Ontvangen 29 augustus 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:
H
Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het bij plaatselijke verordening vastgestelde tarief, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 121, eerste lid, een in die maatregel te bepalen bedrag niet te boven gaat. Dat bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
Gebleken is dat de oorspronkelijke redactie van het voorgestelde zesde lid van artikel 111 onvoldoende nauwkeurig is.
Het tarief voor een rijbewijs dat aan burgers in rekening wordt gebracht is opgebouwd uit twee componenten. Dat is in de eerste plaats de vergoeding die gemeenten voor een rijbewijs verschuldigd zijn aan de Dienst wegverkeer (de zogenoemde rijkskostencomponent, zie artikel 121, eerste lid, van de wet). De tweede component is de vergoeding voor de kosten die gemeenten maken bij de afgifte van een rijbewijs. De hoogte van deze vergoeding kan per gemeente verschillen.
De thans voorgestelde maximering van het rijbewijstarief geldt alleen voor de tweede component. De rijkskostencomponent kent een eigen aanpassingsregime. Er is geen aanleiding om in dat regime een relatie te leggen met de ontwikkeling van de consumentenprijsindex.
De onderhavige nota van wijziging sterkt ertoe in het voorgestelde artikel 111, zesde lid, buiten twijfel te stellen dat het maximumtarief en de indexering daarvan alleen ziet op het deel van het rijbewijstarief dat een vergoeding vormt voor de kosten van de gemeente en niet op de rijkskostencomponent.
Met deze wijziging wordt tegemoetgekomen aan de opmerkingen die de VNG heeft gemaakt bij het ontwerpbesluit maximumtarief rijbewijzen.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus