Ontvangen 17 november 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2011 als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
2. Indien in het belastbare inkomen uit werk en woning aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 3.120 zijn begrepen en het belastbare inkomen uit werk en woning:
a. meer bedraagt dan het in de vierde regel van de eerste kolom van de tabel in het eerste lid, vermelde bedrag,
b. niet meer bedraagt dan het in de vierde regel van de eerste kolom van de tabel in het eerste lid vermelde bedrag maar meer zou bedragen dan dat bedrag indien daarin de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 3.120 niet zouden zijn begrepen, wordt in zoverre in afwijking van het eerste lid, de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning bepaald met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
3. In gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 1% van de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 3.120.
4. In gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 1% van het bedrag waarmee het belastbare inkomen uit werk en woning het in de vierde regel van de eerste kolom van de tabel in het eerste lid vermelde bedrag te boven zou gaan indien daarin de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 3 120 niet zouden zijn begrepen.
B. Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 2.10, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Deze wijziging van de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) met ingang van 1 januari 2011 strekt ertoe dat aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 3.120 van de Wet IB 2001 tot ten hoogste een tarief van 51% in aanmerking worden genomen in plaats van maximaal 52% zoals nu het geval is. Het gevolg hiervan is dat deze aftrekbare kosten voortaan niet meer tegen het tarief van de hoogste schijf in aftrek kunnen worden gebracht.
Eén en ander is technisch vorm gegeven door correcties aan te brengen op de volgens de tabel berekende belasting op het inkomen uit werk en woning, voor zover de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning tegen 52% in aftrek zijn gebracht. Deze correcties bestaan uit een verhoging met 1% van het bedrag van de aftrekbare kosten voor zover deze tegen 52% in aftrek zijn gebracht.
Om dit te bewerkstelligen wordt in het tweede lid van artikel 2.10 Wet IB 2001 een bepaling opgenomen waarin twee mogelijke situaties worden onderscheiden. In het derde en vierde lid is vervolgens geregeld hoe de beoogde belastingheffing in die situaties wordt bereikt.
In het tweede lid van artikel 2.10a Wet IB 2001 wordt het tweede, derde en vierde lid van artikel 2.10 van die wet van overeenkomstige toepassing verklaard.
Het voorgestelde artikel 2.10, tweede lid, onderdeel a, benoemt de eerste mogelijke situatie, te weten het geval waarin het belastbare inkomen uit werk en woning hoger is dan de ondergrens van de vierde schijf (€ 54 367 in bedragen 2010). Voor dergelijke gevallen wordt in het voorgestelde derde lid geregeld dat het bedrag aan te betalen belasting over het inkomen uit werk en woning dat wordt bepaald op de voet van de in het eerste lid opgenomen tabel, wordt vermeerderd met 1% van de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, als bedoeld in artikel 3.120 Wet IB 2001. De werking van deze bepaling kan worden toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld.
Het belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 55 000. Daarin zijn begrepen een eigenwoningforfait van € 3 000 en aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning ten bedrage van € 15 000. Het belastbare inkomen uit werk en woning is hoger dan de ondergrens van de vierde schijf (€ 54 367 in bedragen 2010). In dat geval wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting vermeerderd met 1% van de aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning, ofwel € 150.
Het voorgestelde artikel 2.10, tweede lid, onderdeel b, benoemt de tweede mogelijke situatie. In een dergelijk geval is het belastbare inkomen uit werk en woning lager dan de ondergrens van de vierde schijf, maar hoger dan dat bedrag indien de aftrekbare kosten van een eigen woning niet in het inkomen zouden zijn begrepen. In die gevallen komen de aftrekbare kosten voor een gedeelte in aftrek naar het tarief in de hoogste schijf. Op grond van het voorgestelde vierde lid wordt dan de op basis van de tabel berekende belasting vermeerderd met 1% van de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 3.120 Wet IB 2001 voor zover deze tegen het tarief in de hoogste schijf in aftrek zijn gebracht. Ook hier kan een voorbeeld de werking van de bepaling verduidelijken.
Het belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 45 000. Daarin zijn begrepen een eigenwoningforfait van € 3 000 en aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning ten bedrage van € 15 000. Het bedrag waarmee het belastbare inkomen uit werk en woning de ondergrens van de vierde schijf te boven zou gaan indien daarin de aftrekbare kosten niet zouden zijn begrepen is dan (€ 45 000 + € 15 000 – € 54 367) = € 5 633. Op grond van het vierde lid wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting vermeerderd met (1 % van € 5 633) = € 56.
De budgettaire opbrengst van dit amendement bedraagt € 49 miljoen.
Bashir