Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2011
Tijdens het plenaire debat op 26 oktober jl. over bovengenoemd wetsvoorstel heb ik op verzoek van de heer Spekman (PvdA) toegezegd uw Kamer een overzicht te zenden van de maximale duur van het inreisverbod voor de verschillende categorieën vreemdelingen, zulks met het oog op eventuele aanpassing of intrekking van het amendement-Spekman op stuk nr. 17.
Het wetsvoorstel bepaalt in artikel 66a, vierde lid, dat het inreisverbod wordt gegeven voor een bepaalde duur, die ten hoogste vijf jaren bedraagt (in het amendement op stuk nr. 17 wordt voorgesteld de maximumduur terug te brengen tot drie jaren). Deze maximumduur van vijf jaren geldt niet voor vreemdelingen die naar het oordeel van de minister een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
Het voorgestelde artikel 66b, tweede lid, biedt een grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent onder andere de duur van het inreisverbod. Deze regels zullen worden opgenomen in het Vreemdelingenbesluit 2000. Aan deze wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt thans de laatste hand gelegd. Met betrekking tot de duur van het inreisverbod voor de verschillende categorieën vreemdelingen wordt de volgende indeling gemaakt:
• De hoofdregel is dat de duur van het inreisverbod ten hoogste twee jaren bedraagt.
• In afwijking van de hoofdregel bedraagt de duur van het inreisverbod ten hoogste drie jaren voor vreemdelingen die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf van minder dan zes maanden;
• In afwijking van de hoofdregel bedraagt de duur van het inreisverbod voor de volgende categorieën vreemdelingen ten hoogste vijf jaren:
○ vreemdelingen die gebruik hebben gemaakt van valse of vervalste reis- of identiteitspapieren of opzettelijk reis- of identiteitspapieren hebben overgelegd die op een ander betrekking hebben;
○ vreemdelingen die onderwerp zijn geweest van meer dan één terugkeerbesluit;
○ vreemdelingen die een inreisverbod hebben overtreden;
○ vreemdelingen die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes maanden of meer.
Aanvaarding van het amendement-Spekman op stuk nr. 17 zou inhouden dat voor de laatstgenoemde categorieën de duur van het inreisverbod nog slechts ten hoogste drie jaren kan bedragen. Zoals ik ook al in het debat heb aangegeven, acht ik dit onwenselijk.
Voor vreemdelingen die naar het oordeel van de minister een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid, worden de volgende termijnen voorgesteld (deze worden door het amendement niet geraakt):
– ten hoogste tien jaren bij een ernstige bedreiging van de openbare orde of de openbare veiligheid, bijvoorbeeld blijkend uit:
○ een veroordeling wegens een geweldsdelict of een opiumdelict;
○ een veroordeling wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaren is bedreigd;
○ de omstandigheid dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag wordt tegengeworpen;
○ de oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (terbeschikkingstelling);
– ten hoogste twintig jaren in de volgende gevallen:
○ bij een ernstige bedreiging voor de nationale veiligheid;
○ indien zwaarwegende belangen zich verzetten tegen een duur van tien jaren of minder.
De hiervoor beschreven regeling biedt naar mijn mening ruimte voor een proportionele en evenredige vaststelling van de maximale duur van het inreisverbod voor de verschillende categorieën vreemdelingen, geheel in lijn met de terugkeerrichtlijn.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G. B. M. Leers