Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2009
Met deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken in het Natura 2000-dossier, met name over de conceptbeheerplannen die de provincies op 1 september 2009 hebben ingediend. Tevens beantwoord ik het schriftelijk verzoek van de vaste commissie voor LNV over de stand van zaken van de uitvoering van mijn brief van 30 juni 2009 (TK 31 700 XIV, nr. 160).
In september 2008 heb ik met de provincies de afspraak gemaakt om de definitieve aanwijzing van een aantal Natura 2000-gebieden op te schorten tot na 1 september. Ik heb de provincies in de gelegenheid gesteld eerst samen met de betrokken partijen in het gebied conceptbeheerplannen op te stellen op basis van de ontwerpaanwijzingsbesluiten, alvorens ik deze besluiten definitief maak. Deze koppelingsafspraak beoogde draagvlak te creëren voor de beheerplannen en de implementatie daarvan en meer inzicht te krijgen in de haalbaarheid en betaalbaarheid van de instandhoudingsdoelstellingen en de begrenzing. Daarbij is overeengekomen dat de provincies uiterlijk op 1 september 2009 conceptbeheerplannen aan mij zouden aanleveren, met daarbij een onderbouwd advies over de haalbaarheid en betaalbaarheid van doelen en grenzen. Op basis van dit gemotiveerde advies konden provincies in een uiterst geval een voorstel doen voor bijstelling van doelen en grenzen, onder voorwaarde dat de landelijke doelen niet in gevaar komen.
Op 1 september 2009 zijn door de provincies conceptbeheerplannen of knelpuntennotities van een groot aantal Natura 2000-gebieden opgeleverd. Met deze brief wil ik u informeren over mijn eerste bevindingen ten aanzien van de ingediende conceptbeheerplannen en de wijze waarop ik deze verder zal behandelen. Tevens wil ik u informeren over de voortgang van de acties die ik u in mijn brief van 30 juni 2009 heb gepresenteerd (TK 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 160).
Algemeen beeld uit de beheerplannen
Afgelopen jaar is voortvarend door provincies en betrokken partijen gewerkt aan het opstellen van conceptbeheerplannen. Dit heeft ertoe geleid dat over 71 gebieden informatie is opgeleverd. Een aantal provincies geeft aan (deels) af te zien van de koppeling tussen aanwijzingsbesluiten en beheerplannen, aangezien voor deze gebieden de doelen haalbaar en betaalbaar worden geacht. Uit de geleverde informatie maak ik op dit moment op dat de meeste doelen in beginsel ecologisch haalbaar zijn, maar dat mede in verband met betaalbaarheid in een aantal gevallen nadere afspraken dienen te worden gemaakt over onder meer de fasering van de doelen. Het belangrijkste knelpunt dat in dit kader wordt gesignaleerd, is de hoge stikstofdepositie. Naast stikstof worden echter ook andere meer voorkomende knelpunten of randvoorwaarden genoemd. Voorbeelden hiervan zijn water (met name verdroging), onderzoek en monitoring.
De provincies reageren positief op de voornemens in mijn brief over Natura 2000 van 30 juni (TK 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 160), maar uiten tevens zorgen met betrekking tot de inhoud en uitwerking van een aantal acties. Het betreft onder andere het bestaand gebruik, de juridische houdbaarheid van de beheerplannen en de opname van MIRT-projecten in beheerplannen. Ook voert een aantal provincies financiële knelpunten op. Een belangrijk deel van die knelpunten is gerelateerd aan de stikstofproblematiek.
Naast deze zaken die voor meerdere gebieden spelen, zijn bij meer dan de helft van de gebieden door de provincies ook gebiedsspecifieke wijzigingsvoorstellen gedaan met betrekking tot doelen of begrenzing. Dit betreft in totaal 149 voorstellen, waarvan een deel al bekend was uit de beschouwing van de provincie op de ontwerpaanwijzingsbesluiten. Een deel van deze voorstellen heeft een negatief effect op de haalbaarheid van de landelijke doelen waaraan Nederland gehouden is. Ik heb de provincies gevraagd om hiervoor mogelijke alternatieven aan te dragen. Uitgangspunt is immers dat de landelijke doelen niet in gevaar mogen komen, omdat daarvoor een Europese verplichting is aangegaan. Naast de voorstellen die op gebiedsniveau een doelverandering of doelverlaging inhouden, zijn er door provincies ook voorstellen gedaan gericht op uitbreiding van doelen.
Op dit moment worden de ingediende voorstellen van de provincies nader beoordeeld op eventuele consequenties voor de aangehouden ontwerpaanwijzingsbesluiten. Dit gebeurt vanuit een welwillende grondhouding, maar het uitgangspunt daarbij is dat voorstellen gebaseerd moeten zijn op deugdelijke informatie vanuit de provincies.
Punten die een relatie hebben met stikstof worden meegenomen in het verkennings- en uitwerkingstraject voor de programmatische aanpak dat ik inmiddels ben gestart. Dit gebeurt in overleg met betrokken overheden. Ook maatschappelijke organisaties worden betrokken. Op deze wijze geef ik een vervolg aan het advies van de adviesgroep Huys (bijlage bij TK 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 160).
De punten die te maken hebben met verdroging en waterkwaliteit worden ook apart bekeken. Dit gebeurt onder leiding van het Regiebureau Natura 2000.
Daarnaast hebben provincies een groot aantal gebiedsspecifieke voorstellen gedaan. Een deel van deze voorstellen heeft gevolgen voor de landelijke doelen. Alternatieven hiervoor zijn in de provinciale plannen beperkt aangereikt. Ik heb ruimte geboden om deze alternatieven alsnog voor half november aan te reiken. Ook hier voert het Regiebureau de regie om te bezien of er tot alternatieven gekomen kan worden.
In alle gevallen geldt dat de voorstellen goed en zorgvuldig bekeken moeten worden, ook in relatie tot zienswijzen die hieromtrent zijn ingediend. In een aantal gevallen zal wellicht de conclusie zijn dat voorstellen onvoldoende onderbouwd zijn. In andere gevallen zal mogelijk aanpassing van doelen ecologisch verantwoord kunnen. In weer andere gevallen zal wijziging niet mogelijk zijn, althans niet zonder overleg met de Europese Commissie. In die gevallen moet dan wel duidelijk zijn dat er een substantieel probleem is bij de realisatie van een doel.
Aangezien het gaat om een aanzienlijk aantal gebiedsspecifieke voorstellen, wordt onder leiding van het Regiebureau toegewerkt naar het kunnen geven van duidelijkheid eind dit jaar. Daar waar provincies voorstellen onvoldoende onderbouwd hebben (ook naar het oordeel van het Regiebureau) hadden zij nog de gelegenheid tot 20 oktober aanvullende informatie te leveren.
Ik heb half november bestuurlijk overleg met provincies. Dan hoop ik dat we gezamenlijk op hoofdlijnen een aantal richtinggevende conclusies kunnen trekken. Inclusief goede afspraken over het vervolg. Eind oktober praat ik hierover met maatschappelijke organisaties.
Wijzigingen Natuurbeschermingswet 1998
De in mijn brief van 30 juni aangekondigde wijzigingen van de Natuurbeschermingswet 1998 hebben hun beslag gekregen in het voorstel voor een Crisis- en herstelwet (artikel 3.8 van dat wetsvoorstel). Dit wetsvoorstel is op 15 september 2009 bij uw Kamer aanhangig gemaakt. In dit wetsvoorstel is bepaald dat deze wijzigingen, eenmaal wet, in werking treden met ingang van 1 januari 2010.
Voorts zal de stikstofvoorziening in het voorstel voor een Crisis- en herstelwet bij nota van wijziging worden aangevuld met de mogelijkheid voor provincies om generieke voorschriften te stellen ter reductie van de stikstofdepositie. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de wens van provincie Brabant, mede namens provincie Limburg en een groot aantal maatschappelijke organisaties, voor een dergelijk instrument. Op die manier kan de programmatische aanpak voortvarend van start gaan.
Programmatische aanpak stikstof
In mijn brief van 30 juni heb ik tevens aangekondigd de meerwaarde te gaan verkennen van een programmatische aanpak, zoals voorgesteld door de adviesgroep Huys.
Ik ben hiermee aan de slag gegaan door een voorstel voor de programmatische aanpak stikstof te ontwikkelen in nauwe samenwerking met de provincies, maatschappelijke organisaties en de departementen van V&W en VROM.
Ik streef ernaar om in november in bestuurlijk overleg met de gezamenlijke bevoegde gezagen tot een akkoord te komen over de aanpak, de prioritaire acties, het tijdpad en de uitvoeringsorganisatie. De uitkomsten van dit bestuurlijk overleg neem ik mee bij de uitwerking van het voorstel voor de programmatische aanpak. De samenhang van programmatische aanpak met de stikstofvoorziening in de voorgenomen Crisis- en Herstelwet, met de provinciale beleidskaders en met de beheerplannen vraagt om zorgvuldige afwegingen in deze uitwerking.
Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk na bestuurlijk overleg tussen de bevoegde gezagen in november, nader informeren over de uitkomsten en de verdere uitwerking van de programmatische aanpak stikstof.
Tevens heeft u mij een afschrift gevraagd van mijn reactie op de brief van provincie Overijssel van 23 juli 2009. Deze treft u bijgaand aan.1