al dat de uitvoeringskosten zo laag mogelijk moeten zijn. We moeten dus aansluiten bij iets wat we al hebben, en niet een nieuw orgaan opzetten. Het geld kan echter niet zomaar toegevoegd worden aan het budget van het Filmfonds. Ik ben het geheel eens met de heer Rutte dat we een scherp onderscheid moeten aanbrengen tussen de artistieke kant en de economische kant van een film. Voor de artistieke kant hebben we het Filmfonds zoals we het uit de cultuurbegroting van OCW kennen, waarbij het om de culturele afweging gaat. Nu hebben we het over de economische kant van de film. Als de middelen naar het Filmfonds gaan, zal er wat mij betreft wel een soort Chinese muur moeten staan tussen de middelen die het Filmfonds traditioneel krijgt vanuit de OCW-begroting voor de artistieke producties en de middelen, die 20 miljoen, die het Filmfonds nu zou krijgen en een heel ander doel dienen, namelijk het op orde krijgen van het economische productieklimaat. Dat wordt dus een andere regeling die vrij autonoom is en losstaat van de artistieke kwaliteiten.
Bij deze regeling kan het gaan om een artistieke productie die misschien door het Filmfonds wordt goedgekeurd of een productie die misschien helemaal geen betrokkenheid heeft bij het Filmfonds, want dat kan ook. Het gaat alleen om de regeling dat men een deel van het geld dat men aan die productie besteedt, achteraf terugkrijgt. Dat moet heel simpel zijn, maar je moet wel weten wat je technisch gezien nodig hebt voor het maken van een film en je moet erop kunnen vertrouwen dat het hele productieproces dat ingediend wordt voor de cash rebate, goed in elkaar zit. Die toets is wel nodig en daarvoor heb je de kennis nodig die in ieder geval bij het Filmfonds aanwezig is. Ik hoop dat ik hiermee toch ook de heer Rutte een beetje tegemoetgekomen ben. Ik zeg er nog bij dat de producenten hebben aangegeven dat ze heel graag willen dat het Filmfonds de regeling uitvoert. Aan ons is de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die Chinese muur nadrukkelijk zal blijven bestaan en dat we een scherp onderscheid blijven aanbrengen tussen de artistieke, inhoudelijke beoordeling en de economisch-technische beoordeling die nodig is voor de cash rebate.
De heer Rutte vindt dat deze middelen terecht moeten komen bij die onderdelen van de Nederlandse filmindustrie die het zwaarst getroffen worden. Het doel is ook dat het productiekapitaal dat gegenereerd wordt door de cash rebate, gaat naar professionals, filmbedrijven en toeleveranciers die betrokken zijn bij de productie of de postproductie van films. Volgens mij noemde de heer Rutte die voorbeelden ook. We zullen bij de consultatie dus bekijken wat het meest oplevert voor de Nederlandse filmindustrie. Het gaat om zo min mogelijk kosten voor uitvoerbaarheid en een zo groot mogelijk effect op het creëren van een goede bedrijvigheid voor de film.
Ik deel de zorgen over de postproductiesector. Ik zal die meenemen bij de regeling. We moeten bekijken op welke manier we die uit gaan voeren, door middel van een puntenstelsel of anderszins.
De heer Rutte had het nog over die 20 miljoen. De regeling mag inderdaad nooit een openeinderegeling worden. Ik zei net al dat er een Chinese muur moet staan tussen de ene kant, die meeloopt met de cultuurbegroting, en de andere kant, die 20 miljoen. Wellicht kan daaraan ooit iets veranderen, maar als dat gebeurt, zal het op cultureel inhoudelijke gronden moeten gebeuren vanuit het cultuurperspectief van OCW. Voor de 20 miljoen aan de andere kant van de muur geldt dat als de pot leeg is, hij ook leeg is. Er komt jaarlijks 20 miljoen beschikbaar. Het komt er dan wel op aan wie als eerste zijn voorstellen indient. De producenten en de filmmakers weten dan van te voren wat ze krijgen, maar ze weten ook dat de pot niet aangevuld wordt, als die leeg is.
Mevrouw Bergkamp en de heer Monasch vroegen naar het proces en of het allemaal alstublieft zo snel mogelijk kan. Kunnen we alles geregeld hebben voor het Filmfestival van Cannes in mei 2014? Ik heb goede hoop dat we het redden om het hele proces af te ronden voor het Filmfestival van Cannes, maar ik ben niet alleen aan zet. Ik ben afhankelijk van anderen. Ik ben in de eerste plaats afhankelijk van de Kamer. Die zal een amendement moeten voorbereiden om ervoor te zorgen dat de middelen op de OCW-begroting komen, anders kan er geen cash rebate vanuit dat perspectief gemaakt worden. In de tweede plaats heb ik de sector en de kennis van het Filmfonds en anderen nodig om te verkennen hoe de regeling eruit moet zien. Dat kunnen we tegelijkertijd doen en eerlijk gezegd zijn we daarmee al bezig. We verzamelen gegevens, we bekijken wat we kunnen leren van de lessen uit het buitenland en bekijken hoe de regeling eruit moet zien.
Als de partners uit het veld goed meewerken, hoop ik voor het eind van het jaar een conceptregeling te hebben. De regeling is namelijk niet zo heel ingewikkeld omdat hij technisch en niet inhoudelijk van aard is en omdat we al heel veel voorbeelden uit andere landen hebben, waaruit we onderdelen min of meer kunnen kopiëren. De regeling kan dan in januari naar de Europese Commissie. Die moet beoordelen of er sprake is van staatssteun. Dat vormt wellicht nog het grootste struikelblok. Het kan heel snel gaan omdat men in de Europese Commissie ervaring heeft met regelingen uit andere landen, maar we weten zelf uit ervaring ook dat het wel eens lang kan duren. Ik hoop dat dit niet hoeft hierbij. Het is redelijk om een termijn van een aantal maanden te vragen. Ik hoop heel erg dat het lukt. We zullen er in ieder geval alles aan doen om die regeling liever begin dan eind januari bij de Europese Commissie te krijgen, omdat er dan een redelijke termijn is om het daar af te ronden. Ik zeg er nadrukkelijk bij dat de Europese Commissie recentelijk een aantal regelingen heeft goedgekeurd. Wij zullen vooral gebruikmaken van die regelingen zodat het voor de Europese Commissie makkelijker wordt deze regeling te bekijken.
De heer Monasch vroeg naar een evaluatiemoment bij de regeling. Natuurlijk gaan we monitoren op effectiviteit. Mevrouw Bergkamp verwees hier ook naar in het interruptiedebatje met de heer Rutte. Natuurlijk moet er een goede evaluatie komen. Daarna moeten we bekijken of deze oplossing inderdaad de beste was. Het voordeel van de intensieve bestudering van de afgelopen maanden is dat we echt heel goed hebben gekeken naar alle ins en outs van allerlei mogelijkheden. Ik wil bij die evaluatie overigens ook het gebruik door Nederlandse partijen betrekken en wat de partijen verder allemaal zelf doen, indachtig het punt dat ik eerder maakte in reactie op vraag van de heer Rutte. Die vroeg wat de sector zelf bijdraagt om ervoor te zorgen dat men het maximale doet om tot een goede samenwerking te komen, waarbij evenwichtig gebruikgemaakt wordt van de regeling door iedereen die betrokken is bij de filmsector en het hele proces, nu die cash rebate ingevoerd wordt. Daarop wil ik verder nog niet vooruitlopen.
Mevrouw Bergkamp vroeg of de regeling kan bijdragen aan talentontwikkeling, innovatie en verbetering. Ja, ik denk dat meer bedrijvigheid in de filmindustrie sowieso leidt tot meer uitwisseling en kennis, en in die zin dus tot meer innovatie. Ik verwacht dat er meer internationale coproducties worden gemaakt en dat meer buitenlandse producenten gebruik gaan maken van Nederlandse bedrijven en talenten in de filmindustrie. Dat is ook een vorm van innovatie en talentontwikkeling. We zien dat in België de steunmaatregel heeft geleid tot een toename van internationale coproducties en daarmee tot die bedrijvigheid. Door meer bedrijvigheid in de filmindustrie kunnen op allerlei gebieden zowel creatieve als technische professionals behouden worden voor Nederland. Die kunnen vervolgens een stap zetten naar internationaal talent en zich daar verder ontwikkelen. Ik ga er dus van uit dat het bestaan van de regeling hiervoor zelf al zorgt.
Mevrouw Bergkamp vroeg specifiek naar scripts. Het kan een onderdeel van de regeling worden om specifieke zaken te stimuleren. Daarmee moeten we wel oppassen, want hoe meer specifieke zaken er zijn, des te ingewikkelder een regeling wordt. En we willen de regeling simpel houden en gemakkelijk uitvoerbaar. Als het goed is, heb ik hiermee de vragen beantwoord.
Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik kan vrij kort zijn. Volgens mij zijn er geen specifieke vragen aan mij gesteld, maar ik wil toch een paar niet-gestelde vragen beantwoorden. Ik zal het heel kort houden. Overigens excuus voor het feit dat ik later ben aangeschoven. Dat komt omdat ik een uur langer onderweg ben geweest dan normaal.
Ik ben erg blij met de uitkomst van dit debat. Ik weet dat er al een hele tijd wensen leven in de filmsector om in Nederland tot een specifieke regeling te komen. Ik heb zelf bij herhaling de wens van met name D66 gehoord bij de behandeling van het Belastingplan. Die heb ik vanuit mijn verantwoordelijkheid steeds afgehouden, omdat een heel specifieke fiscale regeling voor de filmsector wat mij betreft niet wenselijk is. Deze draagt immers bij aan verder instrumentalisme, terwijl we net met elkaar hebben afgesproken dat we instrumentalisme wat meer uit de fiscaliteit willen drukken.
Tegelijkertijd zie ik evenals de Kamer dat er geen gelijk speelveld bestaat in Europa. Dat heeft het kabinet ook verwoord in de brief. De Kamer heeft hiervoor terecht aandacht gevraagd. Natuurlijk zegt de Kamer: bekijk het eens breed en verschuil je niet bij voorbaat achter een fiscale agenda en bekijk nu eens even heel goed hoe andere landen het doen. Natuurlijk zegt de Kamer: bekijk eens hoe we de filmindustrie een klein beetje kunnen helpen om niet alle geld en talent dat in Nederland beschikbaar is, elders tot besteding te laten komen, want als dat talent eenmaal is vertrokken is het maar de vraag of het nog terugkomt. Ook ik wil dat talent en vooral die economische activiteiten graag behouden voor Nederland.
In de taxshelter, die vaker is geopperd, zit heel veel deadweight loss. Dat hebben we ook in de brief aangegeven. Het geld komt niet terecht waar het het hardste nodig is om producties in Nederland te stimuleren. Dat zagen we bij de taxshelter die we tot 2007 hadden. De film-cv is destijds niet voor niets afgeschaft. We zien ook in België dat er eigenlijk ongelooflijk veel geld gaat zitten in een heel bureaucratische en administratieve tussenlaag. Daarmee zijn de echte ondernemers in deze creatieve industrie niet gediend. Op fiscaal terrein blijft dan de tax rebate over. Op zich kunnen we die wel vormgeven naar analogie van bijvoorbeeld de bekende speur- en ontwikkelingswerkverklaringen (S&O-verklaringen). Dan zouden we een belastingkorting moeten geven en zou een andere instelling dan de Belastingdienst moeten bepalen of een producent in aanmerking komt voor een dergelijke belastingkorting. Dat zou dan toch het Filmfonds of Agentschap NL moeten zijn. De Belastingdienst zou dan moeten zorgen voor de verrekening van die belastingkorting. Specifiek in de filmindustrie loop je ertegen aan dat de loonsommen van producenten vaak klein zijn, omdat er heel vaak met zzp'ers wordt gewerkt. Hoe krijg je dan een tax rebate uiteindelijk financieel verdisconteerd in de businesscase van een producent? Dat is behoorlijk lastig.
De efficiëntste en effectiefste manier is dus de cash rebate die collega Bussemaker met heel veel plezier gaat uitvoeren voor de filmindustrie en ik hoop dat deze daarmee een economische impuls krijgt in Nederland.
Ik heb ook het pleidooi van de heer Rutte gehoord om de uitvoering niet bij het Filmfonds te leggen. Ik heb er heel veel begrip voor dat hij vraagt om de uitvoering niet te vermengen met de artistieke impulsen die het Filmfonds beoogt te geven, terwijl deze regeling bedoeld is als economische impuls om het level playing field wat recht te trekken bij gebrek aan een Europees level playing field. Tegelijkertijd zeg ik in navolging van collega Bussemaker dat we met zijn allen, de VVD voorop, aan een kleinere overheid werken. Als een organisatie met de nodige expertise deze regeling mee kan nemen zonder vermenging van taken en doelen, laten we dan bekijken wat de efficiëntste en effectiefste weg is. Het geld moet echt besteed worden om meer productiecapaciteit in Nederland te creëren, om hiervan ook in Nederland de economische vruchten te kunnen plukken. Ook vanuit mijn beeld op de uitvoeringsorganisatie zoals we die kennen, kan ik geen beter alternatief voor het Filmfonds geven. Het enige alternatief zou Agentschap NL kunnen zijn, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische Zaken. De creatieve industrie is echter een heel specifieke industrie. Bij de beoordeling van een aantal zaken moet je hiervan een goed beeld hebben. Dat beeld bestaat wel bij het Filmfonds. Ik denk dat we dit dossier het snelst hebben vlot getrokken, als het Filmfonds de regeling heel snel kan uitvoeren met inachtneming van die Chinese muur, zonder eerst extra expertise te hoeven opbouwen, zoals collega Bussemaker zei.
Ik moet zeggen dat ook ik blij ben met de uitkomst. Ik denk dat hiermee een goede regeling getroffen wordt. En ere wie ere toekomt: het is uiteindelijk toch de Kamer die hieraan heeft getrokken, in het bijzonder mevrouw Bergkamp en de heer Monasch.
Mevrouw Bergkamp (D66): Ik ben blij met de reactie van beide bewindspersonen. Alle vragen zijn concreet beantwoord, maar ik heb nog wel een vraag voor de staatssecretaris. Ik ben blij dat hij heeft aangegeven dat er draagvlak is voor de manier waarop we de regeling gaan organiseren, namelijk de cash rebate als beste vorm en de uitvoering door het Filmfonds als meest logische keuze. Ik ben blij met die bevestiging. Daarom vond ik het belangrijk dat de staatssecretaris hier vandaag ook aanwezig zou zijn. In de omliggende landen blijken de regelingen soms wat fraudegevoelig. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze regeling? Hoe kunnen we voorkomen dat het geld niet op de goede plek terechtkomt? Welke checks moeten er van tevoren plaatsvinden om dit te voorkomen en welke rol kan bijvoorbeeld het Filmfonds hierbij spelen?
De heer Monasch (PvdA): Voorzitter. Dank aan beide bewindspersonen voor de beantwoording. Misschien ter onderstreping: we gaan niet over andermans portemonnee, maar de minister bracht naar voren om eens te kijken wat er mogelijk is bij de exploitanten, de kabelaars, de sector, nu de overheid heel duidelijk aangeeft aan de kant van de filmsector te staan. We zullen met meer dan gemiddelde belangstelling kijken naar de reactie die deze regeling veroorzaakt bij de filmsector.
Misschien zit ik hier als een soort Chinese muur in de discussie of het Filmfonds wel of niet de regeling moet uitvoeren. Ik heb beide bewindslieden gehoord. Gelet op de kennis van het Filmfonds en de snelheid die we willen maken, is dit volgens mij de kortste weg die, met een goede afspraak over de Chinese muur en een evaluatie of die muur goed gewerkt heeft, voldoende vertrouwen en waarborgen geeft. We kunnen daarin de weg van het kabinet goed volgen.
Het is ook prima dat het geld bij OCW komt. Ik wil nogmaals benadrukken dat het hierbij om cultuur gaat, ook gelet op de opmerking die de staatssecretaris hierover maakte. Wat ons betreft komt een breed aanbod in aanmerking voor deze regeling en zou dat hiervan gebruik moeten kunnen maken. We hoeven hierbij niet alleen naar de niche te kijken.
Over de 20 miljoen werd het toch even terloops gezegd. Wordt het «wie het eerst komt, het eerst maalt» of komt men achteraf met de rekening? Hiernaar moet wel heel goed gekeken worden. Het kan namelijk best zo zijn dat er films in de planning zitten en dat men vast een claim neerlegt. Films kunnen soms heel lang op zich laten wachten en dan is opeens een budget dicht verplicht, terwijl je eigenlijk wilt gaan uitgeven. Graag vraag ik hiervoor de aandacht van de minister of de staatssecretaris. Hoe zit het met aanvragen dicht verplichten, terwijl je wilt uitgeven, maar op gegeven moment al door je kader heen bent? Hoe wordt die afweging gemaakt?
Ten slotte, Cannes. Het werd hier nogmaals benadrukt. Laten we de snelheid er nu in houden. We hebben de goede weg gevonden; laten we het dan ook goed afmaken.
De heer Rutte (VVD): Voorzitter. De VVD is blij dat het kabinet zich blijft inzetten om in Europees verband het level playing field te handhaven. Het wil dat niet doen door steeds met nieuwe regelingen te komen, maar wil ook proberen die een beetje terug te drukken zodat we in ieder geval het huidige veld zo veel mogelijk kunnen stabiliseren en niet continu achter de nieuwste regelingen aan moeten rennen. Dat is namelijk niet goed. Ik ben blij dat de minister inziet dat het enerzijds goed is dat er een level playing field wordt gecreëerd, maar dat het anderzijds aan de filmsector zelf is om niet continu de blik naar de overheid te richten en dat er ook op het gebied van samenwerking in de sector in breed perspectief nog meer te halen valt. Dat deel ik van harte.
Dan kom ik bij het enige punt waarvan we kunnen vinden dat er onenigheid over bestaat en zelfs dat valt ook wel mee. Dat is de rol van het Filmfonds. Het lijkt de VVD volstrekt logisch dat het Filmfonds meedenkt over de uitvoering van deze regeling vanwege zijn kennis over de sector en daarin een grote rol heeft. Voor ons blijft het wel de vraag of het Filmfonds de uitvoerende club moet zijn. Een Chinese muur klinkt op papier heel mooi, maar het blijft een feit dat het Filmfonds er een volstrekt andere taak bij krijgt. Ik zeg niet bij voorbaat dat het niet kan, maar ik wil graag bij de uitwerking van de regeling een toelichting hebben over de vraag welke instantie daadwerkelijk de meest aangewezen is om de regeling uit te voeren. Als dat het Filmfonds is, dan is het zo. Ik vind dat we de suggestie om te bekijken of Agentschap NL de juiste club is om deze regeling uit te voeren, niet bij voorbaat naast ons neer moeten leggen. Ik snap de aanwezige voorkeuren, maar ik zou de bovenstaande suggestie niet bij voorbaat naast ons neerleggen omdat de uitwerking van de regeling nog plaatsvindt. We wachten de uitgewerkte regeling af en kijken er met spanning naar uit. Wij hopen ook dat er snelheid gemaakt kan worden.
De voorzitter: Ik kijk even naar mevrouw Bergkamp. Het was daarnet even onduidelijk of er nog vragen waren blijven liggen of dat ze aan haar tweede termijn begonnen was. Ik wil geen stiefkinderen maken, dus ik wil haar alsnog de gelegenheid geven om uitgebreider te reageren. Het hoeft niet per se, maar het mag natuurlijk wel.
Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Ik had inderdaad begrepen dat er nog een gelegenheid voor vragen was en dat de tweede termijn nog zou komen. Ik zal het heel kort houden.
Er is duidelijk aangegeven dat er een probleem is en dat dit probleem niet vanzelf oplost. We hebben het dan over het ongelijke speelveld. We kunnen Europa aanpakken of we kunnen zelf ons beleid aanpassen. Ik ben heel erg blij dat er gekozen is voor een realistische weg, namelijk om zelf een stimuleringsmaatregel in te voeren.
Ik ben ook heel blij dat de minister heeft toegezegd dat er bij de uitwerking van de regeling naar het buitenland zal worden gekeken. Waarom zouden we het wiel opnieuw uitvinden?
Ik ben ook blij dat er geput zal worden uit de kennis van het Filmfonds en dat tegelijkertijd de sector uitgebreid zal worden geconsulteerd. Ik denk dat draagvlak vanuit de sector heel erg belangrijk is om een goede passende regeling te hebben.
Ik sluit me aan bij de opmerking van de heer Monasch. Volgens mij zijn we beiden blij dat wij de uitwerking van de regeling voor of tijdens het Festival van Cannes gaan halen. Ik snap de opmerking van de minister dat zij afhankelijk is van een aantal ingrediënten. Een van die ingrediënten zal ik zelf inbrengen. Ik zal een amendement indienen, in ieder geval samen met mijn collega van D66, de heer Koolmees, die in het Herfstakkoord veel moeite heeft gedaan voor deze regeling. Ik hoop dat de heer Monasch en eventueel de VVD het amendement ook willen steunen. Wij zullen er in ieder geval voor zorgen dat dit amendement vandaag of morgen wordt ingediend. Dat is onze kant van het verhaal. Wat wij kunnen doen, zullen we ook doen.
Ik ben blij met de reactie van beide bewindspersonen dat we geen nieuw instituut moeten oprichten, maar moeten streven naar een kleine overheid. Ik hoop dat dit aansluit bij het taalgebruik van de VVD. Ik hoop dat we daarmee een efficiënte en effectieve regeling hebben om dit snel te kunnen organiseren. Ik ben het wel helemaal eens met de VVD dat er een Chinese muur moet zijn. Dat deel ik helemaal. Het moet een objectief deel zijn. Als het Filmfonds de uitvoering goed kan organiseren op deze manier, hebben we een goede route gevonden om deze regeling zo snel mogelijk in te voeren.
Ik wil nog één opmerking maken. Er ontstaan nu allerlei discussies over de keten en tarifering en heffingen, en wat daarvoor allemaal nog moet gebeuren. Dat zie ik even los van de discussie die vandaag heeft plaatsgevonden. Ik ben blij met de cash rebate en natuurlijk zijn er nog andere impulsen, maar die wil ik echt losknippen van de discussie over de cash rebate. Ik zou het ook betreuren als die onderdeel wordt van de evaluatie. De minister heeft gelijk gezegd dat het belangrijk is om goed te evalueren en om daarbij ook te bekijken hoe de sector werkt en wat de sector zelf aan de regeling heeft. Dat vind ik een belangrijke insteek. We doen dit uiteindelijk om de sector te stimuleren en niet om te beoordelen of deze wel of niet goed zijn best heeft gedaan. Dat zou ik echt een verkeerd signaal vinden in relatie met de cash rebate. Ik hoop dat de minister dit niet op deze manier bedoeld heeft.
Dus ik ben heel blij, maar dat is niet belangrijk. Het belangrijkste is dat de sector heel blij is en dat de sector een impuls krijgt om de impasse te doorbreken. Ik ben bij verschillende bijeenkomsten geweest, waarbij de sector ook heel duidelijk heeft geroepen dat het anders moest, en dat het vijf voor twaalf was. Ik ben blij dat, zoals we hier zitten, het signaal ontvangen is en dat er een breed draagvlak is, ook bij beide bewindspersonen.
Minister Bussemaker: Voorzitter. Het is goed dat we dit debat zo kunnen afronden. Ik wil nogmaals benadrukken dat ook in dit debat geldt dat de aanhouder wint, want dit is niet het eerste debat dat we met elkaar over de filmindustrie voeren.
Er blijven nog een paar vragen over om te beantwoorden. Het zou inderdaad mooi zijn als deze regeling voor of tijdens het Festival van Cannes bekend gemaakt kan worden. Het is fijn dat mevrouw Bergkamp dat amendement indient. Dan gaan wij aan de slag, maar eigenlijk zijn we al bezig met het voorbereiden van de regeling door te bekijken wat we kunnen leren van andere landen.
De heer Monasch had een vraag over het brede aanbod en een vraag hoe het nu zit met «wie het eerst komt, die het eerst maalt». De regeling moet evenwichtig zijn in die zin dat we iets willen doen voor binnenlandse producties, maar we willen ook buitenlandse producties naar Nederland halen. Zoals de heer Monasch het zelf zei, we willen dat een breed aanbod van kleine artistieke producties, maar ook van bredere publiekstrekkers in aanmerking kan komen. We moeten bekijken hoe we dat allemaal met elkaar combineren. Duidelijk is wel dat het geld daadwerkelijk op is, als het op is. Daarom gaan we met het Filmfonds ook kijken naar ervaringen in het buitenland. Je kunt je voorstellen dat je met een puntenstelsel gaat werken. De heer Rutte noemde dat net ook al. Ik begrijp dat er in andere landen vaak rondes zijn, bijvoorbeeld vier keer per jaar. Het is zeker een grote zorg voor mij dat degenen die het snelst een aanvraag kunnen indienen, de grote spelers, dat in januari doen waardoor de rest het nakijken heeft. Dat kan nooit de bedoeling zijn en dat moeten we ook voorkomen. Het is zeker een aandachtspunt bij de uitwerking van de regeling om een goede oplossing te vinden voor alle verschillende aspecten, zoals binnenlands en buitenlands, en het creëren van een breed aanbod met tegelijkertijd zo min mogelijk uitvoeringskosten. Ik denk dat dit moet kunnen. Dat betekent ook, ik zeg het nog maar een keer, dat die Chinese muur er moet komen.
De heer Rutte heeft terecht gevraagd of we bij de uitwerking goed beredeneren waarom de uitvoering dan door het Filmfonds gedaan moet worden, hoe dat dan moet en hoe we die Chinese muur gaan vormgeven. Dat zullen we zeker meenemen bij de uitwerking van de regeling.
We hebben ook goed gekeken naar Agentschap NL. De staatssecretaris noemde het net ook al. Daarbij hebben we geconstateerd dat de benodigde kennis over de hele productieketen van de film niet aanwezig is. De vraag van de heer Rutte is echter zeer terecht. We moeten goed beargumenteren waarom de plek waarvan wij nu denken dat het de meest logische plek is, de meest logische plek is en op welke manier we naar de andere opties gekeken hebben.
De heer Rutte (VVD): Ik ben blij met de toezegging. Mag ik die dan zo uitleggen dat op het moment dat de regeling uitgewerkt is, we die kunnen zien en dat die begeleid wordt door een brief waarin staat hoe de regeling uitgevoerd wordt en wat de afwegingen zijn geweest? Kan het op die manier?
Minister Bussemaker: Dat kan ik toezeggen. Ik heb al eerder toegezegd dat we de regeling eind december in concept af hebben. Het lijkt mij dat we die regeling dan in principe ter kennisname aan de Kamer sturen, met een brief waarin we uitleggen wat de hoofdlijnen zijn van de stappen die we gezet hebben naar aanleiding van alle opmerkingen van de commissieleden van vandaag.
Mevrouw Bergkamp en de heer Monasch vroegen nog naar de manier waarop de sector zelf kan samenwerken. Laat ik duidelijk zijn: ik wil dat op geen enkele manier met elkaar vermengen. We hebben de cash rebate en die gaan we uitvoeren. Die moet de filmsector helpen en vooral die onderdelen van de filmsector die het het moeilijkst hebben. De samenwerking binnen de sector zal ook op geen enkele manier bij de evaluatie meegenomen moeten worden. Tegelijkertijd verwacht ik eigenlijk wel dat al de partijen die bij de filmtop aanwezig waren, met elkaar gaan bekijken wat ze zelf kunnen doen, nu de overheid over de brug is gekomen. Een van de thema's die dan altijd aan de orde komt, is het revenu van de verkoop van bioscoopkaartjes. Die vallen sinds 1996 onder het lage btw-tarief. Een deel van het voordeel komt terecht bij de bioscopen. Andere partijen in de filmsector hebben daarbij minder baat. Daarom heeft mijn ministerie indertijd een convenant gesloten met de brancheverenigingen van de bioscoopexploitanten en filmdistributeurs. Filmproducenten Nederland (FPN), filminstituut EYE en het Filmfonds zijn ook partners in dat convenant. In totaal dragen de exploitanten en de distributeurs per jaar een bedrag van 2,5 miljoen euro bij, 2 miljoen ten behoeve van de productie en distributie van speelfilms en 0,5 miljoen ten behoeve van educatieve activiteiten en promotie. Mevrouw Bergkamp stelde concrete vragen over educatieve activiteiten. Ik wil dus maar zeggen dat die cash rebate wel grenzen kent; 20 miljoen is 20 miljoen. Ik blijf de sector oproepen om het gesprek te voeren over dit soort thema's en over de vraag of de opbrengsten evenwichtig gebruikt worden zodat de hele sector er goed uitkomt, om tot een goede verdeling van de «waardeketen» te komen, in de hele productieketen van producenten en regisseurs tot kabelaars en exploitanten. Ik ga ervan uit dat ze dat op basis van vrijwilligheid zullen doen, maar er zijn natuurlijk altijd meer verplichtende vormen denkbaar. Ook dit staat los van wat we nu met de cash rebate doen. Het enige wat er niet los van staat, is dat je ook van de partijen in de samenleving mag vragen, in dit geval van de filmindustrie, om een volgende stap te zetten, als de overheid een eerste stap zet.
Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik zal de feestvreugde over de btw op een bioscoopkaartje niet bederven. Er zijn geen plannen om die te verhogen en ik zal die plannen ook niet ontwikkelen.
Er zijn twee vragen aan mij gesteld, namelijk over de budgettaire beheersbaarheid en de fraudegevoeligheid. Het is van groot belang dat we tot een systeem komen waarin vooraf aanvragen worden gedaan. Collega Bussemaker heeft dit ook al aangegeven. Dat is met name van belang om de budgettaire beheersbaarheid goed in het oog te kunnen houden. Je weet dan wat er op je afkomt. Als je merkt dat het budget voor enig jaar veel te weinig is, kun je bijvoorbeeld voor het jaar daarna de parameters zodanig bijstellen dat je niet na een paar maanden het loket hoeft te sluiten. We kennen een dergelijke systematiek bij bijvoorbeeld de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (Wbso), waarvoor de parameters jaarlijks ietwat worden aangepast. Dat wordt niet op een zodanige manier gedaan dat je de producenten weer afschrikt, want die moeten natuurlijk vooraf weten waar ze aan toe zijn. Je kunt daarmee wel een meerjarige budgettaire beheersbaarheid inpassen.
Om de regeling fraudebestendig te houden is het essentieel dat je pas achteraf betaalt, als er een accountantsverklaring op tafel ligt. In de subsidieregeling, in de cash-rebateregeling, zal een aantal voorwaarden moeten worden opgenomen waarover de accountant nadrukkelijk moet rapporteren, of waarvoor hij in elk geval zijn handtekening moet zetten. Een van die voorwaarden is dat het geld in Nederland is uitgegeven. Verder zijn er nog de andere zaken die mijn collega van OCW graag in die regeling wil opnemen. Ik denk dat je daarmee toch een redelijk gesloten systeem hebt dat budgettair beheersbaar en uiteindelijk ook fraudebestendig is. Elke cent die terechtkomt in de verkeerde zakken, is er immers een te veel.
De voorzitter: Hiermee zijn aan het einde gekomen van dit mooie AO. Dit maken we zelden mee. Ik dank de minister, de staatssecretaris en hun medewerkers, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune.
Sluiting 11.15 uur.