Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet milieubeheer regels op te nemen met betrekking tot verevening van kosten verbonden aan het overschrijden van de vastgestelde hoeveelheid CO2-emissies voor de glastuinbouw;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 15.50 wordt een titel ingevoegd, luidende:
1. Op inrichtingen die:
a. uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd tot het telen van gewassen onder een permanente opstand van glas of van kunststof, of
b. mede zijn bestemd tot het telen van gewassen onder een permanente opstand van glas of van kunststof met een minimale oppervlakte van 2500 m2,
is een systeem van verevening van kosten verbonden aan het overschrijden van de voor die inrichtingen gezamenlijk voor een bepaalde periode vastgestelde hoeveelheid CO2-emissies van toepassing.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen:
a. die uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd tot het telen van eetbare paddenstoelen of witlof onder een opstand als bedoeld in dat lid, of
b. waarop titel 16.2 van toepassing is.
3. Onze Minister stelt, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de in het eerste lid bedoelde hoeveelheid emissies vast. Het besluit tot vaststelling van die hoeveelheid emissies wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Indien de hoeveelheid emissies, bedoeld in artikel 15.51, eerste lid, wordt overschreden, zijn de inrichtingen, bedoeld in dat lid, gezamenlijk een vergoeding verschuldigd. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van die vergoeding dan wel de wijze van berekenen van de hoogte van die vergoeding vastgesteld.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan ten behoeve van de uitvoering van de artikelen 15.51 en 15.52 medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde medewerking bestaat uit het stellen van nadere regels bij verordening, behoeft die verordening de goedkeuring van Onze Minister. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voor zover zulks bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, is bepaald, de goedkeuring van Onze Minister.
3. Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kunnen overtredingen van de verordening, bedoeld in het tweede lid, worden aangewezen als feiten waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kan worden opgelegd.
4. De artikelen 1, onderdeel b, 2, 3 tot en met 6, 15 tot en met 44, eerste lid, en 46 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in artikel 46 van die wet genoemde instemming dient te worden verkregen van Onze Minister.
5. Met het toezicht op de naleving van de verordening, bedoeld in het tweede lid, zijn belast de bij besluit van het bestuur van het op grond van het eerste lid aangewezen bedrijfslichaam aangewezen personen. Dat besluit behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Onze Minister kan het bestuur van het bedrijfslichaam een aanwijzing geven omtrent het aanwijzen van toezichthouders en de wijze waarop toezicht wordt uitgeoefend.
B
Aan artikel 18.1a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het bij verordening als bedoeld in artikel 15.53 bepaalde, voor zover daarvoor een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kan worden opgelegd.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,