Gepubliceerd: 20 mei 2010
Indiener(s): Ank Bijleveld (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: bestuur gemeenten provincies
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32389-2.html
ID: 32389-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het toezicht op provincies en gemeenten te verminderen en daartoe de regels in de Provinciewet en de Gemeentewet inzake taakverwaarlozing en schorsing en vernietiging te herzien en beter toepasbaar te maken, zodat bijzondere vormen van toezicht op provincies en gemeenten in andere wetten kunnen vervallen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Artikel 1.1

De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 120 komt te luiden:

Artikel 120

  • 1. Wanneer aan een bestuurscommissie bevoegdheden van provinciale staten zijn overgedragen en de commissie een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, voorzien provinciale staten daarin.

  • 2. Wanneer aan een bestuurscommissie bevoegdheden van gedeputeerde staten zijn overgedragen en de commissie een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, voorzien gedeputeerde staten daarin.

B

Artikel 121 wordt vervangen door:

Artikel 121

  • 1. Wanneer provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren nemen dan wel een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde handeling niet of niet naar behoren verrichten, of anderszins een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengen, besluit Onze Minister wie het aangaat daarin namens provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning te voorzien ten laste van de provincie.

  • 2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voert Onze Minister wie het aangaat het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning de gelegenheid hebben alsnog zelf te voorzien in hetgeen het besluit vordert. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat Onze Minister wie het aangaat de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.

  • 3. Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geeft Onze Minister wie het aangaat in het besluit aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn genomen, verricht of tot stand gebracht binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Onze Minister wie het aangaat kan voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten een verschillende termijn stellen. Indien provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning niet binnen die termijn hebben voorzien in hetgeen het besluit van hen vordert, voorziet Onze Minister wie het aangaat verder in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.

  • 4. Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan Onze Minister en provinciale staten.

  • 5. Indien meer dan één van Onze Ministers overwegen ten aanzien van dezelfde provincie in met elkaar samenhangende beslissingen, handelingen of resultaten toepassing te geven aan het eerste lid, kunnen zij hun bevoegdheden op grond van dit artikel aan een van hen overdragen.

Artikel 121a

  • 1. Bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling, beschikt Onze Minister wie het aangaat over de bevoegdheden waarover provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning bij of krachtens deze wet en de andere wet, bedoeld in artikel 121, eerste lid beschikken. In afwijking van artikel 176, eerste lid, vertegenwoordigt Onze Minister wie het aangaat de provincie zonodig in en buiten rechte.

  • 2. Voor zover het provinciebestuur, had hij de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zelf uitgeoefend, de kosten van de uitvoering in rekening kan brengen bij derden, heeft hij bij die derden verhaal voor de door Onze Minister wie het aangaat ten laste van de provincie gebrachte kosten. Het provinciebestuur kan het bedrag invorderen bij dwangbevel.

Artikel 121b

Onze Minister wie het aangaat kan een besluit tot indeplaatsstelling intrekken, indien provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning voldoende aannemelijk maken dat zij zonder voorbehoud zullen voorzien in hetgeen het besluit van hen vordert.

Artikel 121c

Onze Minister wie het aangaat kan ambtenaren aanwijzen ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de aan het provinciebestuur bij of krachtens andere wet dan deze opgedragen taken. Deze ambtenaren beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 121d

  • 1. Indien Onze Minister wie het aangaat bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling namens provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning een besluit neemt, kan voor de toepassing van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt bij Onze Minister wie het aangaat. Onze Minister wie het aangaat beslist op het bezwaar.

  • 2. Onze Minister wie het aangaat is de verwerende partij inzake een beroep tegen een namens provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning genomen besluit als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het provinciebestuur kan geen beroep instellen tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 121e

  • 1. Het provinciebestuur werkt mee met de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling. Onze Minister wie het aangaat kan ter zake van de uitvoering van het besluit aanwijzingen geven. Het provinciebestuur stelt op eerste vordering van Onze Minister wie het aangaat de voor de uitvoering van het besluit benodigde provincieambtenaren ter beschikking en verschaft op eerste vordering van Onze Minister wie het aangaat alle informatie die nodig is voor de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling.

  • 2. Onze Minister wie het aangaat kan ambtenaren aanwijzen die ten behoeve van de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. Het provinciebestuur verschaft de aangewezen ambtenaren desgevraagd de faciliteiten die zij nodig hebben.

Artikel 121f

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van systematische informatie aan Onze Minister wie het aangaat, betreffende de uitvoering door het provinciebestuur van de andere wet, bedoeld in artikel 121, eerste lid. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing.

Artikel 121g

Provinciale staten en gedeputeerde staten kunnen, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning kan tegen een tot hen onderscheidenlijk hem gericht besluit tot indeplaatsstelling beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

C

Artikel 132 vervalt.

D

De artikelen 173 en 181 vervallen.

E

Na artikel 267 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 268

In het koninklijk besluit kan voor de duur van de schorsing een voorziening worden getroffen.

F

Na artikel 271 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 271a

  • 1. In het koninklijk besluit kan een voorziening worden getroffen voor de periode tussen de inwerkingtreding en het tijdstip dat het op grond van artikel 274 genomen besluit in werking is getreden.

  • 2. Indien, gelet op het koninklijk besluit, het provinciebestuur bij de toepassing van artikel 274 niet over beleidsvrijheid beschikt, kan het koninklijk besluit bepalen dat het in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

  • 3. In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat ter zake van het vernietigde besluit geen nieuw besluit wordt genomen.

  • 4. In het koninklijk besluit kan het provinciebestuur een aanwijzing worden gegeven over de uitvoering van het koninklijk besluit. De artikelen 121 tot en met 121g zijn van overeenkomstige toepassing ingeval de aanwijzing niet wordt opgevolgd.

  • 5. Indien het koninklijk besluit betrekking heeft op de vernietiging van een algemeen verbindend voorschrift of een ander besluit van algemene strekking, kan worden bepaald dat de vernietiging tevens betrekking heeft op besluiten die zijn genomen op grond van of ter uitvoering van het algemeen verbindend voorschrift of het andere besluit van algemene strekking.

G

Artikel 274 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid wordt na «rekening gehouden» ingevoegd: , tenzij in het koninklijk besluit toepassing is gegeven aan artikel 271a, tweede of derde lid.

3. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 2. In het koninklijk besluit kan een termijn worden gesteld waarbinnen toepassing wordt gegeven aan het eerste lid. De artikelen 121 tot en met 121g zijn van overeenkomstige toepassing ingeval niet binnen de termijn toepassing is gegeven aan het eerste lid.

Artikel 1.2

De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 123 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.

2. Het eerste lid wordt vervangen door:

  • 1. Wanneer aan een bestuurscommissie of een deelraad bevoegdheden van de raad zijn overgedragen en deze commissie of die deelraad een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, voorziet de raad daarin.

  • 2. Wanneer aan een bestuurscommissie of het dagelijks bestuur van een deelgemeente bevoegdheden van het college zijn overgedragen en deze commissie of dat dagelijks bestuur een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, voorziet het college daarin.

B

Artikel 124 wordt vervangen door:

Artikel 124

  • 1. Wanneer de raad, het college of de burgemeester een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, of anderszins een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, besluiten gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning als het de burgemeester betreft daarin namens de raad, het college of de burgemeester te voorzien ten laste van de gemeente.

  • 2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voeren gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen de raad, het college of de burgemeester de gelegenheid heeft alsnog te voorzien in hetgeen het besluit vordert. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, zorgen zij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.

  • 3. Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geven gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning in het besluit tot indeplaatsstelling aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn uitgevoerd binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning kunnen voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten een verschillende termijn stellen. Indien de raad, het college onderscheidenlijk de burgemeester niet binnen die termijn heeft voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert, voorzien gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning verder in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.

  • 4. Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan de raad.

Artikel 124a

  • 1. In overeenstemming met Onze Minister, kan Onze Minister wie het aangaat, indien hij van oordeel is dat toepassing van artikel 124, eerste lid, uit oogpunt van een zwaarwegend algemeen belang gewenst is, gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning verzoeken toepassing te geven aan artikel 124, eerste lid. Een afschrift van het verzoek wordt gezonden aan de raad en provinciale staten. Indien gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning niet binnen een door Onze Minister wie het aangaat gestelde termijn toepassing hebben gegeven aan artikel 124, eerste lid, gaat de bevoegdheid van artikel 124, eerste lid, over op Onze Minister wie het aangaat.

  • 2. De artikelen 124, tweede tot en met vierde lid,124c, 124d, en 124f zijn van overeenkomstige toepassing bij toepassing van artikel 124, eerste lid, door Onze Minister wie het aangaat.

Artikel 124b

  • 1. Ter zake van de in de bijlage bij deze wet opgenomen wetten worden de bevoegdheden die in de artikelen 124, 124c, 124d en artikel 124f aan gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning zijn toegekend, in zoverre in afwijking van die artikelen uitgeoefend door Onze Minister wie het aangaat.

  • 2. Voorafgaand aan het nemen van een besluit tot indeplaatsstelling, informeert Onze Minister wie het aangaat gedeputeerde staten.

Artikel 124c

  • 1. Bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling beschikken gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning over de bevoegdheden waarover de raad, het college of de burgemeester bij of krachtens deze wet of de andere wet, bedoeld in artikel 124, eerste lid, beschikt. In afwijking van artikel 171, eerste lid, vertegenwoordigt de commissaris van de Koning de gemeente zonodig in en buiten rechte.

  • 2. Voor zover het gemeentebestuur, had hij de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zelf uitgeoefend, de kosten van de uitvoering in rekening kan brengen bij derden, heeft hij bij die derden verhaal voor de door gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning ten laste van de gemeente gebrachte kosten. Het gemeentebestuur kan het bedrag invorderen bij dwangbevel.

Artikel 124d

Gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning, kunnen een besluit tot indeplaatsstelling intrekken, indien de raad, het college of de burgemeester voldoende aannemelijk maakt dat hij zonder voorbehoud zal voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert.

Artikel 124e

Gedeputeerde staten, de commissaris van de Koning onderscheidenlijk Onze Minister wie het aangaat, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, kunnen ambtenaren aanwijzen ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de aan het gemeentebestuur bij of krachtens andere wet dan deze opgedragen taken. Deze ambtenaren beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 124f

  • 1. Indien gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling namens de raad, het college of de burgemeester een besluit nemen, kan voor de toepassing van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt bij gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning. Gedeputeerde staten beslissen onderscheidenlijk de commissaris van de Koning beslist op het bezwaar.

  • 2. Gedeputeerde staten zijn onderscheidenlijk de commissaris van de Koning is de verwerende partij inzake een beroep tegen een namens de raad, het college of de burgemeester genomen besluit als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het gemeentebestuur kan geen beroep instellen tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 124g

  • 1. Het gemeentebestuur werkt mee met de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling. Gedeputeerde staten, de commissaris van de Koning onderscheidenlijk Onze Minister wie het aangaat kunnen ter zake van de uitvoering van het besluit aanwijzingen geven. Het gemeentebestuur stelt op eerste vordering van gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning, de voor de uitvoering van het besluit benodigde gemeenteambtenaren ter beschikking en verschaft op eerste vordering van gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning, alle informatie die nodig is voor de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling.

  • 2. Gedeputeerde staten, de commissaris van de Koning onderscheidenlijk Onze Minister wie het aangaat kunnen ambtenaren aanwijzen die ten behoeve van de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. Het gemeentebestuur verschaft de aangewezen ambtenaren desgevraagd de faciliteiten die zij nodig hebben.

Artikel 124h

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van systematische informatie aan het provinciebestuur of, in het geval artikel 124b, eerste lid, van toepassing is, Onze Minister wie het aangaat, betreffende de uitvoering door het gemeentebestuur van de andere wet, bedoeld in artikel 124, eerste lid. Bij ministeriële regeling of bij provinciale verordening kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing.

Artikel 124i

De raad, het college onderscheidenlijk de burgemeester kan tegen een tot hem gericht besluit tot indeplaatsstelling beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

C

Artikel 135 vervalt.

D

Na artikel 273 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 273a

  • 1. Indien een besluit van de raad of het college naar het oordeel van gedeputeerde staten of indien een besluit van de burgemeester naar het oordeel van de commissaris van de Koning voor vernietiging in aanmerking komt, doen zij daarvan binnen tien dagen nadat het te hunner kennis is gekomen, mededeling aan Onze Minister wie het aangaat. Zij geven hiervan tegelijkertijd kennis aan het orgaan dat het besluit nam, en zo nodig aan het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast en aan de geadresseerde van het besluit.

  • 2. Het besluit ten aanzien waarvan het eerste lid toepassing heeft gevonden, wordt niet of niet verder uitgevoerd, voordat van Onze Minister wie het aangaat de mededeling is ontvangen, dat voor schorsing of vernietiging geen redenen bestaan. Indien het besluit niet binnen vier weken na de dagtekening van de mededeling van gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning is geschorst of vernietigd, wordt het uitgevoerd.

  • 3. In geval de bevoegdheid tot het nemen van een besluit aan de raad, het college of de burgemeester is verleend bij andere wet dan deze en het besluit in aanmerking komt voor vernietiging wegens strijd met het recht, kunnen gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning mededeling doen dat zij overwegen toepassing te geven aan het eerste lid. De mededeling wordt gedaan aan het orgaan dat het besluit heeft genomen, het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast en de geadresseerde van het besluit. Nadat gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning, mededeling hebben gedaan, wordt het besluit niet of niet verder uitgevoerd. Indien niet binnen tien dagen toepassing is gegeven aan het eerste lid, dan wel indien gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning mededelen dat geen toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt het besluit uitgevoerd.

E

Na artikel 274 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 275

In het koninklijk besluit kan voor de duur van de schorsing een voorziening worden getroffen.

F

Na artikel 278 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 278a

  • 1. In het koninklijk besluit kan een voorziening worden getroffen voor de periode tussen de inwerkingtreding en het tijdstip dat het op grond van artikel 281 genomen besluit in werking is getreden.

  • 2. Indien, gelet op het koninklijk besluit, het gemeentebestuur bij de toepassing van artikel 281 niet over beleidsvrijheid beschikt, kan het koninklijk besluit bepalen dat het in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

  • 3. In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat ter zake van het vernietigde besluit geen nieuw besluit wordt genomen.

  • 4. In het koninklijk besluit kan het gemeentebestuur een aanwijzing worden gegeven over de uitvoering van het koninklijk besluit. De artikelen 124 tot en met 124i zijn van overeenkomstige toepassing ingeval de aanwijzing niet wordt opgevolgd.

  • 5. Indien het koninklijk besluit betrekking heeft op de vernietiging van een algemeen verbindend voorschrift of een ander besluit van algemene strekking, kan worden bepaald dat de vernietiging tevens betrekking heeft op besluiten die zijn genomen op grond van of ter uitvoering van het algemeen verbindend voorschrift of het andere besluit van algemene strekking.

G

Artikel 281 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid wordt na «rekening gehouden» ingevoegd: , tenzij in het koninklijk besluit toepassing is gegeven aan artikel 278a, tweede of derde lid.

3. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 2. In het koninklijk besluit kan een termijn worden gesteld waarbinnen toepassing wordt gegeven aan het eerste lid. De artikelen 124 tot en met 124i zijn van overeenkomstige toepassing ingeval niet binnen de termijn toepassing is gegeven aan het eerste lid.

H

Na artikel 291 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 292

De bevoegdheden van de artikelen 124, 124c, 124d en artikel 124f worden ter zake van de besluiten tot indeplaatsstelling die Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op grond van artikel 124b, eerste lid, heeft genomen vóór inwerkingtreding van artikel 1.2, onderdeel J, van de Wet revitalisering generiek toezicht, na inwerkingtreding van artikel 1.2, onderdeel J, van de Wet revitalisering generiek toezicht uitgeoefend door gedeputeerde staten.

I

Voor de bijlage, bedoeld in artikel 299, tweede lid, wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, van de Gemeentewet

A Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

  • 1. Drank- en Horecawet.

B Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • 1. Wet werk en bijstand.

  • 2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

  • 3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • 4. Wet werk en inkomen kunstenaars.

  • 5. Wet sociale werkvoorziening.

  • 6. Wet investeren in jongeren.

C Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

  • 1. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2. Wet bodembescherming.

  • 3. Wet geluidhinder.

  • 4. Wet inzake de luchtverontreiniging.

  • 5. Wet milieubeheer.

  • 6. Wet ruimtelijke ordening.

  • 7. Woningwet.

J

In de bijlage, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, vervalt onderdeel C.

Artikel 1.3

In hoofdstuk XII van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 136

  • 1. Voor zover bij of krachtens deze wet bij of krachtens de Provinciewet of de Gemeentewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, zijn de regels van toepassing, gesteld bij of krachtens de Provinciewet zoals die luidde op 11 maart 2003 onderscheidenlijk de Gemeentewet zoals die luidde op 6 maart 2002.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de bij of krachtens de hoofdstukken VIII, paragraaf 3, XII tot en met XIV en XVIII van de Provinciewet en de bij of krachtens de hoofdstukken VIII, paragraaf 3, XII tot en met XIV en XVII van de Gemeentewet gestelde regels.

Artikel 1.4

Artikel VIIIa van de Wet dualisering gemeentebestuur vervalt.

Artikel 1.5

Artikel XV van de Wet dualisering provinciebestuur vervalt.

Artikel 1.6

De bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel B, onder 3, wordt na «49,» ingevoegd: 121.

2. In onderdeel B, onder 4, wordt na «49,» ingevoegd: 124, 124a.

3. Onderdeel C, onder 7, komt te luiden:

  • 7. De artikelen 2.27, eerste lid, met uitzondering van beroep dat wordt ingesteld door het bevoegde gezag ter zake van het besluit waarop de verklaring betrekking heeft, en 5.8, eerste lid, laatste volzin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

HOOFDSTUK II MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Artikel 2.1

De Natuurbeschermingswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 45 vervalt.

B

Artikel 45a vervalt.

C

In artikel 57 vervallen het tweede tot en met vierde lid, alsmede de aanduiding «1.» voorhet eerste lid.

HOOFDSTUK III MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikel 3.1

Hoofdstuk 6, paragraaf 3, van de Huisvestingswet 20.. vervalt.

Artikel 3.2

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 2009 ingediende voorstel van wet houdende nieuwe regels met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad (Huisvestingswet 20..) (32 271) op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet tot wet is verheven en inwerking is getreden, vervalt bij inwerkingtreding van die wet hoofdstuk 6, paragraaf 3, van die wet.

Artikel 3.3

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.14, eerste lid, onder c, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 3° vervalt.

2. Onderdeel 4° wordt vernummerd tot onderdeel 3°.

B

Artikel 2.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De inspecteur en een bestuursorgaan» vervangen door «Een bestuursorgaan» en wordt «kunnen» vervangen door: kan.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

C

In artikel 2.31, eerste lid, onder a, vervalt: , of een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.34, eerste lid.

D

In artikel 2.33, eerste lid, onder c, vervalt: , of een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.34, eerste lid.

E

Artikel 2.34 vervalt.

F

Na artikel 5.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.2a

  • 1. Voor zover dit hoofdstuk bij of krachtens een in artikel 5.1 genoemde wet van toepassing is, en een orgaan van een waterschap een bij of krachtens dit hoofdstuk gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel een bij of krachtens dit hoofdstuk gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, zijn de artikelen 121 tot en met 121g van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn, voor zover § 5.2 bij of krachtens een in artikel 5.1 genoemde wet van toepassing is en een orgaan van een waterschap een bij of krachtens § 5.2 gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel een bij of krachtens § 5.2 gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, zijn de artikelen 124, 124a en 124c tot en met 124i van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Hoofdstuk XVIII van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van door een orgaan van een waterschap bij of krachtens dit hoofdstuk genomen besluiten en niet-schriftelijke beslissingen, gericht op enig rechtsgevolg.

  • 4. In afwijking van het derde lid is hoofdstuk XVII van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van door een orgaan van een waterschap bij of krachtens § 5.2 genomen besluiten en niet-schriftelijke beslissingen, gericht op enig rechtsgevolg.

G

Artikel 5.7 vervalt.

H

Artikel 5.9 vervalt.

I

Artikel 5.11 vervalt.

J

Artikel 5.20, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een bestuursorgaan dat bij de totstandkoming van de vergunning of ontheffing bevoegd was een verklaring als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, te geven of advies uit te brengen kan een bestuursorgaan dat op grond van dit hoofdstuk bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing, verzoeken een daartoe strekkende beschikking te geven.

K

Artikel 5.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

L

Paragraaf 5.5 vervalt.

M

In artikel 6.2, eerste lid, vervalt: , of houdende een vordering als bedoeld in artikel 5.24.

N

Artikel 6.5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het beroep tegen een beschikking inzake een verklaring als bedoeld in artikel 2.27 kan door het ten aanzien van de beschikking waarop de verklaring betrekking heeft, bevoegde gezag eerst worden ingesteld nadat die beschikking is bekendgemaakt. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 3.4

In de artikelen 113a, tweede lid, van de Flora- en faunawet, 57a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, 22 van de Ontgrondingenwet, 95, eerste lid, van de Wet bodembescherming, 148, eerste lid, van de Wet geluidhinder en 90, eerste lid, van de Wet inzake de luchtverontreiniging wordt «5.25» telkens vervangen door: 5.23.

Artikel 3.5

Artikel 17.15, tweede lid, van de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin vervalt: gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders of.

2. In de laatste volzin wordt «De artikelen 5.24, tweede en derde lid, en 5.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door: De artikelen 121 tot en met 121g van de Provinciewet.

Artikel 3.6

De Interimwet stad-en-milieubenadering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10, tweede lid, vervalt «13, eerste en tweede lid,».

B

Artikel 13 vervalt.

C

In artikel 14, eerste en tweede lid, vervalt telkens: 13,.

HOOFDSTUK IV MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 4.1

Artikel 3.13, derde lid, van de Waterwet komt te luiden:

  • 3. Wanneer het bestuur van een waterschap een krachtens het eerste lid gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel een krachtens het eerste lid gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, besluit Onze Minister daarin te voorzien ten laste van het waterschap. De artikelen 121, tweede en vierde lid, 121a tot en met 121e en 121g van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK X SLOTBEPALINGEN

Artikel 10.1

  • 1. Deze wet treedt met uitzondering van de artikelen 1.2, onderdeel J, en 3.3, onderdelen G en K, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor artikel 2.1, onderdeel B, afwijkend kan worden vastgesteld.

  • 2. De artikelen 1.2, onderdeel J, en 3,2, onderdelen G en K, treden in werking met ingang van 1 januari 2012, tenzij bij koninklijk besluit een eerder tijdstip wordt bepaald.

Artikel 10.2

Deze wet wordt aangehaald als: Wet revitalisering generiek toezicht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,