Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Centraal Orgaan opvang asielzoekers onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen en het interne toezicht bij het Centraal Orgaan asielzoekers te versterken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel b wordt «orgaan» vervangen door: COA.
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;.
3. In onderdeel d wordt «Centraal Orgaan opvang asielzoekers» vervangen door: COA.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «orgaan» vervangen door: COA.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Kaderwet is van toepassing op het COA.
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef en onderdeel e van het eerste lid en in het tweede lid wordt «orgaan» telkenmale vervangen door: COA.
2. In onderdeel d van het eerste lid wordt de punt aan het slot van de eerste volzin vervangen door een punt komma en vervalt de laatste volzin.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot verstrekkingen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen als bedoeld in het tweede lid.
De artikelen 5 tot en met 13 en 20 tot en met 26 vervallen.
De artikelen 3a, 4, 17a, 18, 19, 27 en 28 worden vernummerd tot de artikelen 5, 6, 18, 19, 20, 21 en 22.
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij de toepassing van artikel 3, tweede en derde lid, doet Onze Minister, voor zover dat gevolgen heeft voor de uitoefening van openbaar gezag door het COA, daarvan mededeling aan beide Kamers der Staten-Generaal.
In de artikelen 5, tweede lid, en 6, eerste lid (nieuw), wordt «orgaan» telkenmale vervangen door: COA.
Na artikel 6 (nieuw) worden 7 artikelen ingevoegd, luidende:
Het COA heeft een bestuur en een raad van toezicht.
1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder de voorzitter. Het bestuur besluit bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
2. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van toezicht.
3. Behoudens spoedeisende gevallen stelt Onze Minister de raad van toezicht in de gelegenheid voor iedere te vervullen plaats in het bestuur een voordracht te doen van ten minste een persoon, waarvan Onze Minister niet afwijkt dan na overleg met de raad van toezicht.
4. De leden van het bestuur worden benoemd voor vier jaren. De aftredende leden kunnen ten hoogste tweemaal worden herbenoemd.
5. De raad van toezicht kan leden van het bestuur voordragen voor schorsing of ontslag, waarvan Onze Minister niet afwijkt dan na overleg met de raad. Behoudens een dergelijke voordracht en behoudens spoedeisende gevallen stelt Onze Minister de raad van toezicht in de gelegenheid zijn gevoelen kenbaar te maken over de voorgenomen schorsing of ontslag van een lid van het bestuur.
6. Het bestuur stelt een reglement vast, dat in ieder geval voorziet in:
a. de vervanging van de voorzitter bij diens schorsing of ontstentenis;
b. delegatie en mandaat van bevoegdheden van het bestuur;
c. de wijze van besluitvorming van het bestuur.
1. Het bestuur is belast met de dagelijkse leiding van het COA en draagt zorg voor een goede uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3.
2. Alle bevoegdheden van het COA die niet bij of krachtens de wet aan de raad van toezicht zijn toegekend, komen toe aan het bestuur.
3. Een besluit van het bestuur om werkzaamheden, die de uitvoering van taken als bedoeld in artikel 3 betreffen, door derden te laten uitvoeren, behoeft voor zover het door Onze Minister aangegeven werkzaamheden betreft zijn goedkeuring.
1. De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden, waaronder de voorzitter.
2. De Minister stelt de raad van toezicht in de gelegenheid voor iedere te vervullen plaats in de raad een voordracht te doen van ten minste een persoon, waarvan Onze Minister niet afwijkt dan na overleg met de raad van toezicht.
3. De raad van toezicht wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.
4. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor vier jaren. De aftredende leden kunnen ten hoogste tweemaal worden herbenoemd.
5. De raad van toezicht kan leden van de raad voordragen voor schorsing of ontslag, waarvan Onze Minister niet afwijkt dan na overleg met de raad. Behoudens een dergelijke voordracht stelt Onze Minister de raad in de gelegenheid zijn gevoelen kenbaar te maken over de voorgenomen schorsing of ontslag van een lid van de raad.
6. De raad van toezicht stelt een reglement vast, dat in ieder geval voorziet in:
a. zijn werkwijze en de wijze van zijn besluitvorming;
b. de mogelijkheid tot instelling van commissies.
1. De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van het bestuur en staat deze met raad terzijde.
2. Goedkeuring dan wel instemming van de raad van toezicht behoeven de besluiten van het bestuur betreffende:
a. het activiteitenplan;
b. de begroting;
c. de jaarrekening;
d. het jaarverslag;
e. het doen van investeringen of desinvesteringen, die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan, en
f. het aangaan van meerjarige exploitatie-overeenkomsten, die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan.
3. De raad van toezicht kan goedkeuring of instemming als bedoeld in het tweede lid onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat het besluit de doelmatige en behoorlijke taakuitoefening door het COA kan belemmeren.
4. De raad van toezicht adviseert Onze Minister in ieder geval omtrent:
a. het reglement van het bestuur, bedoeld in artikel 8, zesde lid, en
b. de aan het lidmaatschap van het bestuur verbonden bezoldiging of schadeloosstelling, bedoeld in artikel 14 van de Kaderwet.
5. De raad van toezicht wijst de accountant, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet, aan.
6. De raad van toezicht bespreekt ten minste eens per jaar in afwezigheid van het bestuur zijn functioneren, dat van het bestuur en de daaraan te verbinden conclusies met Onze Minister.
7. Indien het jaarverslag van de raad van toezicht niet tezamen met het jaarverslag van het bestuur, bedoeld in artikel 10, zevende lid, onder b, wordt uitgebracht, stelt de raad van toezicht zijn jaarverslag, in afwijking van artikel 18 van de Kaderwet, binnen een maand na de vaststelling van de jaarrekening op.
In afwijking van artikel 1 van de Ambtenarenwet zijn de bij het COA werkzame personen geen ambtenaar, maar werknemer naar burgerlijk recht. In afwijking van artikel 2 van de Wet privatisering ABP zijn zij geen overheidswerknemer in de zin van die wet. Artikel 15 van de Kaderwet is niet van toepassing.
Het COA wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter van het bestuur.
Het opschrift «§ 4. Informatieverstrekking» vervalt en het opschrift van paragraaf 3 komt te luiden: § 3. Informatievoorziening, sturing en toezicht.
Artikel 14 komt te luiden:
1. Onze Minister, het bestuur en de raad van toezicht verstrekken elkaar tijdig alle voor de uitoefening van hun taken benodigde inlichtingen.
2. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de verstrekking aan en door hem van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 15 komt te luiden:
1. Het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt opgenomen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van de Kaderwet.
2. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de inrichting van het activiteitenverslag van het COA.
Het opschrift «§ 5. Financiële bepalingen» wordt vervangen door: § 4. Bekostiging en financieel toezicht.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister verstrekt het COA een subsidie voor de uitvoering van de opgedragen taken ten laste van de begroting van het Ministerie van Justitie.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Afdeling 4.2.8, met uitzondering van de artikelen 4:71 en 4:72, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin van het eerste lid, komt te luiden: Het activiteitenplan behoeft de instemming van Onze Minister.
2. In het tweede lid wordt «orgaan» vervangen door: COA.
Het eerste lid van artikel 18 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. In de onderdelen a en e, wordt «orgaan» telkenmale vervangen door: COA.
2. Onderdeel d vervalt.
3. Onderdeel f komt te luiden:
f. de omvang en aanvulling van de egalisatiereserve en de aanwending van overschotten;.
4. De onderdelen e tot en met h worden verletterd tot d tot en met g.
Artikel 19 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en het vijfde lid vervallen.
2. Het tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot eerste, tweede en derde lid.
3. In het eerste lid (nieuw) vervalt «, als bedoeld in artikel 4:79 van de Algemene wet bestuursrecht, » en wordt «bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4. In het tweede lid (nieuw) vervalt «aan het bestuur» en wordt «als bedoeld in artikel 4:79, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
5. In het derde lid (nieuw) wordt «Het bestuur van het orgaan en de in het tweede lid bedoelde accountant» vervangen door: Het bestuur en de raad van toezicht.
In artikel 20 (nieuw) vervalt «, het beheer, de administratie en de inrichting van het financiële verslag».
Het opschrift «§ 6. Overgangs- en slotbepalingen» wordt vervangen door: § 5. Slotbepalingen.
In artikel 47, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de jeugdzorg wordt «het toezicht op de naleving van artikel 7 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers» vervangen door: het toezicht op de naleving van artikel 9 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,