Ontvangen 29 september 2010
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel I, onderdeel H, artikel 66a, tweede lid, wordt «een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie» vervangen door: een EU-verordening, -richtlijn, of -besluit.
2. Na artikel I, onderdeel H, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ha
Aan artikel 72 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van deze afdeling wordt met een beschikking eveneens gelijk gesteld een kennisgeving als bedoeld in artikel 62, zesde lid.
Hb
Aan artikel 75 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een kennisgeving inhoudt overeenkomstig artikel 62, zevende lid.
3. Onder vernummering van artikel III tot artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL III
a. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2008 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 549, nrs. 1–3) tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
Na onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 2m wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.
Ab
Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de beschikking op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend gemaakt binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.
b. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2008 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 549, nrs. 1–3) tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel C, artikel 2m, wordt gewijzigd als volgt.
a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
1. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.
2. Aan onderdeel G wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de beschikking op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart bekend gemaakt binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.
1. Met dit onderdeel wordt de tekst van artikel 66a, tweede lid, redactioneel in overeenstemming gebracht met die van artikel 109, doordat «een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie» wordt vervangen door: een EU-verordening, -richtlijn of -besluit. Met deze aanpassing wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd.
2. Met dit onderdeel worden met het oog op de concentratie van rechtsbescherming de aanpassingen van de artikelen 72 en 75 hersteld, zoals die luidden voorafgaand aan de advisering door de Raad van State, zulks in lijn met de opmerkingen die door de Raad van State zijn gemaakt over de concentratie van rechtsbescherming. Deze aanpassing strekt ertoe om het de rechter mogelijk te maken om tegelijk met de beoordeling van de bewaring ter fine van uitzetting de rechtmatigheid van de kennisgeving, bedoeld in artikel 62, zesde lid, te kunnen beoordelen (het terugkeerbesluit).
De aanpassing van artikel 72 strekt ertoe om buiten twijfel te stellen dat een kennisgeving als bedoeld in artikel 62, zesde lid, die ingevolge het zevende lid van dat artikel geldt als terugkeerbesluit, wordt aangemerkt als beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De wijziging van artikel 75, waarin is bepaald dat tegen de beschikking die een kennisgeving inhoudt als bedoeld in artikel 62, zesde lid, geen bezwaar kan worden gemaakt, strekt ertoe te voorkomen dat tegen die beschikking bezwaar kan worden gemaakt, zulks in afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Daarmee wordt bewerkstelligd dat, zoals hierboven aangegeven, de rechter aan wie de inbewaringstelling is voorgelegd ook kan oordelen over de kennisgeving, bedoeld in artikel 62, zesde lid, zonder dat daarbij interferentie met een bezwaarschriftprocedure over de kennisgeving (het terugkeerbesluit) kan optreden. Ook in overige gevallen wordt op deze wijze een snelle rechtsgang gegarandeerd zodat eventuele onduidelijkheid over de rechtspositie van de vreemdeling snel kan worden weggenomen.
3. Dit onderdeel strekt ertoe de Vreemdelingenwet 2000 aan te passen ter implementatie van artikel 11, eerste lid, van de richtlijn nr. 2009/50/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende de voorwaarden voor de toegang en het verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L155).
De Raad van State heeft in zijn advies no. W03.10 0135/II van 18 juni 2010 naar aanleiding van het ontwerpbesluit Modern migratiebeleid geconstateerd dat bedoeld artikel 11, eerste lid, uitgaat van een termijn voor het beslissen op een aanvraag verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart die eindigt op het moment dat de beslissing wordt bekendgemaakt. De Vreemdelingenwet 2000 gaat, zoals in het Nederlands bestuurs¬recht gebruikelijk, uit van het moment waarop de beschikking wordt genomen; de bekendmaking kan op een later tijdstip plaatsvinden, zodat de wettelijke termijn iets ruimer is dan de termijn in de richtlijn. Voorts laat de richtlijn geen ruimte voor verlenging van de beslis¬termijn, zoals is voorzien in artikel 25, tweede lid, van de Vreem¬delingenwet 2000.
De Raad heeft daarom geadviseerd artikel 25 zo aan te passen dat de beschikking binnen 90 dagen moet zijn bekendgemaakt, zonder de mogelijkheid die termijn te verlengen.
De onderhavige wijziging strekt daartoe.
De aanpassing van artikel 25, eerste lid, die was voorgesteld door middel van het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 459, nrs. 1–3) en waarbij de beslistermijn werd verkort van zes maanden naar drie maanden, en als gevolg van de daarbij behorende tweede nota van wijziging vervolgens naar 90 dagen, is in verband daarmee weer terug gewijzigd in drie maanden, door middel van een bij dat wetsvoorstel behorende vierde nota van wijziging.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin