Ontvangen 12 november 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 3.8 vervalt.
Artikel 3.10, onderdeel B, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:
In het vierde lid wordt «De artikelen 19d en 19kc van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn» vervangen door «Artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 is», wordt «zijn de artikelen 19j, eerste tot en met derde lid en vijfde lid,» vervangen door «is artikel 19j, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, van die wet» en vervalt: en 19kd van die wet, en het krachtens artikel 19kb, eerste lid, van die wet bepaalde.
Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
1. «Artikel 16, eerste lid» wordt vervangen door: Artikel 16, eerste en derde lid;.
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien die handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor die waarden, dient met zekerheid vast te staan dat die handeling de natuurlijke kenmerken van het beschermde natuurmonument niet aantast, tenzij dwingende redenen van groot openbaar belang tot het uitvoeren van de handeling noodzaken.
Artikel 3.12, onderdeel B, onderdeel 3, wordt als volgt gewijzigd:
In het tiende lid wordt «De artikelen 19d en 19kc van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn» vervangen door «Artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 is», wordt «zijn de artikelen 19j, eerste tot en met derde lid en vijfde lid,» vervangen door «is artikel 19j, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, van die wet» en vervalt: en 19kd van die wet, en het krachtens artikel 19kb, eerste lid, van die wet bepaalde.
Het elfde lid wordt als volgt gewijzigd:
1. «Artikel 16, eerste lid» wordt vervangen door: Artikel 16, eerste en derde lid;
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien die handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor die waarden, dient met zekerheid vast te staan dat die handeling de natuurlijke kenmerken van het beschermde natuurmonument niet aantast, tenzij dwingende redenen van groot openbaar belang tot het uitvoeren van de handeling noodzaken.
Artikel 3.22, onderdeel 2, vervalt.
In bijlage I, onderdeel 7.4, vervalt de zinsnede «, handelingen waarop artikel 19ia of artikel 19ib van de Natuurbeschermingswet 1998 van toepassing is»
Het voorstel tot aanpassing van de Natuurbeschermingswet 1998 leidt wat de voorgestelde regeling voor het vergunningvrij maken van projecten en andere handelingen van nationaal belang alsmede wat de regeling van de zorgplicht inzake bestaand gebruik betreft, tot hiaten in de implementatie van artikel 6, tweede en derde lid, Habitatrichtlijn. De voorgestelde regeling inzake de stikstofdepositie en saldering, alsmede de bepaling over meet- en rekenvoorschriften, en de daarop betrekking hebbende delen van de toelichting behoeven aanpassing ten einde te verzekeren dat aan de Europeesrechtelijke randvoorwaarden wordt voldaan. Ten slotte is de voorgestelde regeling inzake de vrijstelling van de vergunningplicht voor bestaand gebruik onvoldoende effectief. De indiener is met de Raad van State van mening dat het onverstandig is het voorstel tot aanpassing van de Natuurbeschermingswet 1998 op te nemen in het voorstel voor een Crisis- en herstelwet. Dit amendement strekt ertoe dit voorstel te laten vervallen.
Ouwehand