Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2009
Naar aanleiding van uw bovengenoemd verzoek van 13 november 2009 doe ik u hierbij toekomen de voorlopige resultaten van het cao-onderzoek naar de ketenbepaling en de vraag in welke bedrijfstakken op grond van cao-afspraken ten nadele van de werknemer is afgeweken van de ketenbepaling.1
Op grond van artikel 7:668a lid 5 BW kan bij cao ten nadele van de werknemer worden afgeweken van de ketenbepaling. De wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven, is een verantwoordelijkheid van de cao-partijen. Uit de voorlopige resultaten van het cao-onderzoek blijkt dat in 46 van de 115 onderzochte cao’s (40%) een dergelijke afwijking van de ketenbepaling is aangetroffen. In het merendeel van deze cao’s (29) zijn de afspraken van toepassing op bepaalde groepen werknemers (zoals 65-plussers, werknemers in het buitenland of werknemers in een werk-opleidingstraject). Dit is bijvoorbeeld het geval in de sectoren industrie (bedrijfstakken o.a.: grafi-media, timmerfabrieken, carrosseriebedrijf, meubelindustrie) en zakelijke dienstverlening (bedrijfstakken: beveiligingsorganisaties, hoveniersbedrijf). In de overige cao’s (20) zijn de afspraken van toepassing op alle werknemers. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de sectoren landbouw en visserij (bedrijfstakken: landbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen, glastuinbouw, open teelten en dierhouderij) en handel en horeca (bedrijfstakken: contractcatering, recreatie, horeca- en aanverwant bedrijf). In 3 cao’s komen afspraken voor zowel alle werknemers als voor bepaalde groepen werknemers voor.
De definitieve resultaten van het cao-onderzoek zullen in december 2009 als onderdeel van de «Najaarsrapportage cao-afspraken 2009» aan Uw Kamer worden aangeboden.