Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2009
Hierbij ontvangt u naar aanleiding van het verzoek van de heer Koopmans van 15 december 2009 een brief over de stand van zaken bij de Noord/Zuidlijn en de motie Van Gent.
Na het vertrek van toenmalig wethouder Herrema stelde het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam een commissie in onder leiding van prof. dr. C. P. Veerman. Op 4 juni 2009 is het rapport verschenen, waarin de Commissie een aantal aanbevelingen deed over de wijze waarop de Noord/Zuidlijn kan worden afgebouwd. Het College van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad hebben de aanbevelingen overgenomen en besloten de bouw van de Noord/Zuidlijn te hervatten.
Het rapport van de Commissie geeft goede aanknopingspunten voor de voltooiing van de Noord/Zuidlijn. In het kader van de subsidiebeschikking geef ik mijn eigen organisatie de opdracht om na te gaan of, en hoe de gemeente Amsterdam de aanbevelingen van de Commissie uitvoert. Ik heb daarnaast aan de gemeente kenbaar gemaakt, dat ik in het advies van de Commissie Veerman geen aanleiding zie om extra financiering beschikbaar te stellen voor de afbouw van de Noord/Zuidlijn.
In aanvulling op de commissie Veerman heeft de gemeenteraad een enquêtecommissie ingesteld. Deze commissie heeft het interne Amsterdamse besluitvormingsproces over de aanleg van de Noord/Zuidlijn onder de loep genomen. In januari debatteert de gemeenteraad van Amsterdam met het College van Burgemeester en Wethouders over de uitkomsten van het onderzoek van de enquêtecommissie.
Tenslotte, de motie Van Gent roept de regering op om de gemeente Amsterdam te ondersteunen bij het afbouwen van de Noord/Zuidlijn. Zoals gemeld in het notaoverleg MIRT van 14 december 2009, ontraad ik deze motie. De gemeente geeft aan dat zij in staat is om de gerezen problemen op te lossen.
Ik zie geen reden om extra ondersteuning te bieden, anders dan de kennis en expertise vanuit RWS die ik heb aangeboden om de verdere aanleg van de Noord/Zuidlijn.