Kamerstuk 32123-VI-65

Het weren van een pedoseksueel door de burgemeester van Eindhoven

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 3 november 2009
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: begroting bestuur financiƫn gemeenten recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-VI-65.html
ID: 32123-VI-65

32 123 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010

nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE, EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2009

In de Regeling van Werkzaamheden van dinsdag 27 oktober jl. heeft uw Kamer besloten tot een spoeddebat over het bericht dat het gebiedsverbod dat de burgemeester van Eindhoven heeft ingesteld voor een pedofiel, in afwachting van de bezwaarprocedure is geschorst door de voorzieningenrechter. Deze brief dient ter voorbereiding op dit spoeddebat.

Feitenrelaas

De heer Van der V. werd op 22 juni 2009 door het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch, in verband met ontucht met kinderen jonger dan 16 jaar veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat Van der V. zich gedurende die proeftijd dient te stellen onder het toezicht van de Reclassering Nederland en zich moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door de Reclassering aan hem gegeven. Na de uitspraak heeft Van der V. cassatie ingediend tegen het arrest.

Op 20 september jl. had Van der V. de 27 maanden uitgezeten in voorlopige hechtenis en is hij in vrijheid gesteld, overeenkomstig het bepaalde in het arrest van het hof. De bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht wordt van kracht gedurende de proeftijd. Op grond van artikel 14b wetboek van strafrecht gaat een proeftijd in wanneer de uitspraak onherroepelijk is geworden. Door het instellen van beroep in cassatie door Van der V., is het arrest van het Gerechtshof nog niet onherroepelijk en is de proeftijd nog niet ingegaan. Daardoor is ook de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht nog niet van kracht.

Gezien het bovenstaande kon naleving van de bijzondere voorwaarden zoals aan Van der V. opgelegd bij arrest van het Gerechtshof, hangende het cassatieberoep niet worden afgedwongen.

De burgemeester van Eindhoven is over deze casus geïnformeerd in het kader van de nazorgtrajecten. Die stelde zich op het standpunt dat de vrijwillige afspraken die Van der V. met de reclassering wilde maken, onvoldoende basis vormden om de vrees voor verstoring van de openbare orde weg te nemen. Terugkeer van Van der V. naar zijn oude woonwijk zonder verplicht reclasseringstoezicht was, aldus de burgemeester, ongewenst uit oogpunt van mogelijke verstoring van de openbare orde. Toen gesprekken tussen gemeente en Van der V. niet leidden tot een bindende overeenkomst, heeft de burgemeester op 16 september jl. een gebiedsverbod ingesteld op grond van artikel 172 van de gemeentewet.

Op 21 september jl. heeft Van der V. vrijwillig afspraken gemaakt met de reclassering. Daartoe is een overeenkomst getekend. Hij zou contact met slachtoffers vermijden en twee keer per week contact met de reclassering hebben. Tijdens de contacten met de reclassering zou hij zich laten begeleiden en zijn behandelmogelijkheden laten onderzoeken door de GGZ. Hiermee werden begeleiding van en toezicht op de veroordeelde vormgegeven.

Tegen het besluit van de burgemeester heeft Van der V. op 29 september bezwaar gemaakt. In de voorlopige voorzieningenprocedure die Van der V. heeft aangespannen, heeft de voorzieningenrechter op 27 oktober het bevel geschorst. De voorzieningenrechter sprak uit dat de omstandigheid dat kan worden gesteld dat de vrees voor het wederom plegen van strafbare feiten – vanuit strafrechtelijk oogpunt bezien – een ernstige inbreuk op de rechtsorde zal vormen, niet met zich brengt dat ook de openbare orde in het geding is. Voorts heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechter onvoldoende onderbouwd waarom voor een verstoring van de openbare orde zou moeten worden gevreesd. Omdat de ordeverstorende gedragingen van derden worden verwacht en niet van Van der V., is de burgemeester niet bevoegd een bevel aan Van der V. op te leggen.

De burgemeester moet nog een besluit nemen op het bezwaarschrift van Van der V. met betrekking tot het gebiedsverbod. Als de burgemeester het bezwaar afwijst en de gebiedsontzegging handhaaft, kan Van der V. in beroep gaan bij de rechtbank (bodemprocedure).

Beleid

Kwesties rond de terugkeer van pedoseksuelen in de maatschappij hebben de volle aandacht van het kabinet, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de brief over de terugkeer van pedoseksuelen in de maatschappij (8 oktober 2009, Kamerstuk 32 123 VI, nr. 9). Wij hebben daarom begrip voor de verantwoordelijkheid die de burgemeester heeft gevoeld voor de mogelijke maatschappelijke ophef die de terugkeer van Van der V. zou hebben kunnen veroorzaken. Op dit moment vindt een pilot Bestuurlijke Informatievoorziening plaats aan gemeenten inzake ex-gedetineerden. Deze informatie moet bijdragen aan het voorkomen van verstoringen van openbare orde en veiligheid bij terugkeer van zware gewelds- of zedendelinquenten in de maatschappij. Aandachtspunt hierbij is op welke wijze de informatie in de praktijk wordt benut om de terugkeer goed te laten verlopen. Een ander aandachtspunt is, zoals de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het algemeen overleg met de Vaste Commissie voor BZK op 30 september jl. heeft aangegeven, welke mogelijkheden de burgemeester heeft om op basis van de verkregen informatie een gerede belangenafweging te maken en te handelen. In het tweede kwartaal van 2010 zullen de resultaten worden opgeleverd. Op basis daarvan kan worden besloten over het vervolg. Wij onderkennen hierbij het dilemma dat burgemeesters wel worden geïnformeerd, maar een beperkt handelingsperspectief hebben. Naar verwachting biedt de evaluatie waardevolle inzichten over dit dilemma. Voorafgaand aan de proef is met burgemeesters overeengekomen de uitkomsten van de evaluatie af te wachten. Vragen over het intrumentarium en de bevoegdheden van de burgemeester zullen deel uitmaken van de evaluatie.

Dit staat naast de mogelijkheid van de rechter om voorwaarden op te leggen in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis of in het kader van een veroordeling tot een voorwaardelijke straf. Met een wetsvoorstel dat thans bij de Raad van State aanhangig is, wordt de regeling van de voorwaardelijke straffen versterkt en aangescherpt. De voorwaarden betreffen bijvoorbeeld een locatieverbod, een contactverbod of een verplichting zich onder behandeling te stellen van een zorginstelling. De voorwaardelijke straf gecombineerd met reclasseringstoezicht is een belangrijk element in ons beleid om recidive terug te dringen. Strikt reclasseringstoezicht is noodzakelijk voor de geloofwaardigheid van de voorwaardelijke straf. Cruciaal voor een goede werking van voorwaardelijke sancties is, dat er consequenties volgen op het niet naleven van de voorwaarden. Wij wijzen hierbij ook op het nieuwe reclasseringstoezicht, aan de architectuur waarvan momenteel de laatste hand wordt gelegd. Op korte termijn zullen wij uw Kamer hierover nader informeren.

Wetgeving

Tenuitvoerlegging van dwingend reclasseringstoezicht is pas mogelijk nadat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. In gevallen als het onderhavige is dat een ongewenste situatie, want het toezicht kon niet worden opgelegd, terwijl betrokkene wel op vrije voeten werd gesteld. Gezien dit belang zal worden bezien op welke wijze de wetgeving zodanig kan worden aangepast dat in nader te bepalen gevallen de rechter op vordering van de officier van justitie kan bepalen dat de tenuitvoerlegging van maatregelen die gericht zijn op het beperken van recidivegevaar eerder plaatsvindt. Van belang hierbij is het internationaal geldende beginsel van onschuldspresumptie. Een soortgelijke afweging doet zich voor bij het aan uw Kamer gezonden wetsvoorstel Aanpassing tbs met voorwaarden (Kamerstuk 31 823, nr. 2). Uit in dat kader uitgevoerd onderzoek is gebleken dat een ernstig delict gepleegd in een toezichtloze periode, zeer grote maatschappelijke onrust teweeg brengt. Ook is gebleken dat de kans op recidive toeneemt naarmate deze toezichtloze periode langer duurt. Daarom is in dit wetsvoorstel voorzien dat de rechter in geval van tbs met voorwaarden met een combinatievonnis kan bepalen dat de tbs met voorwaarden bij voorraad uitvoerbaar is, ter voorkoming van de zogenaamde toezichtsloze periode. Een zorgvuldige toepassing daarvan is van belang.

Naast bovenstaand onderzoek is het van belang te vermelden dat de minister van Justitie een wetsvoorstel in consultatie zal geven dat het de rechter mogelijk maakt een locatie- of contactverbod niet als voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, maar als zelfstandige maatregel op te leggen. Hierin wordt de modaliteit van directe tenuitvoerlegging opgenomen.

Met bovengenoemde maatregelen zal de problematiek die hiervoor is besproken op een goede wijze kunnen worden aangepakt.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst