Kamerstuk 32252-8

Amendement van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink over het tijdelijk maken van de verhoging met 1,5 dB van geluidsproductieplafonds (samen met 32625 nr. 8)

Dossier: Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds)


28,0 %
72,0 %

GL

SGP

PvdA

PVV

D66

CU

VVD

PvdD

CDA

SP


Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID WIEGMAN-VAN MEPPELEN SCHEPPINK

Ontvangen 7 juni 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt artikel 11.45 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, vermeerderd met 1,5dB».

2. In het derde lid wordt «52,0 dB» vervangen door: 50,5 dB.

3. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De geluidsproductieplafonds, bedoeld in het eerste en derde lid, worden vermeerderd met 1,5 dB. Dit lid vervalt met ingang van 31 december 2021.

Toelichting

In het wetsvoorstel is een generieke regel opgenomen dat de geluidproductieplafonds van rechtswege worden vastgesteld op de huidige geluidsbelasting met een werkruimte die overeenkomt met een groei van het verkeer met 40% (+1,5 dB). Een werkruimte is nodig gezien de tijd die nodig is voor het oplossen van de bestaande knelpunten en het faciliteren van de groei van de mobiliteit in de tussenliggende periode.

Daar staat tegenover dat een werkruimte van 1,5 dB zorgt voor een toename van hinder, slaapverstoring en negatieve gezondheidseffecten zoals hart- en vaatziekten. De groeiruimte biedt bovendien onvoldoende stimulans voor het serieus werk maken van bronbeleid, zeker op de korte termijn. Daarnaast is een (permanente) werkruimte vanuit het oogpunt van ruimtelijke en volkshuisvestelijke belangen niet wenselijk. Immers bij de planvorming dient met deze werkruimte rekening te worden gehouden waardoor de plankosten toenemen.

Om deze reden is de werkruimte in de voorbereiding van het wetsvoorstel tijdens bestuurlijke overleggen ook als tijdelijke maatregel gepresenteerd. Dit amendement betreft (spoor)wegen waar de plafonds worden bepaald op de huidige situatie (via artikel 11.45 lid 1 en lid 3) vermeerderd met 1,5 dB. Voorgesteld wordt dat de werkruimte bij de vaststelling van de geluidsproductieplafonds wordt aangemerkt als een tijdelijke ontheffing in plaats van een permanente toegestane groeiruimte. Dit wil zeggen dat de hoogte van de werkruimte ongewijzigd op 1,5 dB blijft, maar dat deze op 31 december 2021 van rechtswege komt te vervallen. In de komende tien jaar krijgt de rijksinfrabeheerder de tijd om maatregelen aan de (spoor)weg te treffen die het geluid omlaag brengen. Als deze maatregelen vervolgens zijn doorgevoerd, resteert er opnieuw een werkruimte alleen dan ontstaan doordat de (spoor)weg zelf minder geluid veroorzaakt. Voor de (spoor)wegen waar de geluidproductieplafonds worden gebaseerd op recente besluiten wordt in dit amendement dus geen wijziging voorgesteld.

Voorgestelde aanpassing heeft als voordeel dat de leefomgevingkwaliteit op langere termijn, na het vervallen van de werkruimte, op het huidige niveau wordt geborgd of op het niveau waartoe al eerder expliciet was besloten. Hiermee is een belangrijke milieuhygiënische winst te behalen waarbij de bronbeheerder, al dan niet gecombineerd met de uitvoering van de sanering die gereed moet zijn op 31 december 2021, maatregelen treft.

De mogelijk te treffen bronmaatregelen zijn voor rijkswegen dubbellaags ZOAB en voor spoorwegen raildempers en zijn nu reeds voorhanden. Ook kunnen geluidsschermen een oplossing bieden. Daarnaast kunnen er nieuwe bron maatregelen ontwikkeld worden (er lopen bijvoorbeeld proefprojecten met nog stillere wegdekken) en uiteraard zullen er in de toekomst (mede) als gevolg van europees beleid stillere auto’s en stillere banden gaan komen.

Bijkomend voordeel van de aanpassing is dat zowel de sanering als de ruimtelijke ontwikkelingen minder financiële inspanning zal vragen langs (spoor)wegen met een geluidsproductieplafond gebaseerd op huidig + 1,5 dB. Er behoeft immers geen rekening meer gehouden te worden met de nu in het wetsontwerp opgenomen werkruimte.

Voor die (spoor)wegen waar om gegronde reden in 2021 alsnog niet kan worden voldaan aan de geluidsproductieplafonds is op basis van het voorliggende wetsvoorstel de reguliere mogelijkheid aanwezig om tot verhoging van het geluidsproductieplafonds over te gaan. Dit geldt ook voor de (spoor)wegen waar de geluidsproductieplafonds zijn gebaseerd op recente besluiten. Het onderscheid tussen beide type plafonds is daarmee van tijdelijke aard. Het voorstel waarborgt daarmee dus ook de infrastructurele belangen.

Dit amendement hangt samen met het amendement op het wetsvoorstel 32 625, nr. 8.

Wiegman-Van Meppelen Scheppink