Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2009
Nog net op de valreep in 2008 trad de nieuwe Mediawet in werking, onder de naam Mediawet 2008. De publieke omroep is met deze nieuwe wet officieel een multimediale omroep geworden, actief op alle platforms. Deze verandering is terug te zien in de budgetaanvraag 2010, die dit jaar integraal is en niet meer uitgesplitst naar de verschillende platforms.
Het komende jaar is in meer opzichten bijzonder. In 2010 loopt de allereerste – tienjarige – concessie van de publieke omroep af. In die periode is er veel veranderd in Hilversum. Nieuwe omroepen zagen het licht, het thuisnetmodel maakte plaats voor het programmeermodel, Uitzending Gemist groeide uit tot een groot succes, en de nieuwe werkwijze Geld-op-Schema werd geïntroduceerd, waarbij omroepen gezamenlijk intekenen op programmeringsschema’s.
Het komende jaar staat in het teken staan van de nieuwe concessieperiode van de publieke omroep en de erkenningen van de verschillende omroeporganisaties. Nieuwe spelers staan klaar om een ander geluid te laten horen en hun bijdrage te leveren aan een divers en pluriform publiek aanbod. Met een programmamix die zwaarder en meer gevarieerd is dan het aanbod op de commerciële zenders, weet de publieke omroep veel kijkers en luisteraars te bereiken en te boeien. Het zal even wennen zijn aan de gewijzigde opstelling, maar aan de basis voor een goede samenwerking en een wederzijds vertrouwen is de afgelopen jaren hard gewerkt.
Op de derde dinsdag van september heeft u de rijksbegroting 2010 ontvangen. Deze brief is de concrete uitwerking van artikel 15 (media) uit de rijksbegroting OCW. De brief is nodig om het budget voor 2010 vast te stellen van de media-instellingen en de taken die in de Mediawet 2008 genoemd worden. De brief is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat het financiële kader voor de periode 2010–2014. Ook bevat dit hoofdstuk enkele onderwerpen die een direct gevolg hebben voor de begroting van 2010. In hoofdstuk 2 vindt u de resultaten van de publieke omroep in 2008 en een doorkijk naar de verwachtingen en doelstellingen van de publieke omroep voor 2010.
De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) heeft mij op 30 september 2009 zijn meerjarenbegroting 2010–2014 (zie bijlage 1)1 toegezonden. Op 14 mei 2009 heb ik de Terugblik op de Meerjarenbegroting en de Prestatieovereenkomst 2008 ontvangen (bijlage 2)1. Verder heb ik de Terugblik financiën LPO 2008 ontvangen (bijlage 3)1. Over beide Terugblikken heeft het Commissariaat voor de Media mij op 15 oktober 2009 zijn opmerkingen toegezonden (bijlage 4)1, evenals op 19 oktober 2009 de Raad voor cultuur (bijlage 5)1 over de programmatische aspecten. Bij brief van 14 september 2009 ontving ik de meerjarenbegroting van Radio Nederland Wereldomroep (bijlage 6)1. De opmerkingen van het Commissariaat voor de Media hierover heb ik op 15 oktober 2009 ontvangen (bijlage 7)1.
In onderstaand overzicht treft u de bedragen aan zoals die zijn opgenomen in de rijksbegroting 2010, met daarnaast het beschikbare budget media op basis van de meest recente inzichten in de wettelijke indexering en reclameontvangsten. De mutaties ten opzichte van de ingediende rijksbegroting 2010 worden verwerkt in de eerste suppletoire wet 2010, die volgend voorjaar aan de Kamer zal worden aangeboden.
2010 | 2010 | ||
---|---|---|---|
Ontvangsten | Rijksbegroting | Mutaties | Mediabudget |
Rijksbijdragen media | 688 644 | 6 886 | 695 530 |
Inkomsten van de Stichting Etherreclame | 209 000 | – 12 000 | 197 000 |
Rente op algemene mediareserve | 2 000 | 0 | 2 000 |
Beschikbaar budget media – subtotaal | 899 644 | – 5 114 | 894 530 |
Budget Switch-over | 2 000 | 0 | 2 000 |
Budget Jonge Journalisten1 | 1 000 | 0 | 1 000 |
Beschikbaar budget media | 902 644 | – 5 114 | 897 530 |
1 Betreft de bijdrage van OWB voor de regeling voor jonge journalisten. Zie paragraaf Dotatie Stimuleringsfonds voor de Pers.
Ter bepaling van het reële uitgavenkader 2010–2014 ziet het meerjarenbeeld van het beschikbare budget media er als volgt uit:
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Rijksbijdrage | ||||||
Rijksbegroting | 666 909 | 688 644 | 692 236 | 696 767 | 701 416 | 706 170 |
Indexering | 21 675 | 6 886 | 13 914 | 21 113 | 28 480 | 36 022 |
Rijksbijdrage media (geïndexeerd) | 688 584 | 695 530 | 706 150 | 717 880 | 729 896 | 742 192 |
Inkomsten van de Stichting Etherreclame | ||||||
Rijksbegroting | 195 000 | 196 000 | 200 000 | 200 000 | 200 000 | 200 000 |
Mutatie raming Publieke Omroep en Ster | 14 000 | 1 000 | ||||
Inkomsten van de Stichting Etherreclame | 209 000 | 197 000 | 200 000 | 200 000 | 200 000 | 200 000 |
Rente op algemene mediareserve | ||||||
Rijksbegroting | 1 400 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 |
Mutatie raming rente | 600 | |||||
Rente op algemene mediareserve | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 |
Beschikbaar budget media – subtotaal | 899 584 | 894 530 | 908 150 | 919 880 | 931 896 | 944 192 |
Budget Switch-over | 2 000 | 2 000 | ||||
Budget Jonge Journalisten1 | 1 000 | 500 | ||||
Beschikbaar budget media | 901 584 | 897 530 | 908 650 | 919 880 | 931 896 | 944 192 |
1 Betreft de bijdrage van OWB voor de regeling voor jonge journalisten. Zie paragraaf Dotatie Stimuleringsfonds voor de Pers.
Vanaf 2008 is de rijksbijdrage structureel verhoogd met € 50 miljoen. De voorgenomen verhoging van indicatief € 50 miljoen in 2011, die was voorzien in het Coalitieakkoord, is gewijzigd in indicatief € 25 miljoen vanwege de bezuinigingen die het kabinet heeft doorgevoerd. De verhoging met indicatief € 25 miljoen in 2011 is gereserveerd op een aanvullende post bij Financiën en nog niet opgenomen in het meerjarenbeeld van het beschikbare mediabudget. Ook heeft het kabinet besloten om een efficiency-taakstelling door te voeren op ZBO’s, waaronder de NOS. Zowel de verhoging van de wettelijke bijdrage als de bezuiniging is in de rijksbegroting verwerkt en in de Mediawet vastgelegd.
De rijksbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de systematiek van de Mediawet. Dit betekent dat voor deze begroting wordt gerekend met de huishoudenprognose 2010 (CBS) en de consumenten-prijsindex (cpi) voor 2010 (CPB). Ook wordt volgens deze systematiek eerst de taakstelling verwerkt alvorens genoemde indexeringen toe te passen. De prijsstijgingen zijn geraamd op basis van de cpi van 1,0% in 2010. Ik volg daarmee de ramingen van het CPB zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning van 15 september 2009. Voor de jaren 2011 tot en met 2014 wordt eveneens uitgegaan van een cpi van 1,0%.
Inkomsten van de Stichting Etherreclame (Ster)
In 2008 is het kijktijdaandeel van de publieke omroep gegroeid, evenals de advertentiemarkt. Dit heeft ultimo 2008 een substantieel hoger bedrag aan Sterontvangsten opgeleverd dan begroot, namelijk € 26 miljoen meer. De totale Steropbrengst over 2008 kwam daarmee op € 226 miljoen. In 2009 is echter het effect van de recessie merkbaar op de audiovisuele reclamemarkt: de prognose voor het kijktijdaandeel van de publieke omroep blijft goed, maar de totale advertentiemarkt is gedaald. De verwachting is dat deze ontwikkeling zich nog zal voortzetten in 2010. De Ster geeft daarom voor 2010 een voorzichtige raming van circa€ 197 miljoen aan inkomsten voor 2010, ondanks dat dit een evenementenjaar is. Ik vind dit gezien de negatieve ontwikkelingen op de reclamemarkt een realistische raming en neem dit bedrag van€ 197 miljoen op als richtlijn voor het budgettaire kader van 2010. Het bedrag ligt op het niveau dat ik voor de Mediabegroting als basisniveau voor de reclame-inkomsten in deze Kabinetsperiode heb opgenomen. Voor 2011 en verder heeft de Ster geen prognose afgegeven. Daarom handhaaf ik de raming van de Sterinkomsten zoals opgenomen in de Rijksbegroting (€ 200 miljoen).
Op de langere termijn zullen de opbrengsten uit televisiereclame variëren binnen een bandbreedte van € 175 tot € 200 miljoen, heeft TNO in 2006 voorspeld.1 Voor de publieke omroep geldt een strenger reclameregime dan voor de commerciële omroepen. Deze laatste kunnen daarom meer profiteren van nieuwe reclame-uitingen, zoals non-spot reclame. En dat kan ten koste gaan van de reclameopbrengsten van de publieke omroep. Op dit moment is echter nog niet te voorzien wanneer de technologische ontwikkelingen leiden tot daadwerkelijk ander kijkgedrag en nieuwe vormen van adverteren. De prognose van de Ster na 2010 is daarom opgenomen zonder rekening te houden met deze ontwikkelingen, en volgt alleen de verwachte groei van de totale reclamemarkt en de fluctuatie tussen jaren met evenementen en jaren zonder evenementen. Het is dus mogelijk dat de prognoses voor 2011 en daaropvolgende jaren naar beneden bijgesteld moeten worden. Dit zal jaarlijks worden bekeken. Het recent door mij aangekondigde brede onderzoek naar de reclamemarkt2, zal eveneens een actualisatie van deze prognose bevatten.
De verwachte rentebaten op de algemene mediareserve
De rentebaten op de algemene mediareserve voor het jaar 2010 worden geraamd op € 2 miljoen. Omdat er nu nog geen volledige duidelijkheid kan worden gegeven over de ontwikkeling van de algemene mediareserve vanaf 2011, wordt voorlopig aangenomen dat deze renteopbrengst de komende jaren niet substantieel zal variëren.
De uitgaven uit het mediabudget stijgen ten opzichte van 2009. Dit is onder meer het gevolg van de jaarlijkse indexering en een onttrekking aan de algemene mediareserve. De uitgaven zijn als volgt:
2009 | 2010 | |
---|---|---|
Uitgaven | ||
Dotaties, bijdragen e.d. | ||
Raad voor cultuur | 280 | 0 |
Commissariaat voor de Media | 4 029 | 4 069 |
OLON | 501 | 506 |
Kabelraden.nl | 382 | 386 |
Subsidies mediabeleid | 2 000 | 2 000 |
Media-expertise centrum | 2 000 | 2 000 |
Dotatie Stimuleringsfonds voor de Pers | 1 000 | 4 300 |
Dotatie Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties | 17 482 | 17 657 |
Dotatie Filmfonds van de Omroep en Telefilm (CoBO)1 | 7 234 | 7 307 |
34 909 | 38 225 | |
Vergoeding beheertaken | ||
Muziekcentrum van de Omroep | 30 750 | 31 057 |
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid | 19 164 | 19 656 |
NOB uitzendgereed maken & uitzenden2 | 23 501 | 23 736 |
73 415 | 74 449 | |
Vergoeding omroepinstellingen | ||
Budget landelijke omroep3 | 730 919 | 757 925 |
Bijdrage Wereldomroep | 45 413 | 45 867 |
Bijdrage minderhedenprogrammering | 4 019 | 4 059 |
780 351 | 807 851 | |
Subtotaal uitgaven | 888 675 | 920 525 |
Mutatie algemene mediareserve | 12 909 | – 22 995 |
Totaal | 901 584 | 897 530 |
1 De uitgaven t.b.v. het CoBO lopen via het budget van de landelijke omroep.
2 De uitgaven t.b.v. het NOB lopen via het budget van de landelijke omroep.
3 Inclusief € 2 miljoen budget Switch-over.
De bijdrage aan de Raad voor cultuur wordt vanaf 2010 niet meer gepresenteerd als een uitgave op het mediabudget. Met deze technische wijziging wordt de praktijk gevolgd dat de uitgaven aan de Raad voor cultuur worden gedaan via het begrotingsartikel van de adviesraden.
Commissariaat voor de Media en OLON
De uitgaven aan het Commissariaat voor de Media en de OLON stijgen in 2010 ten opzichte van 2009 met het accres 2010 van 1,0%.
Het landelijk steunpunt Kabelraden.nl is enkele jaren geleden opgericht ter professionalisering en ondersteuning van de programmaraden. Het steunpunt wordt gefinancierd uit de mediabegroting. Recent heb ik u een voorstel toegezonden voor een nieuw model van consumenteninvloed op de kabel, waarin geen sprake meer is van programmaraden.1 Als uw Kamer met dit voorstel instemt, zal het in wetgeving worden omgezet en zal een deel van de taken van Kabelraden.nl komen te vervallen. Voor meer informatie hierover, verwijs ik u naar genoemde Kamerbrief.
Zoals beschreven in mijn voorstel, is er bij Kabelraden.nl ook kennis en kunde aanwezig, die in het nieuwe model beter op hun plek zijn bij het Commissariaat voor de Media. Als het nieuwe model wordt ingevoerd, zal het kabinet in overleg met Kabelraden.nl en het Commissariaat voor de Media bezien welke kennis en taken overgedragen kunnen worden aan het Commissariaat voor de Media. In ieder geval blijft in 2010 nog alles bij het oude voor Kabelraden.nl. De bijdrage voor 2010 is berekend op basis van de werkelijke bijdrage in 2009 vermeerderd met het accres 2010 van 1,0%.
De renteopbrengst op de algemene mediareserve is bestemd voor subsidies aan incidentele activiteiten en tijdelijke projecten. Deze projecten beoordeel ik jaarlijks per aanvraag (zie bijlage 8, onder«Subsidies mediabeleid»)1. De renteopbrengst voor 2010 is naar verwachting € 2,0 miljoen.
Mediawijsheid expertisecentrum
In 2008 heb ik u, samen met de minister voor Jeugd en Gezin, geïnformeerd over het mediawijsheidexpertisecentrum.2 Dit centrum helpt kinderen, (groot)ouders, opvoeders en leerkrachten actief en verstandig gebruik te maken van (nieuwe) media. Vijf partijen staan aan de basis van het centrum: NPO, ECP-EPN, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Stichting Kennisnet en de Vereniging van Openbare Bibliotheken.
In 2009 is de service van het expertisecentrum uitgebreid met een landelijke loketfunctie bij Beeld en Geluid. Ook is er een pilot gestart met lokale loketten in bibliotheken, waar men terecht kan voor thema’s op het terrein van mediawijsheid. In 2010 is het Mediawijsheid Expertisecentrum volledig uitgebouwd en zal het opereren onder de naam Mediawijzer.net. In mei 2009 heeft er een grote publiekscampagne plaatsgevonden, welke in 2010 wordt herhaald. Inmiddels hebben zich meer dan 175 partijen aan het centrum verbonden en zijn er werkgroepen gestart rond de thema’s media-educatie, veiligheid, onderzoek en innovatie. Daarnaast loopt er een stimuleringsregeling voor innovatieve projecten. Ook ouderorganisaties zijn betrokken.
Het budget voor het expertisecentrum loopt op tot maximaal € 2 miljoen in 2010. Voor het Mediawijsheid expertisecentrum is € 1 miljoen beschikbaar, voor de stimuleringsregeling innovatieve projecten € 0,6 miljoen en voor de centrale loketfunctie € 330 000.
Dotatie Stimuleringsfonds voor de Pers
Het Stimuleringsfonds voor de Pers verleent tijdelijke steun aan noodlijdende persorganen en stimuleert onderzoek dat de persbedrijfstak ten goede komt. Ook kan het fonds steun bieden aan journalistieke producten die via het internet worden aangeboden. Het Stimuleringsfonds voor de Pers heeft de afgelopen vijf jaren gemiddeld € 2,3 miljoen per jaar besteed aan zijn taken. De afgelopen jaren is bij de middelen van het Stimuleringsfonds langzamerhand de bodem in zicht gekomen. Ik heb daarom een dotatie van € 1,0 miljoen gedaan, conform de begroting 2009. De dotatie voor 2010 is € 2,3 miljoen. Ik vind het van groot belang dat het fonds zijn wettelijke taken in de toekomst kan blijven vervullen.
Naast deze reguliere dotatie heb ik in de Kabinetsreactie3 op het rapport van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers gedurende deze kabinetsperiode extra middelen toegezegd om de problemen in de perssector aan te pakken. Zo heb ik € 8 miljoen toegezegd voor het stimuleren van innovatie in de sector en € 4 miljoen voor de Regeling jonge journalisten.4 Voor 2009 zijn de incidentele middelen voor innovatie en de regeling jonge journalisten voor wat betreft het mediabudget afkomstig uit de Ster-opbrengsten 2008.
Dotatie Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)
De reguliere bijdrage aan het Mediafonds wordt verhoogd met het accres 2010 van 1,0%. Ook ben ik voornemens om in 2011 een bedrag van indicatief € 2 miljoen via het Mediafonds in te zetten ter versterking van de regionale culturele programmering van de publieke omroep. Hiermee kom ik tegemoet aan de motie Atsma/Remkes.1 De middelen hiervoor zijn afkomstig uit de in 2011 met indicatief € 25 miljoen verhoogde rijksbijdrage.
De Raad voor cultuur heeft het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties in 2009 geëvalueerd, overeenkomstig de wettelijke verplichting.2 In deze evaluatie is specifiek gekeken naar de functie van het Mediafonds en de samenwerking met de publieke omroep. Het inhoudelijke verslag van deze evaluatie vindt u in hoofdstuk twee van deze brief.
Dotatie Filmfonds van de Omroep en Telefilm / Teledocs (CoBO)
De reguliere bijdrage aan het Filmfonds wordt verhoogd met het accres 2009 van 1,0%. Via het CoBO (Coproductiefonds Binnenlandse Omroep) ondersteun ik hiermee de documentairesector. Mijn opvattingen over het documentairebeleid heb ik u toegezonden in de brief over de documentaire en de animatiefilm.3
Het budget voor het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) is ten opzichte van 2009 gestegen met 1,0%. De werkelijke bijdrage kan hiervan afwijken, omdat voor het MCO de jaarlijks de loon- en prijsindex van gesubsidieerde orkesten wordt gevolgd. De Raad voor cultuur is gevraagd om in zijn advies over de orkesten, daar waar mogelijk, ook te kijken naar het Muziekcentrum van de Omroep. Dit advies wordt begin 2010 verwacht.
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
De reguliere subsidie aan het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid stijgt in 2010 ten opzichte van 2009 met het accres 2010 van 1,0%. Daarnaast stel ik € 300 000 beschikbaar voor een pilot naar de digitale archieffunctie voor de regionale omroepen. De meeste regionale omroepen hebben nauwelijks ervaring met het digitaal archiveren, waardoor veel materiaal op de plank wordt bewaard en lastig terug te vinden is of kwijt raakt. Om andere partijen naast de landelijke publieke omroep ook digitaal te laten archiveren, ontwikkelt Beeld en Geluid momenteel een archiveringssysteem. Meer informatie hierover vindt u in de Kamerbrief over de regionale omroep, die ik eind oktober 2009 verstuurd heb.4
NOB uitzendgereed maken & uitzenden
Medio 2009 heeft de vereffening plaatsgevonden van de NOB Holding in liquidatie. In het verlengde daarvan worden nog twee uitkeringen gedaan van naar verwachting elk circa € 3,5 miljoen uit opbrengsten van de verkoop van dit bedrijf. Dit vindt pas plaats wanneer de garantietermijnen voor verkoop vervallen, per ultimo 2009 en in 2011. Door de uitkeringen in voorgaande jaren en een uitkering begin 2009, is de totale uitkering aan de Staat der Nederlanden als enig aandeelhouder op € 70,34 miljoen gekomen. Hiermee is voldaan aan de totaal ingeboekte opbrengst voor de Staat bij privatisering. Meeropbrengsten komen volgens afspraak ten goede aan de landelijke publieke omroep – via de Algemene Mediareserve – en worden uitgekeerd aan de raad van bestuur van de NPO ten gunste van het eigen vermogen.5
Vergoedingen landelijke omroep en Wereldomroep
In de paragrafen 1.3 en 1.4 worden de bijdragen aan de landelijke omroep respectievelijk de Wereldomroep behandeld.
Eind 2008 heb ik u mijn beleid op het gebied van diversiteit voor de komende jaren voorgelegd.1 Het beleid richt zich enerzijds op de landelijke omroep en anderzijds op lokale en regionale media. Voor het diversiteitsbeleid van de NPO verwijs ik naar hoofdstuk 2 van deze brief, dat gaat over de publieke omroep.
Begin 2009 heb ik met drie van de vier grote steden (Den Haag viel af) de afspraak gemaakt MTNL te financieren voor een derde termijn van vier jaar (2009–2012). Naast de jaarlijkse bijdrage van OCW uit de omroepmiddelen van circa € 3,0 miljoen, dragen de grote steden circa € 0,9 miljoen bij.
Ook hebben de grote steden – Den Haag inclusief – zich positief uitgesproken over voortzetting van FunX voor een nieuwe periode van vier jaar. Afspraken hierover zijn vastgelegd in convenanten met de G4 voor de periode 2009–2012. De jaarlijkse gezamenlijke bijdrage van de steden aan FunX is € 0,9 miljoen, op de mediabegroting is een zelfde bedrag gereserveerd. Samen met de minister van Economische Zaken zet ik mij in voor verruiming van de distributie van FunX.2
Een positief saldo van de ontvangsten en uitgaven op de mediabegroting wordt toegevoegd aan de algemene mediareserve (AMR). Een negatief saldo wordt ten laste gebracht van de AMR. Bijdragen uit de AMR zijn geen automatisme en worden jaarlijks beoordeeld bij de budgetvaststelling. Conform de reguliere jaarlijkse financiering van de publieke omroep, zullen de beschikbare middelen vanuit de AMR betrokken worden bij de toekenning van het jaarbudget 2010.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal beschikbaar mediabudget | 901 584 | 897 530 | 908 650 | 919 880 | 931 896 | 944 192 |
Totale uitgaven mediabudget | 888 675 | 920 525 | 901 765 | 909 238 | 917 285 | 925 413 |
Exploitatiesaldo (mutatie AMR) | 12 909 | – 22 995 | 6 885 | 10 642 | 14 611 | 18 779 |
In 2009 zijn er meerdere mutaties ten laste of ten gunste van de AMR geweest:
2009 | 2010 | |
---|---|---|
Beginstand | 79 833 | 101 717 |
Correctie prijsindex 2008 en 2009 | – 8 096 | 0 |
Verwacht exploitatiesaldo lopende jaar | 12 909 | 0 |
Meevaller Ster 2008 | 25 571 | 0 |
Uitgaven Pers uit Ster 2008 | – 8 500 | 0 |
Toevoeging verwacht exploitatiesaldo | 0 | – 22 995 |
Eindstand (prognose) | 101 717 | 78 722 |
De correctie op de prijsindex 2008 en 2009 is nodig, omdat de werkelijk ontvangen index van 2008 structureel lager is dan de uitgekeerde index aan de media-instellingen die gebaseerd is op de geraamde prijsindex (cpi). Voor 2010 en verder is de correctie verwerkt in de rijksbijdrage. Ook is de meevaller van de Ster uit 2008 verwerkt. Het verwachte exploitatiesaldo voor 2009 zou lager kunnen uitvallen door tegenvallende Ster-inkomsten (zie paragraaf Inkomsten van de Stichting Etherreclame). Dit wordt duidelijk in het voorjaar van 2010. De uitgave aan de Pers betreft ten slotte een uitkering aan het Stimuleringsfonds voor de Pers om de problemen in de perssector aan te pakken (zie paragraaf Stimuleringsfonds voor de Pers). Ik verwacht dat de AMR ultimo 2009 eindigt op een bedrag van € 101,7 miljoen.
Kijkend naar de totale uitgaven van de mediabegroting, vindt er in 2010 een onttrekking plaats van circa € 23,0 miljoen uit de AMR. Dit heeft ten dele te maken met de verwachte daling van de Sterinkomsten ten opzichte van de rijksbegroting 2010, en ten dele met het hogere kostenniveau van de evenementen die in 2010 plaatsvinden en met een incidentele bijdrage aan de publieke omroep voor maatschappelijke documentaires.
De AMR bereikt ultimo 2010 naar verwachting een stand van € 78,7 miljoen. Dit bedrag is voldoende om de rekening-courantverhouding met de Ster te financieren en om eventuele kleinere tegenvallers in de reclameontvangsten op te vangen.
De rijksbegroting 2008 legt een extra bezuiniging op aan rijksdiensten en ZBO’s. Dit is een structurele bezuiniging die voor de NOS oploopt van € 0,2 miljoen in 2008 tot € 1,6 miljoen in 2011. De korting in 2010 is € 0,8 miljoen. Deze bezuiniging is verdisconteerd in het totale budget van de publieke omroep door de prijsindex op de extra € 50 miljoen uit 2008 niet uit te keren. Ik laat dus het hoofdbedrag van € 50 miljoen intact, zodat het beoogde herstel in de programmering niet aangetast wordt.
De NPO stelt voor om het budget voor de landelijke publieke omroep voor 2010 vast te stellen op € 789,1 miljoen. Binnen het budget is € 23,7 miljoen opgenomen voor de kosten van de beheertaak van de geprivatiseerde NOB en voor de dotatie van € 7,3 miljoen aan het Filmfonds van de Omroep, het Telefilmproject en het project Teledocs.1 Verder zijn de kosten voor digitale ethertelevisie2 in het aangevraagde budget opgenomen, evenals een bedrag voor de maatschappelijke documentaire. Enkele al ingeplande maatschappelijke documentaires kwamen in financiële moeilijkheden door de afschaffing van de coproductieregeling.
Het Commissariaat voor de Media adviseert mij het gevraagde budget toe te kennen. Dit advies neem ik over, waarbij ik voor de maatschappelijke documentaire maximaal € 1,5 miljoen ter beschikking stel. De inhoudelijke aspecten van deze regeling komen in hoofdstuk twee aan de orde.
Op grond van bovenstaande stel ik het budget voor de landelijke publieke omroep vast op € 789,0 miljoen. De aansluiting tussen het budget 2009 en het budget 2010 is als volgt:
Totaal budget 2009 inclusief NOB en CoBO | 761 654 | |
---|---|---|
Af: | Bijdrage 2008 AMR en switch-over | – 2 500 |
Af: | budget RVD niet meer aangevraagd door publieke omroep | – 1 266 |
Bij: | Indexering 1,0% | 7 079 |
Bijdrage uit AMR en switch-over | 24 000 | |
Budget landelijke omroep 2010 inclusief NOB en CoBO | 788 968 |
Het budget is circa € 27 miljoen hoger dan het budget voor 2009. Naast de reguliere indexering voor 2010, is een eenmalige bijdrage opgenomen van € 18,5 miljoen voor de meerkosten die de uitzendingen van het WK Voetbal in Zuid-Afrika en de Olympische (winter)spelen in Vancouver met zich meebrengen voor de programmering. Vanwege afspraken met de Europese Commissie over staatssteun zijn de reserves van de publieke omroep aan een maximum gebonden. Een gevolg daarvan is dat het budget van de publieke omroep door mij hoger moet worden vastgesteld als het kostenniveau door bijzondere evenementen hoger is.
Ook is er € 1,5 miljoen in het budget opgenomen voor de maatschappelijke documentaire en nog eens €1,5 miljoen ter vernieuwing van de programmering. Hiermee doe ik mijn toezegging aan Kamerlid Van Dam1 gestand, om extra middelen toe te voegen voor programmavernieuwing.
Financieel jaarverslag LPO 2008
In de Terugblik Financiën 2008 heeft de landelijke publieke omroep (LPO) het financieel jaarverslag met de feitelijke bestedingen over 2008 opgenomen. De NPO stelt op basis van de financiële verantwoordingen van de individuele omroepinstellingen het financieel jaarverslag samen. Uit het jaarverslag blijkt dat de publieke omroep als geheel in 2008 een negatief exploitatieresultaat behaalde van € 9,8 miljoen.
In 2005 besloot de raad van bestuur om de reserve voor programmadoeleinden bij de individuele omroepinstellingen gedifferentieerd te normeren tot percentages van 5% tot 20% van het jaarbudget. Dat betekent dat de raad van bestuur alle reserves boven deze norm kon inzetten voor de programmering van de publieke omroep als geheel. Het negatieve exploitatieresultaat van € 9,8 miljoen bestaat daarmee uit het negatieve exploitatieresultaat voor de gezamenlijke omroepen (exclusief NPO) van € 12,7 miljoen en een positief exploitatiesaldo voor de raad van bestuur van € 2,9 miljoen door de inzet van € 37,1 miljoen overgedragen programmareserves. Zie hiervoor de verantwoording over 2008 die in de Terugblik Financiën 2008 van de publieke omroep is opgenomen.
Transparantie meerjarenbegroting
Naar aanleiding van het advies van het Commissariaat voor de Media over de meerjarenbegroting 2009, heeft de NPO de nodige maatregelen genomen om de transparantie van de begroting en de verantwoording te verbeteren. Desondanks merkt het Commissariaat voor de Media op dat in de vertaling van de beleidsvoornemens naar de begroting nog steeds verbeteringen mogelijk zijn. Ik zal met de NPO en het Commissariaat voor de Media overleggen hoe de transparantie van de meerjarenbegrotingen in de nieuwe concessieperiode nog verder verbeterd kan worden.
Maximering reservevorming landelijke publieke omroep totaal
Op grond van de besprekingen met de Europese Commissie over staatssteun is de reservevorming van de Nederlandse publieke omroep als geheel aan een maximum gebonden. Er is een maximum van 10% van het jaarbudget vastgesteld en dit is vastgelegd in de Mediawet 2008. Deze normering heeft alleen betrekking op de programmareserves van de publieke omroep. De verenigingsreserves van de individuele omroepen zijn immers al sinds 1993 bevroren en kunnen niet meer groeien. Voor de stichtingsreserve van de NPO wordt in de praktijk een gemiddeld benodigd niveau van € 25 miljoen aangehouden, zijnde het bedrag dat bij de fiscalisering van de omroepbijdrage in 2000 de reserve was.
In 2005 heeft de raad van bestuur voor het eerst een bindende regeling afgegeven die stelt dat de reserve voor programmadoeleinden bij een individuele omroep aan de raad van bestuur moet worden overgedragen, wanneer deze uitkomt boven een door de raad van bestuur jaarlijks vastgesteld maximum. Voor de berekening van dit intern vastgesteld maximum, wordt gebruik gemaakt van een staffel lopend van 5% voor een A-omroep tot 15% voor een 2.42 zendgemachtigde. Het maximum voor een A-omroepvereniging is voor 2008 circa € 2,3 miljoen.
Ultimo 2007 stond er een bedrag van € 53,8 miljoen aan overgedragen programmareserves bij de NPO op de balans. Hiervan is in 2008 in totaal € 37,1 miljoen ingezet voor de programmering. NOS-RTV heeft het merendeel hiervan, te weten € 22,2 miljoen, ingezet voor onder andere het EK voetbal en de Olympische Spelen. Naast de noodzakelijke inzet van de programmareserves in 2008 om de programmering op peil te houden, heeft een aantal omroepen niet begrote hogere eigen inkomsten gerealiseerd. Dit heeft ertoe geleid dat eind 2008 een bedrag van € 3,8 miljoen aan programmareserves aan de raad van bestuur is overgedragen. De stand van de overgedragen programmareserves bij de NPO komt daarmee ultimo 2008 op € 20,5 miljoen.
Op basis van de jaarrekeningen van de individuele omroepen (inclusief NOS-RTV) over 2008, is een totaalbedrag van € 30,2 miljoen aan programmareserves bij de individuele omroepen aanwezig. Het totaal aan resterende programmareserves bij de publieke omroep is daarmee € 50,7 miljoen (eind 2007 was dat nog € 85 miljoen).
Voor het jaar 2008 bedraagt de maximaal toegestane programmareserve voor de landelijke publieke omroep als geheel € 74 miljoen (afgerond), zijnde 10% van het door de Nederlandse overheid verschafte jaarbudget aan omroepmiddelen. De stand van de totale programmareserve ligt daarmee ruim beneden deze toegestane grens. Dit bedrag mag geheel door de publieke omroep worden behouden voor de programmering in de volgende jaren. Er hoeft in dit geval geen automatische afroming plaats te vinden ten gunste van de Algemene Mediareserve.
Tijdens het debat over de Erkenningswet heb ik toegezegd de overheadkosten van ledenomroepen en taakomroepen inzichtelijk te maken. In de memorie van antwoord bij de Mediawet 2008 heb ik daarnaast de Eerste Kamer toegezegd ook de overheadkosten van aspirant-omroepen inzichtelijk te maken. In deze brief kom ik aan deze toezeggingen tegemoet.
Onderstaande tabel bevat de overheadkosten (indirecte kosten) voor erkende omroepen, aspirant-omroepen en de taakinstellingen. Ter vergelijking is ook aangegeven welk percentage van het jaarlijkse budget is besteed aan indirecte kosten.
Bedragen in € 1 000 | 2008 | 2007 | 2006 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
indirect | budget | % | indirect | budget | % | indirect | budget | % | |
Erkende omroepen | 24 893 | 340 942 | 7,3% | 23 054 | 318 414 | 7,2% | 23 482 | 319 618 | 7,3% |
Aspirant omroepen | 2 340 | 15 969 | 14,7% | 1 594 | 13 477 | 11,8% | 1 235 | 12 284 | 10,1% |
Totaal verenigingen | 27 233 | 356 911 | 7,6% | 24 648 | 331 891 | 7,4% | 24 717 | 331 901 | 7,4% |
Taakinstellingen | 17 241 | 266 315 | 6,5% | 17 421 | 213 087 | 8,2% | 14 829 | 225 064 | 6,6% |
Bron: additionele informatie bij de jaarrekening t.b.v. het Commissariaat (indirecte kosten) en jaarrekening van de NPO (budget)
De indirecte kosten liggen bij de erkende omroepen stabiel op 7,3%. Bij nieuwkomers nemen de overheadkosten in eerste instantie sterk toe, blijkt uit de gegevens. Deze omroepen zijn sinds 2006 meer en meer gaan bijdragen aan het bestel en als organisatie aanzienlijk gegroeid. Op het totale budget is de toename van de overheadkosten bij de aspirantomroepen nog marginaal. De gezamenlijke omroepverenigingen hebben gemiddeld 7,5% overheadkosten. De taakorganisaties blijken gemiddeld nog wat lager uit te komen. Uit de meerjarenbegroting van de NPO blijkt dat de totale landelijke publieke omroep in 2008 10,9% aan indirecte kosten had. Deze hogere indirecte kosten zijn te herleiden tot de NPO (niet NOS-RTV). Omdat de NPO zelf geen programma’s maakt, valt het grootste deel van de kosten van de NPO onder de post de indirecte kosten.
Met het indienen van het exploitatieoverzicht 2008–2014 wordt voldaan aan de wettelijke verplichting tot budgettair inzicht in de periode 2011–2014 (artikel 2 147, lid2, onder c). Het Commissariaat voor de Media onthoudt zich echter van een advies over de budgetten 2011–2014, omdat de specificaties en toelichtingen hiervoor in de meerjarenbegroting van de publieke omroep ontbreken.
De reguliere bijdrage aan de Wereldomroep wordt verhoogd met het accres 2010 van 1,0%. De Wereldomroep heeft voor 2010 en de meerjarenraming 2010–2014 sluitende begrotingen ingediend. De Wereldomroep vraagt voor 2010 een budget van € 46,4 miljoen. Het Commissariaat voor de Media adviseert het gevraagde budget toe te kennen. Dit advies neem ik over. Een verdere toelichting bij de activiteiten van de Wereldomroep staat vermeld in hoofdstuk drie.
1.5 Overzicht financieringsstromen publieke omroep en aansluitingen jaarverslagen 2008
De Algemene Rekenkamer heeft in 2008 op verzoek van de Tweede Kamer een onderzoek uitgevoerd naar de financiering en bedrijfsvoering van de publieke omroep en naar de toezichts- en verantwoordingsstructuur. De uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Publieke Omroep in beeld. Financiering, bedrijfsvoering en toezicht.1 Het rapport bevat aanbevelingen op het gebied van financieringsstromen, kostentoerekening, reservevorming bij omroepverenigingen en het toezicht op omroepen. Ik heb in mijn reactie op het rapport aangegeven de aanbevelingen over te nemen. Eén van de aanbevelingen is het opstellen van een overzicht van de financieringsstromen en de toelichting op de verschillen tussen de jaarverslagen van OCW, het Commissariaat voor de Media en de landelijke publieke omroep. Hierbij kom ik mijn toezegging na om een dergelijk overzicht op te nemen in de mediabegrotingsbrief.
In de onderstaande tabel staan de uitgaven volgens het Rijksjaarverslag 2008 van OCW1 (Jaarverslag OCW), de Kerncijfers van OCW 2004–20082
(Kerncijfers OCW), het jaarverslag 2008 van het Commissariaat voor de Media3 (Jaarverslag Commissariaat voor de Media) en het Financieel jaarverslag 2008 Landelijke Publieke Omroep (Jaarverslag LPO)4:
2008 | Jaarverslag OCW | Kerncijfers OCW | Jaarverslag CvdM | Jaarverslag LPO | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Landelijke omroepen | 706,1 | 706,1 | 715,0 | 732,4 | ||||
Wereldomroep | 44,2 | 44,4 | 44,4 | 0,0 | ||||
Overige uitgaven | 109,3 | 109,3 | 78,1 | 0,0 | ||||
via CvdM | 78,6 | 78,6 | 78,1 | 0,0 | ||||
direct OCW | 30,7 | 30,7 | 0,0 | 0,0 | ||||
859,6 | 859,8 | 837,5 | 732,4 | |||||
Dotatie AMR | 28,3 | 28,1 | 33,6 | 0 | ||||
Uitgaven | 887,9 | 887,9 | 871,1 | 732,4 |
Aansluiting Jaarverslag OCW en Kerncijfers OCW
Het verschil van € 0,2 miljoen (€ 44,2 versus € 44,4) bij de Wereldomroep betreft een verrekening die in het Jaarverslag OCW in mindering is gebracht op de uitgaven, omdat het geen OCW-budget is. In de Kerncijfers is de uitgave aan de Wereldomroep wel meegenomen. Het verschil komt terug in de dotatie aan de algemene mediareserve.
Aansluiting Jaarverslag OCW en Jaarverslag Commissariaat voor de Media
Het Commissariaat voor de Media doet in 2008 namens OCW uitgaven aan de landelijke omroepen (€ 715,0 miljoen), de Wereldomroep (€ 44,4 miljoen) en de overige media-instellingen: MCO, NIBG, NOB, OLON , FunX en MTNL (€ 78,1 miljoen). Naast de bovenstaande uitgaven die het Commissariaat voor de Media namens OCW doet, verzorgt OCW ook direct een aantal betalingen. Deze uitgaven worden daarom niet verantwoord in het Jaarverslag van het Commissariaat voor de Media. Het gaat om de betalingen van de subsidies mediabeleid, de apparaatskosten van het Commissariaat voor de Media, Kabelraden.nl, het Media-expertisecentrum en de dotaties aan de fondsen. In het totaal is dit een bedrag van € 30,7 miljoen. De onderstaande figuur geeft schematisch de inkomsten en uitgaven weer:
De uitgaven aan de landelijke publieke omroepen (€ 715,0 miljoen) zijn volgens het Jaarverslag Commissariaat voor de Media € 8,9 miljoen hoger dan verantwoord in het Jaarverslag OCW. Dit betreft de dotatie aan het CoBO, het budget voor switch-over en de naburige rechten, die in het Jaarverslag OCW verantwoord is onder de overige uitgaven.
De post overige uitgaven via het Commissariaat voor de Media (€ 78,1 miljoen) is volgens het Jaarverslag Commissariaat voor de Media € 0,5 miljoen lager dan verantwoord in het Jaarverslag OCW. Dit verschil bestaat uit de gerealiseerde uitgaven voor en de jaarlijks terugkerende kosten van advies en accountantscontrole van het beheer van de Algemene Media Reserve door het Commissariaat voor de Media. Deze kosten worden pas achteraf bekend en zijn daarom niet meegenomen in het Jaarverslag OCW. Verder bestaat het verschil uit de eenmalige investeringsbijdrage aan FunX voor de noodzakelijke vervanging van vooral technische voorzieningen, en de uitgaven aan NIBG uit andere artikelen. Tenslotte is er een voorziening gevormd vanwege de verwachte aanspraken op de garantstelling van een door LLiNK aangegane lening.
Daartegenover staat de lagere post overige uitgaven, omdat bovengenoemde kosten voor switch-over en de naburige rechten zijn verantwoord bij de post landelijke publieke omroepen.
De onttrekking aan de algemene mediareserve (€ 33,6 miljoen) is volgens het Jaarverslag Commissariaat voor de Media € 5,3 miljoen hoger dan verantwoord in het Jaarverslag OCW. De reden hiervoor is dat de werkelijke reclamegelden (€ 225,6 miljoen) € 5,6 miljoen hoger zijn dan de geraamde reclamegelden volgens het Rijksjaarverslag (€ 220,0 miljoen). Ook de rente-inkomsten en de bijzondere baten zijn werkelijk € 0,8 miljoen hoger dan geraamd. Daartegenover staan € 1,1 miljoen meer uitgaven ten laste van de algemene mediareserve (zie boven: Overige uitgaven).
Aansluiting Jaarverslag Commissariaat voor de Media en Jaarverslag LPO
De uitgaven aan de Landelijke omroepen (€ 715,0 miljoen) is volgens het Jaarverslag CvdM € 17,4 miljoen lager dan verantwoord in het Jaarverslag LPO (€ 732,4 miljoen). Het verschil betreft de bijdrage van de overheid voor de beheertaken aan het NOB die bij het CvdM onder de Overige uitgaven staan (LPO opbrengst hoger). Daartegenover staat dat in het Jaarverslag LPO de RVD- en CoBO-uitgaven niet zijn meegenomen. Tenslotte heeft de LPO een aantal posten niet in de exploitatierekening, maar in de balans opgenomen als overlopende posten.
2. PROGRAMMABELEID PUBLIEKE OMROEP
In het eerste deel van deze begrotingsbrief heb ik het financiële kader geschetst en de daarbij benodigde toelichting gegeven. In het tweede gedeelte van deze begrotingsbrief staat vooral het beleidsinhoudelijke verhaal bij de cijfers centraal. De basis hiervoor vormt de Meerjarenbegroting 2010–2014.
In de Meerjarenbegroting 2010–2014 schetst de landelijke publieke omroep zijn plannen voor het komende jaar. Dat wordt een bijzonder jaar, omdat in september 2010 een nieuwe erkenningsperiode begint. Geld en zendtijd worden dan opnieuw verdeeld over vertrouwde en nieuwe spelers. Het zal wennen zijn aan de gewijzigde opstelling. Aan de andere kant is de afgelopen jaren juist de basis gelegd voor goede samenwerking en prestaties. Zowel het rapport over de periode 2004–2008 van de visitatiecommissie Brouwer-Korf1 als de terugblik op 2008 van de publieke omroep, onderstrepen de gunstige ontwikkeling. Opvallend was ook de groei van het aantal leden voor omroepverenigingen van 3,25 miljoen in 2004 naar 3,66 miljoen bij de telling in 2009.2 Er is kortom een stevig maatschappelijk draagvlak voor de publieke omroep.
2.1. Visitatierapport 2004–2008
In april 2009 verscheen het rapport van de visitatiecommissie en op 13 juli 2009 heb ik mijn reactie daarop aan de Tweede Kamer gestuurd.3 Volgens de visitatiecommissie is de samenwerking binnen de publieke omroep in de periode 2004–2008 verbeterd. Herziene zenderprofielen zijn leidend geworden voor de plaatsing van programma’s van omroepen (programmeermodel) en de verdeling van budget is direct verbonden met de intekening op de uitzendschema’s (geld-op-schema). Deze nieuwe werkwijze werpt haar vruchten af.
Samengevat stel ik vast dat de publieke omroep tussen 2004 en 2008 aan de publieke opdracht heeft voldaan: hij heeft de weg naar kijkers en luisteraars hervonden en doet dat met een programmamix die zwaarder en gevarieerder is dan het aanbod op commerciële televisie.
De visitatiecommissie deed ook aanbevelingen voor de toekomst. De publieke omroep zou bijvoorbeeld meer werk moet maken van een overkoepelend beleid dat ten grondslag ligt aan de huidige programmaschema’s. Dat betekent dat er voor de zenders niet alleen heldere profielen en kwantitatieve doelstellingen voor publieksbereik zijn, maar ook inhoudelijke doelstellingen rond belangrijke genres, innovatie en diversiteit. De visitatiecommissie heeft verder aanbevelingen gedaan voor wetgeving. In vervolg op de Erkenningswet noemt zij enkele opties om het aantal spelers in het bestel te beperken. Ik zal deze opties betrekken in de toekomstverkenning voor de publieke omroep, waarover ik uw Kamer in november1 afzonderlijk heb bericht.
2.2 Terugblik 2008 (inclusief rapportage prestatieovereenkomst)
Voor het eerst bevat de Meerjarenbegroting geen inhoudelijke terugblik op het voorbije jaar. Deze staat voortaan in een afzonderlijk document, dat al in mei verschijnt, tegelijk met de jaarrekening van de publieke omroep. De Terugblik 2008 is openbaar (www.publiekeomroep.nl) en stuur ik u hierbij toe.
In de Terugblik rapporteert de publieke omroep onder meer over de naleving van de eerste prestatieovereenkomst. Die bevat maar liefst 109 concrete doelstellingen voor de periode 2008–2010. De rapportage van de publieke omroep voldoet volgens het Commissariaat voor de Media aan de eisen. Het Commissariaat concludeert verder dat 103 van de 109 prestatieafspraken zijn nagekomen. Ik ben daar verheugd over, maar deel de bevinding van het Commissariaat dat de volgende prestatieovereenkomst minder omvangrijk en gedetailleerd moet zijn, maar wel ambitieuzer. Het voert te ver alle prestatieafspraken weer te geven; zij zijn handzaam samengevat terug te vinden in de Terugblik 2008. Wel volgt hieronder een vogelvlucht langs enkele activiteiten die de publieke omroep ondernam.
Grote evenementen als het EK Voetbal, de Amerikaanse verkiezingen en Serious Request zorgden in 2008 voor bijzondere televisie en radio. Via zijn site deed de NOS verslag van bijna alle sporten op de Olympische Spelen, terwijl men op televisie de hoogtepunten en de belangrijke sporten in Peking kon volgen. Nederland 1 verstevigde zijn positie als marktleider in 2008 en Uitzending Gemist trok in dat jaar per maand gemiddeld meer dan 1,6 miljoen unieke bezoekers. Ook in internationale kringen vielen de programma’s van de Nederlandse publieke omroep op. Zo ontving BNN de prestigieuze Emmy Award, voor de Grote Donor Show in het voorafgaande jaar.
Als we per platform ingaan op het aanbod en de activiteiten van de publieke omroep, valt het volgende op.
– Het bereik van de publieke radiozenders stond in 2008 onder druk. Het luistertijdaandeel viel met 29,9% net iets lager uit dan in 2007 (30%). Diversiteit was in 2008 het speerpunt voor radio. Radio 1 heeft een panel van mensen gevormd met een niet-westerse achtergrond dat regelmatig de programmering op deze zender bespreekt. Een landelijke editie van FunX werd onderdeel van het pakket. FunX is nog steeds een groot succes onder jongeren, in de grote steden heeft zij een weekbereik van 43% van de radioluisteraars tussen 15 en 24 jaar.
– Op televisie zond de publieke omroep in 2008 veel nieuwe, eigen producties uit. Er werden 35 verschillende pilots dan wel nieuwe formats ontwikkeld.
– Het Nederlandse publiek keek ook meer naar de publieke televisiezenders dan in voorgaande jaren en waardeerde de publieke omroep goed. Voor alle netten samen kwam het kijktijdaandeel uit op 36%, exclusief de twee grote sportevenementen. De vernieuwing van het jeugdnet Zppelin zorgde voor een stijging van het kijktijdaandeel van 16,2 naar 18,5% onder de doelgroep tot 12 jaar. Vaste ankers in de programmering, zoals Pauw & Witteman en het NOS Journaal, zijn dagelijkse kost voor veel Nederlandse burgers.
– In juni 2008 besloot de publieke omroep het aantal themakanalen terug te brengen van 17 naar 12, inmiddels samengebracht onder de noemer Nederland24. In de ranglijst van internetdomeinen in Nederland nam de publieke omroep de tweede plek in; het publiek is gemiddeld jonger dan bij de publieke radio en televisiezenders, maar de publieke omroep investeert ook – volgens onderzoek succesvol – in de gebruiksvriendelijkheid voor vijftigplussers. In 2008 is de interactie met het publiek versterkt door middel van weblogs, forums, wiki’s, pagina’s op sociale netwerksites, RSS-feeds, podcasts en mogelijkheden voor uploaden van materiaal door gebruikers. Een aansprekend voorbeeld van een crossmediaal concept was opnieuw de Top2000; via televisie, radio en internet is daarmee 75% van de Nederlanders (10 jaar en ouder) bereikt.
In de Terugblik 2008 heeft de publieke omroep zijn aanbod voor het eerst ingedeeld naar «domeinen», te weten: amusement, kennis, samenleving, expressie, opinie en nieuws. Geleidelijk wil de NPO overschakelen van programmabeleid voor de afzonderlijke platforms – televisie, radio, internet en andere nieuwe media – naar een multimediale strategie voor genoemde domeinen op alle platforms. Ook de verantwoording van het gevoerde beleid wordt daarop ingericht (met behulp van een systeem van Crossmediale Content Classificatie). Voor televisie is de domeinindeling al gevolgd in de rapportage over de samenstelling van de programmamix van de drie hoofdzenders. Onderstaande tabel is daardoor niet te vergelijken met voorgaande jaren, waarin nog de klassieke indeling gold. Voordeel is dat vanaf 2010 beter inzicht ontstaat in de mix van radio en internetaanbod en uiteindelijk zo een meerjarig totaalbeeld ontstaat van al het multimediale aanbod.
Domeinenmix televisie publieke omroep 2008
Begin november is bekend geworden welke omroepen een erkenning krijgen. Door de toetreding van nieuwkomers, de groei van jonge omroepen en de andere koppeling van budget aan ledental (glijdende schaal) krijgen sommige omroepen vanaf 1 september 2010 een lager vast budget dan in voorgaande jaren. Wat blijft, is dat alle omroepen daarnaast «extra» geld krijgen uit het versterkingsbudget, afhankelijk van hun bijdrage aan de vervolmaking van de programmering. Voor de raad van bestuur is het de opgave om deze overgang naar de nieuwe erkenningsperiode zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Programmatisch is een knip aangebracht tussen de eerste acht en de laatste vier maanden van 2010. Voor de periode tot september zijn de uitzendschema’s al rond. Voor de tweede periode is gewacht met de intekenprocedure en het opstellen van de schema’s tot definitief bekend was welke omroepen wel en niet zijn erkend. In maart 2010 presenteert de publieke omroep het concessiebeleidsplan; dit beschrijft de strategie en het programmabeleid voor de eerste vijf jaar van de concessieperiode (september 2010-januari 2016).1 Op basis van het concessiebeleidsplan zal ik al of niet goedkeuring verlenen aan eventuele nieuwe diensten en een prestatieovereenkomst sluiten met de publieke omroep.
Het programmabeleid voor 2010 belooft geen grote koerswijziging ten opzichte van de vorige Meerjarenbegroting c.q. de programmering in 2009. Het Commissariaat voor de Media en de Raad voor cultuur hebben de plannen van adviezen voorzien. Hieronder bespreek ik kort de belangrijkste voornemens in de door de publieke omroep gekozen speerpunten kunst, diversiteit en programmavernieuwing en de regeling die getroffen is voor de maatschappelijke documentaire.
Ook in 2010 is het aanbod op het gebied van expressie en kunst een speerpunt in het beleid van de publieke omroep, met extra investeringen in de expressieve en kunstzinnige programmering. Bovendien werkt de publieke omroep aan een nieuwe visie op de kunstprogrammering, als onderdeel van het concessiebeleidsplan voor de nieuwe concessieperiode. In deze visie is er extra aandacht voor de samenhang tussen en de vindbaarheid van het culturele aanbod. Ook is er extra aandacht voor de samenwerking met de culturele sector.
Kwaliteit en programmavernieuwing
De publieke omroep wil in het najaar van 2009 zijn visie presenteren op talentontwikkeling en programmavernieuwing. In augustus 2009 organiseerden Nederland drie en de omroepen de «Week van de Programmavernieuwing». De ervaringen en resultaten van dit evenement zullen worden verwerkt in het programmavernieuwingsbeleid voor 2010. Ook heb ik voor 2010 extra middelen toegezegd voor programmavernieuwing bij de publieke omroep. Het gaat om een bedrag van € 1,5 miljoen.
De NPO streeft naar een herkenbare pluriformiteit en naar veelkleurigheid, in zowel het media-aanbod als het personeelsbestand. Dit speerpunt in beleid en visie loopt in 2010 onder meer via het Stimuleringsplan Representatie Programmering. De NPO probeert daarin vooral gemeenschappelijke ervaringen te bieden.
Maatschappelijke documentaires
In augustus 2008 besloot de ministerraad de coproductieregeling af te schaffen.
Dit besluit betekende een financiële aderlating voor de omroepen. Met name het aanbod aan maatschappelijke documentaires op de publieke omroep zou hierdoor kunnen verarmen, waarschuwden documentairemakers, omdat een deel van het geld uit de coproductieregeling specifiek werd ingezet voor dit kwetsbare genre, onder andere vanuit fondsen als het NCDO.
Omdat de coproductieregeling werd afgeschaft op het moment dat de programmaschema’s voor 2009 al gemaakt waren, heb ik de publieke omroep vorig jaar toegezegd bereid te zijn tot een incidentele extra bijdrage voor de maatschappelijke programmering in dat jaar, mochten er problemen ontstaan. Inmiddels heeft de publieke omroep mij laten weten dat het probleem voor de meeste producties niet (meer) in 2009 ligt, maar in 2010. Maatschappelijke documentaires hebben van nature een lange research- en productietermijn. In overleg met de NPO is daarom besloten tot een eenmalige dotatie van € 1,5 miljoen voor de maatschappelijke documentaires die gepland staan in de periode 2009 tot september 2010.
Tijdens het debat over de mediabegroting op 24 november 2008, heeft uw Kamer de motie Van der Ham en Vendrik aangenomen. In deze motie verzoekt u de regering in overleg te treden met de NPO over uit te zenden in Nederland (co) geproduceerde animatieproducties. De indieners van de motie zijn van mening dat de animatiesector een belangrijke bijdrage kan leveren aan de Nederlandse creatieve economie. Ook vinden zij het belangrijk dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) betrokken is bij internationale coproducties,om de animatie een goede plaats in Nederland te geven, en als opstap naar het internationale speelveld.
Het belang van de animatiefilm heb ik overgebracht aan de raad van bestuur van de NPO. Ik heb van de raad van bestuur begrepen dat er geregeld overleg is tussen vertegenwoordigers van de publieke omroep en de animatiesector. Er worden ervaringen uitgewisseld en plannen gemaakt, maar er vloeien ook concrete projecten uit dit overleg voort.
In mijn brief van 28 januari over de structuurversterking van de filmindustrie heb ik een onderzoek aangekondigd naar de positie van de animatiefilm in Nederland. De resultaten van dit onderzoek worden in februari 2009 verwacht. Ik zal uw Kamer in vervolg daarop nader informeren over de animatiesector.
Op 14 september 2009 heb ik uw Kamer bericht over de stand van zaken rondom de gedragscode voor de media.1 De commerciële omroepen hebben deze zomer reeds hun gedragscodes op de websites geplaatst. Ik heb de raad van bestuur van de NPO gevraagd om, vanuit zijn coördinerende rol, met een gemeenschappelijk raamwerk te komen voor een gedragscode die de programmatische spelregels bevat waaraan de omroepen zich houden. Het College van Omroepen is daar voortvarend mee aan de slag gegaan. Het raamwerk is inmiddels vormgegeven en ter vaststelling aan de raad van bestuur voorgelegd. De komende periode vullen de individuele omroepen het gezamenlijke format in, elk vanuit de eigen uitgangspunten, afspraken en identiteit. De diverse codes worden vanaf 1 januari 2010 op de websites geplaatst.
De regionale omroepen worden sinds 2006 volledig gefinancierd vanuit het provinciefonds. Er is geen rechtstreeks verband meer tussen de Mediabegroting en de financiering van de regionale omroepen. Om de regionale omroepen aansluiting te geven bij de landelijke voorzieningen worden – via deze voorzieningen – wel bepaalde bedragen gereserveerd. Voor een onderzoek naar de archiveringsmogelijkheden van de regionale omroepen bij Beeld en Geluid stel ik in 2010 eenmalig € 300 000 beschikbaar aan Beeld en Geluid.1 De jaarlijkse kosten voor de verspreiding van de regionale omroepen via de digitale ether, € 1,9 miljoen, worden via de NPO betaald (zie paragraaf Bijdrage landelijke omroep).
Uit de voorgenomen verhoging van de Rijksbijdrage in 2011 ben ik voornemens indicatief € 2 miljoen structureel te bestemmen voor het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties voor regionale mediaproducties (zie paragraaf 1.2). Vanuit het OCW budget 2009 stel ik verder aan de regionale omroepen – via ROOS – in 2009 eenmalig € 2 miljoen beschikbaar voor de stimulering van crossmediale ontwikkelingen. Voor de achtergronden bij mijn besluiten over de regionale omroep verwijs ik verder naar mijn brief daarover die ik u op 28 oktober 2009 heb toegezonden.2
NICAM (Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media)
In de kabinetsbrief over Mediawijsheid van april 20083, heb ik uw Kamer geïnformeerd over de waardevolle rol die het NICAM vervult op het terrein van classificatie van audiovisuele mediaproducties. De bescherming van minderjarigen tegen mogelijk schadelijke audiovisuele beelden en de rol van het NICAM daarin blijven onverminderd van belang. Het kabinet zal de overheidsbijdrage van de afgelopen jaren aan het NICAM in ieder geval tot 2011 continueren.
Inmiddels is het NICAM gestart met de uitvoering van een driejarig pilotproject4 voor de ontwikkeling van een geschiktheidsinformatie-systeem, als aanvulling op de Kijkwijzer. Hiervoor is totaal een budget van € 200 000 beschikbaar. Voor 2010 gaat het om een bedrag van € 500 000.
Onderzoek schadelijke geweldsbeelden
Het kabinet heeft uw Kamer op 2 februari van dit jaar zijn reactie verstuurd op een onderzoek naar een betere bescherming van jeugdigen tegen gewelddadige geweldsbeelden.5 Uit dit onderzoek is gebleken dat de naleving van de Kijkwijzer op televisie goed verloopt, maar aan de kassa in winkels, videotheken en bioscopen te wensen overlaat. De minister van Justitie heeft hierop direct actie ondernomen. Met de sector is een convenant afgesloten waarin concrete verbeterafspraken zijn opgenomen.
Op 9 september 2009 verscheen Een wereldwijde blik, visitatierapport Radio Nederland Wereldomroep 2004–2008.6 Centrale vraag voor de visitatiecommissie is op welke wijze de Wereldomroep in deze periode zijn wettelijke taken heeft uitgevoerd.7 Het eindoordeel van de visitatiecommissie is positief, zij het met kritische kanttekeningen. De Wereldomroep heeft op verschillende beleidsterreinen vooruitgang geboekt. Zo is de interne organisatie versterkt, de samenwerking met de Nederlandse Publieke Omroep verbeterd en de omroep steeds beter in staat om betrouwbare informatie te verkrijgen op basis waarvan de omroep strategische keuzes kan maken.
Met de komst van satelliet en internet hebben Nederlanders in het buitenland steeds meer rechtstreeks toegang tot een uitgebreid Nederlandstalig informatieaanbod. Om die reden is er een grotere nadruk komen te liggen op de negen andere talen1 waarin de Wereldomroep aanbod verzorgt, ten gunste van de tweede en derde wettelijke taak. De visitatiecommissie beveelt onder andere aan om de samenwerking met de NPO nog verder te intensiveren, om de ruim 3300 partnerstations – die materiaal van de Wereldomroep in hun eigen uitzendingen gebruiken – nog intensiever te benutten, om het internetbereik systematisch bij te houden en om de adviesraad te gebruiken als kritisch klankbord.
De omschakeling van radio-omroep naar een multimediaal en crossmediaal bedrijf heeft de Wereldomroep volgens de commissie goed gemaakt, maar dat proces vraagt blijvende aandacht vanwege de groei van de diverse doelgroepen in de diverse doelgebieden (regio’s van de wereld). De commissie waarschuwt de Wereldomroep voor het risico op versnippering van middelen over een groot aantal talen, doelgebieden en doelgroepen, en roept de Wereldomroep op om duidelijker te maken hoe de omroep informatie uit onderzoek benut bij het stellen van prioriteiten en het maken van strategische keuzes.
De directie van de Wereldomroep heeft laten weten dat de diverse aanbevelingen al in uitvoering zijn of dat men daar snel mee zal beginnen. De Wereldomroep blijft werken aan optimalisering van zijn doelgroepen en doelgebieden. Ook een optimale distributiemix (korte golf, FM, satelliet, internet, inzet van partnerstations) blijft een scherp punt van aandacht.
Ik stel vast dat de Wereldomroep aan zijn wettelijke opdracht heeft voldaan en voldoet. Voorts heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de criteria die de Wereldomroep hanteert bij het maken van zijn beleidskeuzes. Hier wil ik het volgende over zeggen. Bij zijn strategische keuzes hanteert de Wereldomroep drie kwaliteitsdimensies: relevantie, bereik & distributie, innovatie & ontwikkeling. Deze zijn verwant aan de kwaliteitskaart die de Nederlandse Publieke Omroep heeft gehanteerd in zijn prestatieovereenkomst, maar ze krijgen hun eigen invulling in relatie tot de internationale context waarin de Wereldomroep opereert en zijn specifieke wettelijke taken.
In zijn Beleidsplan 2010–2015 heeft de Wereldomroep een voorstel opgenomen voor de Prestatieafspraak die ik met deze omroep wil sluiten. Ik kan mij goed vinden in de voorstellen van de Wereldomroep. In nader overleg zal ik nagaan op welke wijze die afspraken kunnen worden gemonitord door het Commissariaat voor de Media, net zoals dat gebeurt bij de Prestatieafspraak die ik met de landelijke publieke omroep heb gesloten.
De Wereldomroep is in 2008 gestart met radio-uitzendingen in het Arabisch; dit project heeft een looptijd van twee jaar, waarna een besluit zal worden genomen over het al dan niet voortzetten van deze activiteit. Een tussentijdse evaluatie is positief: het project ligt op koers.
Evaluatie Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)
Op grond van de Mediawet wordt het Mediafonds elke vier jaar geëvalueerd. In de evaluatie voor de Basisinfrastructuur 1.0 stelde de Raad voor cultuur al vast dat de visie van het Mediafonds helder is en de werkwijze professioneel. De Raad voor cultuur herhaalt dit in zijn nieuwe evaluatie.
De Raad constateert dat het Mediafonds de afgelopen jaren zijn aandacht heeft uitgebreid naar digitale media en daarmee goede resultaten boekt. Wel betrekt het Mediafonds in zijn crossmediale activiteiten de publieke omroep nog onvoldoende, zo stelt de Raad. Het gezamenlijk optrekken bij projecten is dan ook een aandachtspunt. Vernieuwende projecten van het fonds zouden beter afgestemd moeten worden met de publieke omroep en een plek dienen te krijgen binnen het bestel. Zowel de publieke omroepen als het fonds dienen zich hiervoor in te spannen.
Tijdens de behandeling van de implementatiewet1 is een motie aangenomen van het lid Atsma over ondertiteling.2 Daarin wordt de regering verzocht de afspraken na te komen over geschreven ondertiteling en afspraken te maken met zowel de commerciële als publieke zenders over gesproken ondertiteling. Ik zal deze motie uitvoeren.
In de richtlijn Audiovisuele mediadiensten3 is bepaald dat de lidstaten de aanbieders van mediadiensten onder hun bevoegdheid aansporen hun diensten gefaseerd toegankelijk te maken voor personen met een visuele of auditieve handicap. Deze bepaling is in Nederland wat de toegankelijkheid voor doven en slechthorenden betreft al geïmplementeerd in wetgeving.4 Het gaat dan om de via teletekst oproepbare geschreven ondertiteling van de Nederlandstalige programmaonderdelen. De landelijke publieke omroep dient 95 procent van de Nederlandstalige programmaonderdelen te ondertitelen, de landelijk opererende commerciële omroepen 50 procent. De omroepen hebben tot 1 januari 2011 de tijd om deze percentages te bereiken, het verplichte percentage loopt tot die tijd jaarlijks op. Het Commissariaat voor de Media ziet er op toe dat aan de wettelijke verplichtingen wordt voldaan.
Wat de toegankelijkheid voor blinden en slechtzienden betreft wordt de hiervoor genoemde bepaling van de richtlijn geïmplementeerd door aansporing van de commerciële en publieke zenders om hun programma’s van gesproken ondertiteling te voorzien. Daarbij wil de regering in goed overleg tot resultaten komen.
Auteursrechtelijke vergoeding voor het mogen doorgeven van reclame- en telewinkelboodschappen
Tijdens de behandeling van de Erkenningswet5 heeft het lid Van Dam een motie ingediend.6 In de motie wordt verzocht om via aanpassing van de relevante wetgeving een einde te maken aan de betaling van kabelgelden voor het mogen kijken of luisteren van commercials. Ter uitvoering van deze motie kan ik u, mede namens de minister van Justitie, het volgende melden.
Er bestaat inderdaad een organisatie die kabelgelden incasseert voor commercials namelijk de Stichting Ter Incasso van Commercial Kabelgelden (hierna: Tick). Tick is een rechtspersoon in de zin van artikel 26a Auteurswet. Achter Tick zit de Vereniging van Communicatieadviesbureaus. Tick ontvangt de gelden van de Vereniging Exploitatie Vertoningsrechten Audiovisueel Materiaal (VEVAM). De grondslag van de betaling is een overeenkomst tussen Tick en VEVAM gekoppeld aan het kabelcontract. VEVAM ontvangt de gelden van de kabelexploitant via BUMA, van de Association de Gestion Internationale Collective des Oeuvres Audiovisuelles (AGICOA).
Wij kunnen instemmen met het doel van de motie, om een einde te maken aan het betalen van auteursrechtelijke vergoedingen voor het kijken naar commercials. Wettelijke voorzieningen zijn hiervoor echter niet de juiste weg. De Mediawet laat het opleggen van beperkingen aan het voldoen van auteursrechtelijke vergoedingen niet toe. De Auteurswet is gebonden aan verdragen en Europese richtlijnen. Deze bieden geen ruimte om de inning van auteursrechtvergoedingen voor uitzending van commercials wettelijk te verbieden.
Een televisiecommercial is een (film)werk dat in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. De (kabel)doorgifte van een televisiecommercial is een openbaarmaking in de zin van het auteursrecht waarvoor degene die het werk openbaar maakt een vergoeding of toestemming verschuldigd is aan/van de maker (of degene aan wie de maker het auteursrecht heeft overgedragen). De geldende auteursrechtelijke verdragen en richtlijnen bevatten geen ruimte om in nationale wetgeving te voorzien in een uitzondering op het auteursrecht ten behoeve van televisiecommercials. Tick stelt zich dan ook op het standpunt dat zij volledig in haar recht staat en dat de motie niet uitgevoerd dient te worden.
Het is echter wel mogelijk met de kabelmaatschappijen overeen te komen, dat commercials vrij van auteursrechten worden aangeleverd. De oplossing moet worden gevonden in de contractuele sfeer. In nieuwe contracten moeten nieuwe voorwaarden worden opgenomen. Met alle betrokken partijen (omroepen, Ster, kabelsector, AGICOA, VEVAM en Tick) zijn gesprekken gevoerd en zij hebben zich, met uitzondering van Tick, vrijwillig bereid verklaard om hieraan mee te werken.
De betaling aan Tick kan voor de toekomst worden stopgezet door het opnemen, in de algemene voorwaarden van de Ster en van de commerciële omroepen, van de plicht tot het rechtenvrij aanleveren van een commercial. Hierdoor vervalt de verplichting van de kabel om een vergoeding te betalen aan de collectieve beheersorganisaties. Het opnemen van een clausule tot rechtenvrij aanleveren kan naar verwachting per 1 januari 2010 ingaan. Hierdoor vervalt de rechtsgrond tot betaling aan Tick. In het nieuwe kabelcontract kan deze situatie (in 2011) worden bestendigd.
Het geldbedrag is te laag (€160 000) om terug te geven aan individuele kabelabonnees. Samen met de kabelsector zal worden gekeken naar een herbestemming van het geld, waarvan de kabelabonnee voordeel heeft.
De situatie rondom de betalingen aan Tick maakt duidelijk dat er nog het nodige verbeterd kan worden aan de transparantie van het rechtenbeheer.
Mediadiensten in relatie tot grondwet
Tijdens de plenaire behandeling, d.d. 3 juni 2009, van het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten (31 876) heb ik de toezegging gedaan om in deze brief terug te komen op het vraagstuk of mediadiensten op aanvraag onder het regime van artikel 7, lid 2, Grondwet of artikel 7, lid 3, Grondwet dienen te vallen. Hierbij kom ik de toezegging na.
Artikel 7, lid 2, Grondwet bepaalt dat bij wet regels voor radio en televisie kunnen worden gesteld. Het derde lid van artikel 7 gaat over alle andere uitingsvormen, behoudens de persvrijheid die in lid 1 wordt gegarandeerd. De grondwettelijke basis voor mediawetgeving is het tweede lid van artikel 7.
In de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten wordt de reikwijdte van de richtlijn uitgebreid van lineaire mediadiensten (traditionele televisiediensten) naar mediadiensten op aanvraag (non-lineaire mediadiensten). Het is duidelijk dat lineaire televisiediensten onder het tweede lid van artikel 7 Grondwet vallen. Het onderscheid tussen lineaire en diensten op aanvraag is voor de consument/kijker moeilijk te maken. Ook door hun bereik en impact worden diensten op aanvraag vergelijkbaar met lineaire mediadiensten. Hierdoor worden diensten op aanvraag naar hun aard met televisie vergelijkbare diensten. In dit licht is het kabinet van oordeel dat de diensten die de richtlijn Audiovisuele mediadiensten wenst te regelen televisiediensten zijn en onder artikel 7, lid 2, van de Grondwet gereguleerd dienen te worden.
In de discussie over de modernisering van onze Grondwet, is bovenstaande eerder aan de orde gekomen. De Staatscommissie Grondwet1 die het kabinet zal adviseren over het (eventueel) aanpassen van de Grondwet, kijkt ook naar de grondrechten in het digitale tijdperk, waar artikel 7 Grondwet onder valt. Het is een van de onderwerpen waar de Staatscommissie voor 1 oktober volgend jaar over zal adviseren. De Staatscommissie zal op de hoogte worden gebracht van bovenstaand debat. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie hebben het voortouw bij de kabinetsreactie op het advies van de Staatscommissie Grondwet.
Het maatschappelijk draagvlak voor de publieke omroep is groter dan het in lange tijd geweest is. De ledentelling 2009 liet dit duidelijk zien, de kijkcijfers bevestigen het beeld. De publieke omroep bewijst zijn maatschappelijke meerwaarde met een programmering die zwaarder en afwisselender is dan die van zijn commerciële evenknie, en toch veel kijkers trekt. Ondanks deze successen, zal de huidige financiële tijd ook van de publieke omroep een uiterste inspanning vergen en een beroep doen op zijn creatieve vermogen. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat het de publieke omroep lukt zijn waardevolle geluid ook in de komende jaren te laten horen.
Reactie op het advies van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers (commissie Brinkman), Kamerstukken II, 2009–2010, 31 777 nr. 18.
Inclusief € 1 miljoen bijdrage in 2010 uit het budget van Onderzoek en wetenschapsbeleid (OWB). De totale bijdrage van OWB voor 2009 tot en met 2011 is € 2 miljoen.
Wijziging Mediawet van 4 maart 1999, Staatsblad 146, inzake de opbrengsten van de verkoop van aandelen NOB.
Het kabinet heeft voor de jaren 2007 tot en met 2010 extra geld (€ 2 miljoen per jaar) vrijgemaakt voor de omschakeling van analoge naar digitale ethertelevisie. Zie Rijksbegroting OCW 2007.
De Publieke Omroep: het spel, de spelers, het doel. Rapport van de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep 2004–2008. 22 april 2009.
Artikel 2.72 Mediawet 2008:
1. het informeren van Nederlanders en Nederlandstaligen in het buitenland;
2. het verstrekken van onafhankelijke informatie in landen met een informatieachterstand;
3. het verspreiden van een realistisch beeld van Nederland in het buitenland.
Naast het Nederlands gaat het om Engels, Spaans, Indonesisch, Frans, Portugees, Papiaments, Arabisch, Sarnami en Chinees.
Voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten.
Door middel van de wettelijke regeling die is opgenomen in de artikelen 2 122, 2 123, 3.24 en 3.25 van de Mediawet 2008 en de artikelen 15 en 17 van het Mediabesluit 2008.
Wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep.
Op 9 juli 2009 is de Staatscommissie Grondwet (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 570) geïnstalleerd.