Vastgesteld 24 september 2010
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en willen de regering nog enkele opmerkingen en vragen voorleggen. Deze zijn in dit verslag verwerkt.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met dit wetsvoorstel omdat het beoogt een meer risicogericht en doeltreffend toezicht te garanderen. Deze leden zijn voorstander van lastenverlichting en verwachten dat dit wetsvoorstel daaraan zal bijdragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden ondersteunen het concept van de havenstaatcontrole en vinden deze van groot belang, omdat een aantal vlaggenstaten ernstig in gebreke blijft bij de implementatie en de naleving van de internationale normen ten aanzien van schepen die hun vlag voeren.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het nieuwe inspectiesysteem synchroon loopt met het «New Inspection Regime» van het Memorandum of Understanding on Port State Control (ParisMoU). Als voorstander van een gezond «level playing field» zijn deze leden zeer te spreken over het nieuwe inspectieregime met een kwalitatieve benadering. Op deze wijze wordt volgens hen het «substandard shipping» beter aangepakt. De leden van de PvdA-fractie hebben nog een enkele opmerking, die in dit verslag verwerkt is.
De leden van de PVV-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en willen nog enkele zaken benadrukken, zoals verderop in dit verslag vermeld. Deze leden staan volledig achter deze wetswijziging.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel en vragen op enkele punten om verduidelijking. Deze vragen zijn in dit verslag verwerkt.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden waarderen het als positief dat er een nieuw inspectieregime komt op basis van een aangescherpt risicoprofiel. Daar pleiten zij al langer voor. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de goeden niet onder de kwaden moeten leiden. Goed gedrag mag volgens deze leden beloond worden met minder inspecties en lastendruk. Fout gedrag moet volgens hen bestraft worden met extra toezicht en handhaving. De vraag is voor de leden van de SP-fractie echter wel op basis van welke risicoprofielen de schepen geïnspecteerd worden. Deze leden hebben een aantal vragen en opmerkingen, dat in dit verslag is verwerkt.
Richtlijn 2009/16 betreffende havenstaatcontrole
De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel tijd er wordt gegeven om een gebrek te herstellen dan wel op te lossen, dat na een controle op een schip wordt geconstateerd, maar dat niet leidt tot stopzetting van de lopende activiteit van dat schip. Deze leden vragen tevens wat er gebeurt als een dergelijk gebrek niet binnen de gestelde termijn is opgelost.
Memorandum of Understanding on Port State Control
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat bij de totstandkoming van de nieuwe Europese richtlijn over havenstaatcontrole (2009/16/EG) zoveel mogelijk aangesloten is bij het ParisMoU. Deze leden vragen de regering om uiteen te zetten bij welke onderdelen dan niet bij het ParisMoU is aangesloten, en waarom niet.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de regering bedoelt met de formulering dat het nieuwe inspectieregime «vrijwel synchroon» loopt met het «New Inspection Regime» van het ParisMoU. Deze leden vragen tevens hoe voorspoedig de invoering van dit regime in de andere landen die lid zijn van het ParisMoU, verloopt.
Inspectiesysteem
De leden van de VVD-fractie verwachten als gevolg van dit wetsvoorstel een afname van het aantal inspecties en zouden graag van de regering vernemen welke orde van grootte deze afname zou kunnen aannemen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat door deze wetswijziging onnodige controles worden voorkomen, doordat de inspecties plaatsvinden op basis van een risicoanalyse. Dat is volgens deze leden gunstig voor Nederlandse rederijen, die, indien zij de regelgeving goed naleven, een laag risicoprofiel kunnen verkrijgen, waardoor ze minder vaak geïnspecteerd hoeven te worden.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om het gedetailleerde risicoprofiel waarmee onder het nieuwe inspectieregime gewerkt zal worden, aan de Kamer voor te leggen en daarbij toe te lichten hoe het risicoprofiel is opgebouwd en hoe er in de praktijk mee gewerkt zal worden.
Het lijkt de leden van de SP-fractie, gelet op de vele malafide reders en de ervaringen met bijvoorbeeld Trafigura, dat na de kwestie met de Probo Koala een zelfde truc dacht uit te kunnen halen met een zusterschip, verstandig om een verzakende rederij een streng inspectieregime op te leggen. Deze leden vragen op welke wijze deze wetswijziging voorkomt dat een kwaadwillende reder eenvoudig van schip en vlaggenstaat wisselt.
Ook hebben de leden van de SP-fractie ernstige bezwaren tegen het niet meer inspecteren van schepen die, zonder handelingen te verrichten, in de haven voor anker liggen. Deze leden vragen waarom die schepen uitgesloten worden, gezien het feit dat ook zij op de zwarte lijst kunnen voorkomen en ook zij malafide praktijken kunnen uitvoeren.
De leden van de SP-fractie vragen verder waarom er flexibel met het voorgeschreven inspectieregime mag worden omgesprongen. Deze leden zijn van mening dat de lessen die getrokken kunnen worden uit de kwestie met de Probo Koala juist aanleiding zouden moeten zijn om alle schepen met een verhoogd risicoprofiel aan te pakken. Elk schip dat mag uitvaren, kan nu volgens de leden van de SP-fractie alsnog schade opleveren. Deze leden vragen waarom de regering deze flexibele benadering kiest. Zij vragen of capaciteitsgebrek bij de verantwoordelijke inspectiedienst hierbij een rol speelt en of het dan niet verstandig is die capaciteit te vergroten om rampen zoals die in Ivoorkust te voorkomen.
Uitvoeringslasten
De leden van de SP-fractie begrijpen dat tot nu toe volgens de wet 25% van de schepen geïnspecteerd wordt. Deze leden vernemen graag hoeveel schepen dit in de praktijk zijn en of dat allemaal unieke schepen zijn of dat hierbij herhaling van inspecties inbegrepen is. De leden van de SP-fractie vernemen ook graag op basis van welke criteria de te inspecteren schepen geselecteerd worden.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat de regering er op voorhand van uitgaat dat het aantal uit te voeren inspecties niet groter zal worden. Deze leden vernemen graag waarop zij dit baseert. Ook vragen de leden van de SP-fractie welke rekensom er achter de nieuwe jaarlijkse inspectieverplichting schuil gaat. Deze leden vragen of de gehanteerde methode er niet toe leidt dat de grote havens, zoals Rotterdam en Amsterdam, juist meer inspecties moeten gaan uitvoeren.
De leden van de SP-fractie vrezen dat deze wetswijziging zou kunnen leiden tot het drastisch inperken van het aantal controles. Deze leden vragen of er een minimumaantal controles verplicht wordt gesteld. Zo ja, hoe groot is dat aantal? Zo nee, waarom niet?
Artikel I, onderdeel B
De leden van de PVV-fractie vinden het een goed initiatief van de regering om de reikwijdte van de Wet havenstaatcontrole te verruimen, zodat schepen die geregistreerd zijn in de Nederlandse Antillen en Aruba er ook onder vallen. Zeker gezien het feit dat er nog steeds veel drugs vanuit Zuid-Amerika via de Rotterdamse havens ons land binnen worden gesmokkeld, is het volgens deze leden een goede zaak om dit te wijzigen in de Wet havenstaatcontrole.
Artikel I, onderdeel E
De leden van de VVD-fractie constateren dat in artikel 5 een delegatiegrondslag wordt toegevoegd. Deze leden constateren dat deze delegatiegrondslag zeer summier is omschreven en vragen of de regering nader in kan gaan op de noodzaak voor deze extra delegatiegrondslag en de reden om deze toevoeging op deze wijze vast te leggen.
Artikel I, onderdeel L en M
De leden van de SP-fractie zijn zeer verheugd met de mogelijkheid om bepaalde schepen te kunnen weigeren. Deze leden vragen echter wel waar deze schepen dan blijven. Zij zijn van mening dat er geen drijvend kerkhof van oud ijzer mag ontstaan en vragen hoe dit voorkomen wordt.
De leden van de SP-fractie hebben van de ervaringen met de kwestie met de Otapan geleerd dat het toelaten van schepen de belastingbetaler veel geld kan kosten als er onvoldoende garantie is dat de reder de havengelden betaalt. Deze leden vragen hoe de regering gaat voorkomen dat bij het toelaten van verdachte schepen de kosten worden afgewenteld op de Nederlandse staat.
De leden van de SP-fractie zetten vraagtekens bij de voorwaarden die er zijn om een schip de toegang tot een haven te mogen weigeren. Deze leden constateren dat een schip pas geweigerd mag worden als het in een periode van twee tot drie jaren minimaal drie keer is aangehouden omdat het niet voldeed aan de internationale eisen en tevens onder de vlag voer van een land dat op de grijze of zwarte lijst stond. De leden van de SP-fractie vragen of dit bijvoorbeeld betekent dat een schip dat onder de vlag van een land vaart dat niet op de grijze of zwarte lijst van het ParisMoU staat, maar dat in de voorgaande jaren al wel meerdere malen is aangehouden vanwege het niet voldoen aan de internationale eisen, nooit mag worden geweigerd. Graag krijgen deze leden verdere uitleg ten aanzien van de vraag waarom er voor deze handelswijze is gekozen en waarom autoriteiten dusdanige beperkingen worden opgelegd om handelend op te kunnen treden tegen schepen (en scheepseigenaren/reders) die meerdere malen in de fout zijn gegaan.
Artikel I, onderdeel T
De leden van de VVD-fractie constateren dat de minister van Verkeer en Waterstaat belast wordt met de behandeling van de klachten in het kader van de nieuw ingestelde klachtenprocedure, en dat de mogelijkheid geopend wordt om hier bij ministeriële regeling uitvoering aan te geven. Deze leden vragen of de Minister van plan is hier op korte termijn gevolg aan te geven, en welke procedure deze daarbij zal volgen.
Consultatie
De leden van de CDA-fractie vragen of er ten behoeve van de totstandkoming van dit wetsvoorstel overleg is geweest met vertegenwoordigers uit de scheepvaart en de havenbranche, danwel met andere betrokken partijen.
De leden van de VVD-fractie vragen, indien dat niet het geval is, waarom ervoor is gekozen om dat niet te doen.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Ten Broeke
De adjunct-griffier van de commissie,
Tijdink