Vastgesteld 3 november 2009
De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. ALGEMEEN 1
1. Inleiding 2
2. De positie van de referent 3
3. Gegevensuitwisseling 12
4. Afstemming van toelatingsprocedures 13
5. Toezicht en handhaving 14
6. Uitwerking in lagere regelgeving 14
7. Relatie met andere wetsvoorstellen 15
8. Verhouding tot internationaal recht 15
9. Administratieve lasten 16
10. Financiële gevolgen 16
II. ARTIKELSGEWIJS 17
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. In de overleggen over de Blauwdruk modern migratiebeleid hebben deze leden reeds hun waardering uitgesproken voor de gedetailleerde en duidelijke beschrijving in de Blauwdruk van de wijze waarop de toekomstige toelating van verschillende categorieën migranten geregeld gaat worden. Zij onderschrijven het kabinetsuitgangspunt dat de toelatingsprocedures voor migranten snel, doeltreffend en beheersbaar moeten zijn en dat effectief toezicht en handhaving daarbij onontbeerlijk zijn. Deze leden steunen de door de regering voorgestelde vereenvoudigingen in de toelatingsprocedures, zoals de verkorting van procedures, de gecombineerde aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf en verblijfsvergunning, één loket van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), en de referentensystematiek. Zij delen de visie van de regering inzake een geharmoniseerd EU arbeidsmigratiebeleid. Dit moet voldoende ruimte laten voor en complementair zijn aan het nationale beleid. Voor het te voeren nationale arbeidsmarktbeleid dienen de behoeften van de nationale arbeidsmarkt uitgangspunt te zijn en te blijven. Toch resteren er nog enkele vragen en opmerkingen bij leden van de CDA-fractie.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven de doelstelling van de regering om een selectief migratiebeleid te voeren waarbij de migranten die Nederland nodig heeft eenvoudig worden toegelaten. Over de uitwerking van die doelstelling in dit wetsvoorstel hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het doel om te komen tot een selectief, effectief en efficiënt migratiebeleid voor kennismigranten. Deze leden onderschrijven daarbij met de regering het belang van effectief toezicht en zichtbare handhaving. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Naar aanleiding van genoemd voorstel brengen deze leden de navolgende vragen, op- en aanmerkingen naar voren.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het streven naar toelatingsprocedures die voor alle migranten snel, doeltreffend en beheersbaar moeten zijn. Deze leden zien in de voorliggende voorstellen verbeteringen die aan dit streven een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Zij hebben op enkele punten echter wel behoefte aan een nadere toelichting.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het streven om met de wettelijke regeling van de positie van de referent meer verantwoordelijkheid toe te kennen aan belanghebbenden in het proces van reguliere migratie. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP, de VVD, de PVV, ChristenUnie en de SGP komen hieronder aan de orde. Daarbij is zoveel mogelijk de indeling van de memorie van toelichting gevolgd.
De leden van de SP-fractie vinden het immoreel om via actieve arbeidsmigratie de beste mensen uit arme landen weg te halen en daarmee deze landen in achterstand en zonder perspectief achter te laten. Deze landen zijn niet gebaat bij een brain drain, maar hebben hun beste mensen nodig voor de opbouw van hun eigen land. Dit bijt te meer nu deze mensen slechts uit eigen Nederlands economisch belang worden toegelaten, waarbij het belang van het land van herkomst van ondergeschikt of geen belang is bij de afweging tot toelating. De toestroom van Polen op de arbeidsmarkt werkt nu al ontwrichtend. Deze leden constateren dat Polen worden uitgebuit, Nederlandse werknemers worden verdrongen en kleine ondernemingen en zelfstandigen worden uit de markt geduwd.
Het is volgens voornoemde leden ongewenst wanneer werknemers uit het buitenland naar Nederland worden gelokt als speelbal in een internationale loonwedloop, waarin werknemers «bulkarbeiders» worden en hun arbeid zo goedkoop mogelijk moeten aanbieden. De sociale gevolgen van arbeidsmigratie mogen naar de mening van deze leden niet worden genegeerd. Wat als gevolg van de arbeidsmigratie resulteert zijn ontwrichte gezinnen met kinderen in tehuizen omdat vader en moeder ver weg moeten werken. De uitbuiting van deze mensen in Nederland ligt op de loer en er zijn grote gevolgen voor de wijken waar mensen soms noodgedwongen met zijn tienen in een huis wonen
De leden van de VVD-fractie zijn er niet zeker van of de met het wetsvoorstel boogde en naar hun mening wenselijke doelen ook daadwerkelijk door dit wetsvoorstel bewerkstelligd worden. Zij vragen zich af of de wijzigingen zullen leiden tot een selectief migratiebeleid waarbij vreemdelingen die Nederland nodig heeft, snel en eenvoudig toegelaten kunnen worden. De leden vragen verduidelijking en garanties op dit punt.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering voornemens is het vereiste voor vreemdelingen om te beschikken over geldige machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) vergaand te versoepelen. Zo heeft de regering medegedeeld dat het mvv-vereiste in de toekomst niet meer zal gelden voor minderjarige kinderen die drie jaar illegaal in Nederland zijn verbleven. De leden van de PVV-fractie vrezen dat een dergelijke beleidsversoepeling leidt tot een beloning van illegaal verblijf in Nederland. Het vereiste te beschikken over een geldige mvv alvorens Nederland in te reizen is immers in het leven geroepen om te voorkomen dat vreemdelingen die niet aan de Nederlandse toelatingsvoorwaarden voldoen onze samenleving voor een voldongen feit te stellen door toch naar Nederland te reizen. Deelt de regering de vrees van deze leden dat door de voorgestelde versoepeling van het beleid de grondslag onder het mvv-vereiste wegvalt en het genoemde illegaal verblijf in Nederland in de hand wordt gewerkt?
De leden van de PVV-fractie zijn zeer bezorgd over de door de regering beoogde verruiming van het beleid inzake gezinsmigratie. De regering heeft onder meer aangekondigd de voorschriften met betrekking tot de toelating van oudere vreemdelingen, het ouderenbeleid, te gaan verruimen. Door deze leden wordt er nadrukkelijk op gewezen dat versoepeling van dit ouderenbeleid onvermijdelijk zal leiden tot een groeiende instroom van oudere vreemdelingen naar Nederland. Deze ontwikkeling zal ook consequenties hebben voor voorzieningen als bijvoorbeeld de gezondheidszorg en de AOW. Deelt de regering de zorgen van deze leden? Voorts vragen zij of wel doel gediend is met de bedoelde verruiming van het ouderenbeleid.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het wetsvoorstel onder meer tot doel heeft de referent bewust te maken van zijn verantwoordelijkheden in het proces van reguliere migratie. Waarop ziet deze term bewustwording? Ziet dit op nog andere elementen dan de sterkere positie en de bijbehorende verplichtingen? Hoe kan de referent, in het kader van deze bewustwording, voorkomen dat «zijn vreemdeling» het stelsel van de sociale zekerheid belast? Welke verantwoordelijkheden en verplichtingen zijn er in dit kader in het wetsvoorstel opgenomen? Diezelfde twee vragen hebben de leden van de PvdA-fractie ten aanzien van het voldoende toerusten van migranten om succesvol te kunnen integreren. Hoe verhouden deze verplichtingen zich tot de verantwoordelijkheid van de gemeenten of gezinsleden van een referent op grond van de Wet Inburgering een aanbod te doen? Kan er geen situatie ontstaan waarin zowel de vreemdeling (van de gemeente) als de referent (van de IND) een boete krijgen voor hetzelfde «vergrijp» van onvoldoende inburgering?
De aan het woord zijnde leden constateren dat er in de praktijk binnen het regulier vreemdelingenrecht nogal een verschil is in proces en doel tussen gezinsmigratie en migratie voor studie of werk. Zij willen graag weten hoe dit nieuwe systeem in het wetsvoorstel past in het beleid voor gezinsmigratie. Welke verplichtingen rusten bij gezinsmigratie precies op de referent? Is het uitgaan van vertrouwen tussen overheid en referent wel reëel als het gaat om gezinsmigratie waarbij de emotionele belangen vaak groot zijn en er nogal wat fraude plaatsvindt? Hoe intensief is het toezicht? Ook vragen deze leden welke verplichtingen voor de referent precies gelden bij gezinshereniging. Verschillen deze van andere verblijfsdoelen? Zo ja, op welke manier? Deze leden willen graag weten in hoeverre met dit wetsvoorstel afstand wordt gedaan van het beginsel dat eerst in het land van herkomst een mvv moet worden aangevraagd en dat de Nederlandse overheid niet voor een voldongen feit mag komen te staan. Welk effect van het wetsvoorstel verwacht de regering op de situaties waarbij ex-asielzoekers in Nederland een reguliere aanvraag doen? Zal het mvv-vereiste dan minder snel worden tegengeworpen? Verandert dit wetsvoorstel de eisen voor toelating voor de verschillende verblijfsvergunningen regulier? Blijft het systeem dat er een advies wordt gegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken over de afgifte van een mvv bestaan? Hoe verhouden de wijzigingen die uit dit wetsvoorstel volgen voor het beleid ten aanzien van gezinsmigratie zich tot de recent afgekondigde maatregelen van de regering?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering vanuit het oogpunt van administratieve lasten kan aangeven bij welke frequentie het aanvragen van de status van erkende referent voor belanghebbenden aantrekkelijk is. Voorts vragen zij hoe de lasten voor het aanvragen van de status van erkende referent zich verhouden tot de inspanningen die normaliter bij een reguliere verblijfsvergunning worden gepleegd. Loont het aanvragen van de status van erkende referent al bij relatief kleine aantallen of is dat pas het geval bij forsere aantallen?
De aan het woord zijnde leden vragen of de regering een indicatie kan geven van het aantal rechtspersonen en organisaties waarop de status van erkende referent betrekking zal hebben. Zij vragen of daarbij ook een categorisering gegeven kan worden van de frequentie waarmee van deze status gebruikt gemaakt wordt.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre er risico bestaat dat de status als erkende referent voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt. Zij kunnen zich voorstellen dat erkende referenten vreemdelingen naar Nederland halen voor andere redenen dan die in de aanvraag vermeld zijn, terwijl het doel van de aanvraag op zich wel te legitimeren is. Deze leden vragen of de regering dit wenselijk acht. Hoe wordt in zulke gevallen het toezicht georganiseerd?
De leden van de PvdA-fractie vragen of een vreemdeling met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (asiel of regulier) ook als referent kan optreden.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de referenten in het kader van gezinsmigratie en de overige referenten. Waarom wordt er voor de duidelijkheid niet voor gekozen om voor referenten in de gezinsmigratie consequent een afwijkende term te hanteren, bijvoorbeeld de term«gezinsreferent»? Deze leden vragen of er voldoende onderzoek is gedaan naar de problemen met referenten in het kader van gezinsmigratie. Wordt er wel voldoende controlerend en handhavend opgetreden op basis van de al bestaande wetten en regels, met name waar het gezinsmigratie betreft? Wat wordt in de memorie van toelichting bedoeld met de opmerking dat de beschikbare capaciteit om nieuwe migranten op termijn gelijkwaardig en volwaardig in de samenleving op te nemen niet onbeperkt is en dat hiermee het belang van selectieve toelating wordt onderstreept? Moet deze passage zo worden uitgelegd dat de regering een immigratiestop mogelijk acht?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de garantstelling komt te vervallen omdat zij in de uitvoeringspraktijk niet of nauwelijks functioneerde als instrument voor financiële zekerheid. Deze leden willen graag weten hoe vaak en in welke gevallen dit instrument is toegepast. Voorts vragen zij in hoeveel procent van de gevallen het instrument niet is toegepast waar het wel kon, waarom het niet is toegepast en waarom dit niet functioneerde. Daarnaast vragen deze leden of het mogelijk is dat door de referent een borgsom wordt gestort zodat dit verrekend kan worden wanneer de referent een bestuurlijke boete krijgt opgelegd of wanneer door de overheid gemaakte kosten voor een gedwongen terugkeer door middel van een bestuursrechtelijke geldschuld wordt verhaald op de referent. Het afgeven van een bankgarantie zou dan ook tot de mogelijkheden kunnen behoren. De aan het woord zijnde leden zien graag een reactie van de regering op dit punt tegemoet. Tevens verzoeken deze leden de regering aan te geven of de kosten van een uitkering betaald uit publieke middelen waarbij (nog) geen sprake is van een zelfstandige verblijfstitel eventueel ook verhaald zouden kunnen worden op de referent. Zij zien een uitgebreide motivering van de regering op dit punt graag tegemoet.
De leden van de PVV-fractie concluderen dat in het onderhavige wetsvoorstel mede de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenbeleid wordt vastgesteld. Deze leden vragen of referenten waarvan is vastgesteld dat zij fraude hebben gepleegd, bijvoorbeeld door het aangaan van een schijnrelatie, direct en definitief worden uitgesloten van de mogelijkheid om nogmaals als referent op te treden en niet slechts voor een periode van maximaal vijf jaar, zoals door de regering wordt beoogd.
De leden van de SGP-fractie vragen welke procedures er gelden wanneer er sprake van is dat de vreemdeling voor meer doelen in Nederland verblijft. Zij vragen op basis waarvan wordt bepaald welke referent als verantwoordelijke wordt aangewezen.
Deze leden vragen voorts of er vastgestelde termijnen zijn waarbinnen wordt gecontroleerd of de status en gegevens van referenten voldoende actueel zijn.
De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een toelichting op de zin dat ook als referent kan optreden een vreemdeling, aan wie het is toegestaan voor een periode langer dan drie maanden in Nederland te verblijven.
De aan het woord zijnde leden begrijpen dat de regering stelt dat er weinig verandert aan het gezinsmigratiebeleid. Is dat na de brief over huwelijks- en gezinsmigratie (Kamerstukken II, 2008/09, 32 175, nr. 1) nog steeds het geval?
De leden van de SP-fractie verwelkomen het voornemen dat ook Nederlanders in het buitenland en vreemdelingen aan wie verblijfsrecht is toegestaan voorafgaand aan hun vestiging in Nederland als referent op te kunnen treden. Daarmee wordt veel onnodige tijdelijke scheiding van gezinnen voorkomen. Deze leden wijzen daarnaast op de problematiek van de niet-minderjarige kinderen en (huwelijks) partners. Is er ook oog voor de overige gezinsleden, zoals bijvoorbeeld inwonende ouders die in het land van herkomst duurzaam tot het gezin behoren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering voorstelt dat een vreemdeling, die bijvoorbeeld een mvv heeft aangevraagd om als kennismigrant in Nederland te werken, ook als referent voor zijn gezinsleden kan optreden als het hem/haar is toegestaan voor een periode langer dan drie maanden in Nederland te verblijven. Deze leden zien graag een expliciete definitie van «gezinsleden» tegemoet. Zij willen tevens graag vernemen of er naast de kennismigrant nog gevallen zijn waarbij vreemdelingen als referent kunnen optreden die nog geen verblijfsvergunning hebben. De aan het woord zijnde leden merken op dat dit ingaat tegen de veronderstelling van de regering dat de natuurlijke persoon die als referent wil optreden in Nederland woont en een ander dan louter voorlopig verblijfsrecht in Nederland heeft.
De leden van de SGP-fractie vragen welke eisen onderwijsinstellingen aan studenten kunnen stellen om de randvoorwaarden voor een geslaagd verblijf te optimaliseren. Zij vragen of bijvoorbeeld vereist kan worden dat het collegegeld door studenten vooraf wordt voldaan. Ook vragen zij of er een objectieve wijze is vast te stellen dat er sprake is van voldoende voortgang in de studie.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat in de memorie van toelichting voornamelijk wordt gesproken over kerkgenootschappen. Vallen hieronder ook moslimkoepelorganisaties? Zo ja, gelden hier dan dezelfde voorwaarden als bij kerkgenootschappen, voor wat betreft de verhouding tussen de zelfstandige onderdelen en het hoogste aggregatieniveau? Kan worden aangegeven of en op welke manier een kerkgenootschap als bijvoorbeeld een migrantenkerk die niet is aangesloten bij een groter lichaam in aanmerking kan komen om op te treden als referent? Indien dat niet het geval is, verloopt de gang van zaken betreffende het indienen en afhandelen van verblijfsaanvragen ten behoeve van deze kerken dan op dezelfde wijze als thans het geval is? Kunnen deze kerkgenootschappen dan niet voor de versnelde procedure in aanmerking komen? Kan worden aangegeven wat de uitkomst is van het overleg met de religieuze organisaties met betrekking tot dit wetsvoorstel?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven wanneer het zijn van referent precies begint en eindigt. Bestaat niet het risico dat referenten, om aansprakelijkheid af te wentelen, snel de referentrelatie beëindigen? Wordt een migrant geacht het land direct te verlaten als de relatie met de referent beëindigd is? Hoeveel tijd krijgt hij eventueel om een nieuwe referent te vinden?
Graag krijgen de leden van de CDA-fractie een toelichting op de zin dat een aanvraag om toelating en verblijf in het kader van gezinshereniging niet kan worden afgewezen op de enkele grond dat de referent van een gezinsmigrant niet wenst te verklaren dat hij referent is van de betrokken gezinsmigrant. Wat is precies de (extra) juridische betekenis van het aanwijzen van een referent bij gezinshereniging voor de rechten en plichten die in het kader van gezinsmigratie al bestaan, zowel volgens de richtlijn als volgens het nationale beleid?
De leden van de VVD-fractie vragen welke wijzigingen nodig zijn voor immigratie op grond van gezinshereniging of -vorming om voor een belanghebbende het zijn als referent een voorwaarde te maken, in plaats dat de belanghebbende moet worden aangewezen of moet verklaren dat hij een referent is. Deze leden vragen ook of dit in overweging is genomen.
Verplichtingen van de referent
De leden van de CDA-fractie hebben bij de bespreking van de Blauwdruk modern migratiebeleid aangegeven zeer te hechten aan een gedegen controle op personen, instellingen en ondernemingen die als erkend referent gaan optreden. Bij het niet nakomen van de verplichtingen van een erkend referent is het mogelijk een erkende referent vijf jaar uit te sluiten als referent. Deze leden vragen of het ook mogelijk is een referent die een huwelijkspartner naar Nederland haalt en haar bijvoorbeeld mishandelt of achterlaat tijdens een vakantie in het voormalige thuisland voor een aantal jaar uit te sluiten van de mogelijkheid om op te treden als referent.
De leden van de PVV-fractie vragen of er in het kader van de onderhavige wetswijziging krachtige maatregelen worden getroffen tegen het verschijnsel dat personen vele malen achtereen, soms wel zeven, acht of meer keren, een vreemdeling in het kader van gezinsmigratie naar Nederland halen, stellende dat het hier om een partner gaat. Is de regering voornemens om een eind te maken aan dit misbruik van het toelatingsbeleid door bijvoorbeeld de thans geldende periode van drie jaar na welke een vreemdeling een zelfstandige verblijfsvergunning kan aanvragen te verlengen tot tien jaar?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in ernstige gevallen de erkenning van de referent kan worden geschorst of ingetrokken, ook na een eerste overtreding. Deze leden vragen een toelichting op het begrip «ernstige gevallen». Kan de regering voorbeelden geven van dergelijke gevallen?
Het is de leden van de CDA-fractie opgevallen dat wat betreft de zorgplichten van referenten nog veel nader moet worden geregeld, alsook vastgelegd in lagere regelgeving. De regering is in dit verband voorstander van zelfregulering. Zij wijst hierbij op de «Gedragscode internationaal student in het Nederlands hoger onderwijs» en stelt dat aansluiting bij deze gedragscode is voorzien als voorwaarde voor de erkenning van een hoger onderwijsinstelling als referent. De regering geeft ook aan dat bijvoorbeeld in de uitwisselingsbranche nog geen breed onderschreven gedragscode bestaat. Hoewel de aan het woord zijnde leden ook voorstander zijn van zelfregulering, lijkt het hen wenselijk dat organisaties, instellingen en ondernemingen in de verschillende branches verplicht worden tot het opstellen van een gedragscode die vervolgens door alle referenten verplicht moet worden onderschreven om als referent te kunnen worden erkend. Zij verwijzen in dit verband naar het voorgestelde artikel 2e, eerste lid, onderdeel e (dat aangeeft dat aansluiting bij een gedragscode kan worden vereist) en de toelichting daarop in paragraaf 2.7.2 («Voorwaarden voor erkenning als referent»). Graag vernemen deze leden de visie van de regering hierop.
Volgens de leden van de PvdA-fractie vraagt de nieuwe positie van de referent en de nieuwe basis van vertrouwen stevige verplichtingen voor de referent. Deze leden willen van de regering zo concreet mogelijk weten wat de zorgplicht gaat inhouden voor de verschillende vergunningen regulier. Kan de regering concreet aangeven wat de referent moet doen om bij de toelating en verblijf van de vreemdeling bepaalde maatschappelijk gewenste doelen te bereiken?
De leden van de PvdA-fractie vragen wat wordt bedoeld met de zinsnede in de memorie van toelichting dat de wijze waarop die zorgplicht wordt uitgevoerd niet van overheidswege wordt voorgeschreven? Zij willen graag meer inzicht in de precieze werking van het systeem van de zorgplicht, toegespitst op gezins- en arbeidsmigratie, om goed te kunnen inschatten welke verantwoordelijkheden nu precies bij de vreemdelingen, bij de overheid en bij de referent liggen.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om «adequate huisvesting» op te nemen als onderdeel van de zorgplicht. Met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning als referent vragen deze leden voorts of bij de betrouwbaarheidsbeoordeling ook wordt gekeken naar de huisvesting van de vreemdelingen die in Nederland willen verblijven. Wanneer dit niet het geval is, is de regering dan bereid dit alsnog als criterium bij de betrouwbaarheidsbeoordeling te betrekken?
Referenten van geestelijk bedienaren
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat referenten van geestelijk bedienaren verantwoordelijk zijn voor het faciliteren van de daadwerkelijke deelname door de geestelijk bedienaren aan de speciaal voor hen ontwikkelde inburgeringsvoorzieningen. De Wet inburgering verplicht geestelijk bedienaren niet een inburgeringsaanbod te accepteren. Deze leden vragen of de regering een overzicht kan geven van het aantal geestelijke bedienaren die dit wel heeft gevolgd en dit af te zetten tegen het aantal toegelaten geestelijk bedienaren.
De leden van de VVD-fractie krijgen graag een reactie van de regering op het gebruik maken van deze regeling door buitenlandse geloofsbedienaren, zoals uit het buitenland afkomstige imams, terwijl een opleiding voor die geloofsbedienaren in Nederland zelf aanwezig is. Is de regering voornemens in die gevallen buitenlandse geloofsbedienaren een (tijdelijke) verblijfstitel te weigeren? Kan de regering dit standpunt toelichten?
Referenten van studenten en kennismigranten
De leden van de VVD-fractie vragen, mede in het licht van de antwoorden van de minister van Justitie op door de leden De Krom, Teeven en Zijlstra gestelde vragen over studenten in risicolanden die zoek raken, of het nu voorgestelde referentiesysteem ten aanzien van onderwijsinstellingen en de daarin vervatte informatie- en zorgplicht een sluitend systeem oplevert ter voorkoming van potentiële instroom van buitenlandse studenten in de illegaliteit. Is hierbij ook gekeken naar een systeem waarbij, naast de verlichting in persona een mvv-aanvraag in te dienen, ook de afmelding in het land van herkomst na vermeende terugkeer in persona moet gebeuren? Dit onder andere naar analogie van het Amerikaanse systeem waarbij, bij terugkeer naar het land van herkomst na uitschrijving bij de onderwijsinstelling, het visum in persona bij de douane moet worden ingeleverd?
Daarnaast vragen de aan het woord zijnde leden of het voorgestelde systeem leidt tot gelijktrekking van bekostigde en niet-bekostigde onderwijsinstelling ten aanzien van de verplichting van het inschrijven van hun studenten in het landelijk Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO). Indien dit niet het geval is, kan de regering dan aangeven waarom niet tot gelijktrekking is besloten? Deelt de regering de mening dat dit veel meer transparantie oplevert, het systeem meer sluitend maakt en dat, wanneer hiertoe overgegaan zou worden, een koppeling tussen het CRIHO en de IND-database een volledig beeld zal opleveren van waar deze groep buitenlandse studenten zich bevindt en ingeschreven staat? Kan de regering aangeven hoeveel buitenlandse studenten die wel ingeschreven staan in het CRIHO, zich na hun eerste jaar uitschrijven dan wel worden uitgeschreven? Welke nationaliteiten hebben deze studenten en hoeveel van deze studenten komen uit risicolanden? Welke beleidsconclusies is de regering bereid uit dit beeld te trekken?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering aangeeft dat indien de onafhankelijke instantie na onderzoek tot de conclusie komt dat de gedragscode al dan niet is nageleefd de minister van Justitie (IND) zich aan dat oordeel conformeert. Verder geeft de regering aan dat bij geconstateerde niet-naleving een bestuurlijke boete kan worden opgelegd en ook de erkenning als referent kan worden ingetrokken. De aan het woord zijnde leden verzoeken de regering deze kan-bepalingen nader toe te lichten. Zij vragen de regering een nadere beschouwing te geven omtrent welke prikkels er zijn ingebouwd voor referenten om zich aan de regels te houden. Omgekeerd vragen deze leden hoe wordt voorkomen dat meldingen van onregelmatigheden door referenten achterwege blijft uit vrees voor sancties. Hoe gaat de regering met dit dilemma om?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het onderhavige wetsvoorstel geen veranderingen aanbrengt in de inburgeringsvoorwaarde op grond van de Wet inburgering in het buitenland of de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering. Wel kunnen op grond van het onderhavige wetsvoorstel zorgplichten van de referent jegens de vreemdeling, onder meer wat betreft diens inburgering, worden gevestigd. Deze leden verzoeken de regering toe te lichten op welke wijze de zorgplicht van de referent met betrekking tot de inburgering van de vreemdeling en de daarbij behorende mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete indien de zorgplicht niet wordt nageleefd, zich verhoudt tot de Wet inburgering en de mogelijkheid voor gemeenten om op basis van die wet sancties op te leggen.
De leden van de CDA-fractie concluderen dat gekozen is voor een boetebedrag van maximaal 2000 euro. Deze leden vragen of dit bedrag niet aan de lage kant is te achten, aangezien veel referenten grootschalige instellingen en kapitaalkrachtige ondernemingen zijn. Kan de regering de stelling dat de hoogte vergelijkbaar is met de boetes die op grond van de Wet arbeid vreemdelingen kunnen worden opgelegd nader onderbouwen. De aan het woord zijnde leden verwijzen naar de Arbeidsinspectie die aan natuurlijke personen een bestuurlijke boete kan opleggen van 4 000 euro en aan rechtspersonen/werkgevers 8 000 euro per illegale werknemer.
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten voor welke overtredingen bestuurlijke boetes kunnen worden opgelegd aan de referent. Is er verschil tussen gewone referenten en erkende referenten? Kan de regering concreet aangeven hoe intensief het toezicht op de referenten zal zijn? Wordt meer en strenger toezicht gehouden op gewone referenten dan op erkende referenten?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het wetsvoorstel niet exact voorschrijft hoe hoog de bestuurlijke boete in een concreet geval moet zijn. Er wordt een maximum van 2 000 genoemd. Verder geeft de regering aan dat de minister van Justitie (IND) bij een concrete overtreding zal moeten beoordelen welk boetebedrag in dat geval passend is. Wat het boetebeleid dat de regering voor ogen heeft betreft en dat in de Vreemdelingencirculaire 2000 nader zal worden uitgewerkt, vragen deze leden of het parlement hierbij een rol gaat krijgen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting over de mogelijke samenloop van bestraffing van een referent op basis van meer wetten. Hierbij zullen de betrokken uitvoeringsinstanties – bijvoorbeeld de IND, de Arbeidsinspectie en het UWV-Werkbedrijf – samenwerkingsafspraken maken. Deze leden verzoeken de regering dit nader toe te lichten. Worden er bijvoorbeeld ook samenwerkingsafspraken met het Openbaar Ministerie gemaakt?
Verhalen van bepaalde kosten van uitzetting
De leden van de CDA-fractie concluderen dat alleen directe kosten (terugreis, transport en identiteitsbewijzen) eventueel op de referent worden verhaald. Deze leden vragen aan welk bedrag hierbij globaal gezien gedacht moet worden. Zij zijn er niet bij voorbaat van overtuigd dat bijvoorbeeld kosten van eventuele vreemdelingenbewaring en escortering niet (op zijn minst gedeeltelijk) onder de aansprakelijkheid van de referent zouden moeten worden gebracht, zeker in gevallen waar sprake is van ernstige tekortkomingen of misbruik bij de referent. Deze leden vragen in hoeverre er in de huidige praktijk daadwerkelijk sprake is van het verhalen van de kosten van uitzetting.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering heeft gekozen alleen die kosten op de (gewezen) referent te verhalen die ook de vreemdeling zelf zou hebben gemaakt indien deze Nederland uit eigen beweging zou hebben verlaten en waarom niet alle kosten? Zij merken op dat de regering aangeeft dat bij een langere termijn dan een jaar waarvoor de referent aansprakelijk kan worden gesteld de kans groot is dat een illegaal verblijvende vreemdeling tussentijds terug is geweest in het land herkomst en opnieuw (illegaal) is ingereisd en daarmee de kans dat de gewezen referent aansprakelijk wordt gesteld voor het opnieuw (illegaal) inreizen van de vreemdeling. Deze leden vragen de regering of de mogelijkheid is onderzocht om de aansprakelijkheidsstelling van de referent niet te begrenzen met de periode van een jaar maar om dit afhankelijk te maken van het geregistreerd verlaten van het land.
De leden van de SGP-fractie vragen of het wenselijk is dat referenten geen kosten dragen wanneer zij de IND in kennis hebben gesteld van de beëindiging van de relatie met de vreemdeling. Zij vragen of deze regeling het besef van verantwoordelijkheid voor de vreemdeling bij referenten kan ondergraven. Zij vragen of er bij diverse categorieën referenten eerder sprake zal zijn van gemakzucht bij het aangaan van relaties met vreemdelingen wanneer zij van tevoren weten dat zij geen kosten dragen wanneer de relatie ten einde komt.
De leden van de PvdA-fractie achten het systeem van de erkende referent in beginsel een positief voorstel, omdat procedures daarmee eenvoudiger en versneld kunnen worden afgehandeld. Deze leden willen graag inzicht wat precies de verschillen zijn tussen de gewone procedure en de versnelde procedure? Kan met dit wetsvoorstel in het kader van arbeidsmigratie voldoende worden voorkomen worden dat zich slecht gedragende of malafide werkgevers erkend kunnen worden en vervolgens misbruik maken van het vertrouwen dat in de verkorte procedure in referenten wordt gesteld? Werkt dit geen toename van overtredingen in de hand waar bovendien minder toezicht op wordt gehouden? Welke eisen worden precies aan werkgevers gesteld om te worden erkend? Zijn werkgevers met een onbetrouwbaar verleden per definitie voor altijd taboe?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de referenten zich op aanvraag laten erkennen om zo toegang te krijgen tot de versnelde toelatingsprocedure, waarmee de voor de Nederlandse economie noodzakelijke arbeidsmigratie snel en gecontroleerd tot stand kan komen. Deze leden verzoeken de regering aan te geven op welke arbeidsmigratie zij precies doelt.
De leden van de SGP-fractie vragen of bij een aanvraag tot erkenning als referent waarbij eerder sprake is geweest van intrekking van deze status in ieder geval de gronden voor intrekking nauwgezet worden onderzocht en wordt bezien of het vertrouwen ten aanzien hiervan voldoende aanwezig is.
De leden van de CDA-fractie vragen of een nadere toelichting kan worden gegeven op de beoordeling van de arbeidsmarkttechnische aspecten van het uitwisselingsprogramma. Zij vragen om welke aspecten het gaat.
De leden van de CDA-fractie vragen welke functie het in deze paragraaf genoemde referentenregister van de IND heeft bij het signaleren en bestrijden van bijvoorbeeld achterlating, huwelijksgeweld, of het vaker laten overkomen van een partner uit het herkomstland. Zij vragen hoe zal worden bereikt dat dergelijke praktijken zoveel mogelijk als contra-indicatie zullen worden gehanteerd bij het beoordelen van verblijfsaanvragen.
Schorsing en intrekking van de erkenning
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat bij twijfel over de betrouwbaarheid van met name arbeidsmigranten niet moet worden geaarzeld om de erkenning te schorsen of in te trekken. Zij pleiten ervoor dat nadrukkelijk wordt gekeken naar leidinggevenden en bestuurders dan wel aanhouders van rechtspersonen waarvan de erkenning als referent is ingetrokken. Deelt de regering de mening van deze leden dat voorkomen moet worden dat onbetrouwbaar gebleken personen onder het mom van verschillende rechtspersonen hun kwade praktijken kunnen voortzetten? Beschikt de IND over voldoende capaciteit om in geval van twijfel vooraf alle twijfelachtige aanvragen integraal te kunnen toetsen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat ook onder het modern migratiebeleid het de bedoeling blijft dat het verblijfsrecht van een gezinsmigrant de eerste drie jaar afhankelijk is van diens relatie met de hoofdpersoon. Deze leden vragen wat er op tegen is om deze termijn te verlengen naar vijf jaar.
De leden van de VVD-fractie willen graag vernemen hoeveel vreemdelingen (per jaar) waar dit wetsvoorstel voor is bedoeld het betreft en hoeveel procent daarvan uitwisselingsjongeren, geestelijke bedienaren, studenten, kennismigranten dan wel andere categorieën waar dit wetsvoorstel voor is bedoeld. Tevens ontvangen zij graag een inschatting van het verwachte beroep op de voorgestelde regeling in de komende jaren.
De leden van de SP-fractie constateren dat met het invoeren van plichten zoals de informatieplicht, de administratieplicht en de zorgplicht een enorme informatiestroom op gang komt. Het succes van de nieuwe referentenwetgeving zal afhangen van het handelend optreden van de IND naar aanleiding van de ontvangen informatie. Deze leden zijn er, gelet op de huidige verwerkingstijden bij de IND, niet van overtuigd dat na de invoering van de nieuwe referentenwetgeving wel tijdig en effectief zal worden gehandeld. Zij vragen in dit verband bijvoorbeeld naar de handhaving bij au pairs. Een gedragscode en toezicht op handhaving in de uitwisselingsbranche ontbreekt, zodat verscherpt actief toezicht van de IND noodzakelijk wordt geacht door deze leden. Wordt deze zienswijze door de regering onderschreven?
Gebruik van bestaande registraties
De leden van de SP-fractie vragen wanneer het knooppunt voor informatievoorziening operationeel zal zijn. In hoeverre zal de uitvoering van de referentenwetgeving vertraging oplopen als gevolg van vertraagde invoering van het geautomatiseerde informatiesysteem INDIGO? Zullen de referent en vreemdeling voorafgaand aan een voorgenomen negatieve beslissing de gelegenheid worden geboden hun recht op correctie van betreffende gegevens uit te oefenen indien in de onjuiste gegevens de grond voor afwijzing is gelegen? Zo ja, op welke termijn kan correctie plaatsvinden en op welke termijn kan een nieuwe beslissing worden genomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een van de doelstellingen van het onderhavige wetsvoorstel is dat gegevens die al bij een andere overheidsdienst bekend zijn niet opnieuw door de vreemdeling of de referent hoeven te worden verstrekt. Deze leden verzoeken de regering toe te lichten op welke wijze de juistheid van deze gegevens gewaarborgd wordt. Heeft de regering overwogen om, als de IND zich baseert op andere informatie dan welke door de aanvrager is verstrekt, de aanvrager in de gelegenheid te stellen deze gegevens op juistheid te controleren, alvorens over te gaan tot een verdere beoordeling?
Informatieplicht vreemdeling en referent
De leden van de SP-fractie verwelkomen een snellere verstrekking van verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd. Kan er ook aandacht worden besteed aan de wachttijd voor de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), omdat deze leden veel signalen ontvangen dat er weken moet worden gewacht alvorens inschrijving mogelijk is? Hierdoor ontstaan ook problemen met ziektekostenverzekeringen en andere voorzieningen. Wordt dit onderschreven en wordt hiervoor een oplossing gezocht?
De leden van de CDA-fractie concluderen dat een belangrijk element in het kader van de handhaving de geautomatiseerde gegevensuitwisseling is tussen diverse ketenpartners. In paragraaf 3.4 («Gevolgen voor burger») worden enkele summiere opmerkingen gemaakt in relatie tot diverse privacybepalingen in nationale en internationale regelgeving. Het is deze leden niet geheel duidelijk in hoeverre gegevensuitwisseling tussen betrokken instanties als de IND, de Vreemdelingenpolitie, de Arbeidsinspectie, de SIOD en de FIOD mogelijk door privacybelemmeringen in de weg zal worden gestaan. Kan de regering daar nader op ingaan?
Gevolgen voor de uitvoeringspraktijk
De leden van de PvdA-fractie zijn met de regering van mening dat een grotere verantwoordelijkheid van de referent alleen kan slagen als dat samengaat met effectieve handhaving. In dat kader vragen zij of de IND voldoende is toegerust om het toezicht op referenten voldoende intensief uit te voeren. Welke concrete gegevens worden bij het «bestuurlijk toezicht vanachter het bureau» allemaal geraadpleegd? Bestaan er voldoende mogelijkheden voor samenwerking en gegevensuitwisseling met het oog op praktische belemmeringen en/of aspecten van privacybescherming?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke gevallen van mogelijk misbruik en fraude mogelijkerwijs in de voorgestelde regeling besloten zouden kunnen liggen en welke maatregelen de regering neemt om mogelijke gevallen van misbruik en/of fraude uit te sluiten. Deze leden stellen het tevens op prijs als de regering nog eens heel expliciet kan beargumenteren hoe wordt voorkomen dat na invoering van de voorgestelde wijzigingen vreemdelingen niet terugkeren naar het land van herkomst en/of in Nederland in de illegaliteit belanden.
Door de leden van de PVV-fractie wordt de zorg uitgesproken dat elke poging tot verbetering van het vreemdelingenbeleid in Nederland vruchteloos zal blijken zolang de IND niet naar behoren functioneert. Gebleken is dat de IND voor de hand liggende controles op essentiële zaken als inkomen, criminaliteit, samenwoning en dergelijke al jarenlang ernstig verwaarloost. Graag vernemen deze leden de reactie van de regering op dit punt van zorg.
4. Afstemming van toelatingsprocedures
De leden van de SP-fractie wijzen er nogmaals op dat de termijn van drie maanden voor het in persoon in ontvangst nemen van een mvv een obstakel kan zijn voor vreemdelingen die naar een diplomatieke vertegenwoordiging in een ander land dan het land van herkomst moeten reizen. Is de regering bereid hier een ruimhartiger regeling voor te treffen anders dan slechts in uitzonderlijke gevallen?
De leden van de VVD-fractie constateren dat regering aangeeft dat voor de Nederlandse expat die met zijn gezinsleden met de nationaliteit van een derde land naar Nederland wil terugkeren om hier een functie te bekleden niet het vereiste geldt dat hij/zij in Nederland woont om als referent op te treden en zich niet eerst in Nederland moet vestigen. Deze leden vragen of dit alleen geldt voor Nederlandse expats die aan kunnen tonen dat zij in Nederland daadwerkelijk al een (nieuwe) arbeidsbetrekking hebben. Zo nee, waarom niet?
De aan het woord zijnde leden constateren dat de regering aangeeft dat bij het afgeven van de mvv aan de vreemdeling in persoon biometrische kenmerken afgenomen kunnen worden die op grond van Verordening (EG) Nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) Nr. 380/2008 van 18 april 2008, in het verblijfsdocument moeten worden verwerkt. Deze leden vragen wanneer deze biometrische kenmerken al dan niet worden afgenomen aangezien de regering spreekt over «afgenomen kunnen worden».
De leden van de CDA-fractie stellen dat in de discussie over de Blauwdruk modern migratiebeleid de positie van referenten nadrukkelijk aan de orde geweest. Referenten krijgen een grote verantwoordelijkheid in het nieuwe stelsel. In verband daarmee achten deze leden toezicht en handhaving van groot belang. Op papier lijkt dit er goed uit te zien, maar het moet niet blijven bij een overwegend papieren exercitie vanachter het bureau. IND-ambtenaren zullen worden belast met het toezicht op de naleving van de zorgplichten. Kan de regering aangeven om hoeveel ambtenaren het gaat, hoe vaak er steekproeven zullen worden verricht en wat daarvan de omvang zal zijn?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat meer bevoegdheden voor referenten zullen moeten samengaan met versterkt toezicht en handhaving. Vertrouwen in referenten is goed maar een sluitende controle is noodzakelijk om misbruik uit te sluiten. Juist erkende referenten zullen naar mening van de leden streng moeten worden gecontroleerd om misbruik te voorkomen. Deze leden zijn daarom ook van mening dat schorsing van erkende referenten een goede zaak is. De controle achteraf waar het wetsvoorstel in voorziet kan immers tot gevolg hebben dat het kwaad al is geschied voordat toetsing plaatsvindt.
De leden van de SGP-fractie achten het van wezenlijk belang dat het toezicht op het functioneren van de referenten op voldoende adequate wijze kan worden ingericht.
6. Uitwerking in lagere regelgeving
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat een aantal zaken verder wordt uitgewerkt in lagere regelgeving. Kan de regering aangeven om welke algemene maatregel van bestuur en ministeriële regelingen het zal gaan? Deze leden zien graag dat er een voorhangprocedure wordt gevolgd bij deze regelingen.
De aan het woord zijnde leden wijzen op de Ex Ante Uitvoeringstoets waarin wordt aangegeven dat de IND (elementen en onderdelen van) het modern migratiebeleid gefaseerd wil gaan invoeren op basis van de huidige wetgeving. Kan dit er toe leiden dat, mede gezien de onzekerheden die thans nog bestaan over een aantal elementen die nog in de lagere regelgeving moeten worden uitgewerkt, er in de praktijk een verwarrende situatie zal ontstaan over de vraag aan welke beleidsregels men zich moet houden? Zou dit kunnen leiden tot gerechtelijke procedures? Is het wellicht beter om de zaken in één keer goed te regelen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat als referent voor het (voorgenomen) verblijf van een vreemdeling, kort gezegd, natuurlijke personen, rechtspersonen, ondernemingen, vestigingen, kerkgenootschappen en onderwijsinstellingen kunnen optreden. Voorgesteld wordt dat dit in de lagere regelgeving nader uitgewerkt wordt naar gelang het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland wil verblijven. De aan het woord zijnde leden vragen wat daarbij de rol van de Tweede Kamer is. Wordt die lagere regelgeving nog voor inwerkingtreding aan de Kamer overlegd?
Voornoemde leden merken voorts op dat het voorgestelde artikel 2a van dit wetsvoorstel geen limitatieve opsomming van de organisaties en personen bevat die als referent kunnen optreden, en dat ook anderen als referent kunnen optreden. Wat de opmerking van de regering betreft, datin lagere regelgeving nadere regels wordt gesteld op grond waarvan andere (rechts)personen en organisaties als referent van een vreemdeling kunnen optreden, vragen deze leden wat daarbij de rol van het parlement is.
Zij constateren dat de referent aan de minister van Justitie (IND) verdere gegevens moet verstrekken over de nakoming van zijn verplichtingen als referent. In lagere regelgeving wordt uitgewerkt welke gegevens voor de overheid noodzakelijk zijn. Deze leden vragen of het parlement hierbij ook een rol heeft.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat een aantal zaken in lagere regelgeving zal worden uitgewerkt. Deze leden vragen de regering op welke wijze de Kamer van deze verdere uitwerking op de hoogte zal worden gehouden en betrokken zal zijn.
7. Relatie met andere wetsvoorstellen
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Kamer de wijzigingen met betrekking tot de vereenvoudiging van de verblijfsdoelen en de daarbij behorende materiële rechtspositie voorgelegd kan krijgen.
De aan het woord zijnde leden vragen voorts of met dit wetsvoorstel Nederland daadwerkelijk makkelijker te bereiken is voor kennismigranten en studenten. Is de verwachting dat het aantal studenten en kennismigranten zal toenemen als gevolg van dit wetsvoorstel? Graag zien deze leden ook een vergelijking met de andere West-Europese landen.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de voorgenomen maatregelen om de toelatingseisen aan te scherpen voor gezinsmigratie van invloed zijn op het onderhavige wetsvoorstel en de daarmee samenhangende wetsvoorstellen, met name waar het de verhouding betreft met internationale en EU-regelingen.
8. Verhouding tot internationaal recht
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat eerder in de Blauwdruk modern migratiebeleid is aangegeven dat het verplichte karakter van de erkenning als referent heeft geleid tot discussie en dat internationaalrechtelijke aspecten hebben geleid tot twijfels over de houdbaarheid van verplichtstelling. In de memorie van toelichting lezen deze leden dat de Europese Commissie enige kanttekeningen plaatst bij bepaalde onderdelen van de Blauwdruk modern migratiebeleid en dat daarmee in het wetsvoorstel rekening is gehouden. Hoewel in de verschillende paragrafen van hoofdstuk 8 deels op deze kanttekeningen wordt ingegaan, vragen de aan het woord zijnde leden de regering meer expliciet aan te geven om welke onderdelen het gaat en op welke manier er rekening mee is gehouden in het wetsvoorstel.
De aan het woord zijnde leden vragen of de verplichting dat er sprake moet zijn van een erkende referent vooralsnog uitsluitend geldt voor uitwisselingsjongeren, studenten, kennismigranten en wetenschappelijk onderzoekers. Is hier sprake van een absolute eis waarvan niet kan worden afgeweken om als individuele vreemdeling verblijf voor het desbetreffende doel te kunnen verkrijgen? Of betekent dit vereiste dat alleen in het geval van een erkende referent gebruik kan worden gemaakt van de verkorte procedure, maar dat te allen tijde de gewone (langere) procedure openstaat en dat – uiteraard mits aan alle gebruikelijke voorwaarden wordt voldaan – ook verblijf via niet erkende referenten kan worden verkregen?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat een werkgever of onderwijsinstelling die geen referentenverklaring heeft afgelegd en dus niet als referent is erkend, als referent kan worden aangewezen. In hoeverre kunnen hier problemen ontstaan, bijvoorbeeld in geval van een werknemer die bij een werkgever in dienst kan komen, of een student die bij een onderwijsinstelling wil komen studeren, als de referentenstatus van die organisaties is geweigerd of ingetrokken.
De aan het woord zijnde leden lezen dat gesteld wordt dat intrekking van de referentenstatus verblijfsrechtelijke gevolgen kan hebben voor de al toegelaten vreemdeling. De regering geeft aan te voorzien in een regeling die ertoe strekt dat de betreffende vreemdeling, mits die te goeder trouw is, binnen drie maanden een andere erkende referent kan zien te vinden. Het is voornoemde leden niet geheel duidelijk wat deze regeling concreet kan betekenen. Indien bijvoorbeeld de referentenerkenning van een onderwijsinstelling is ingetrokken, moet de student dan zijn studie aan de desbetreffende instelling afbreken en binnen drie maanden een studieplaats bij een andere onderwijsinstelling zien te krijgen? Waarop is de termijn van drie maanden gebaseerd? In hoeverre kan een en ander op gespannen voet staan met internationale regelgeving?
De leden van de SP-fractie wijzen er wederom op dat zolang de diverse Europa routes niet zijn gedicht de effectiviteit van nationale maatregelen wordt ondermijnd. Zij wijzen hierbij nadrukkelijk op de voorgestelde aanscherpingen van de toelatingseisen in het kader van gezinsmigratie. Wat is de inschatting van de regering op dit punt?
De aan het woord zijnde leden vinden het opvallend dat op een aantal punten, in het bijzonder daar waar het de verhouding tot bestaande en komende internationale en EU-regelingen betreft, het advies van de Raad van State niet wordt gevolgd. Deze leden vragen of hiermee niet een groot risico wordt genomen dat waar het advies niet wordt gevolgd het beleid zal worden gesanctioneerd door de Europese rechter. De leden achten de weerleggingen van de bezwaren van de Raad van State onvoldoende gemotiveerd en vragen om een nadere toelichting.
De leden van de SGP-fractie vragen of de systematiek van erkende referenten ook in andere landen gebruikt wordt. Zo ja, welke ervaringen zijn daar opgedaan?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van een recent commentaar van de Adviescommissie Vreemdelingenrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten. Daarin wordt een aantal argumenten gegeven voor de stelling dat bij gezinshereniging het aanwijzen van referenten en het opleggen van verplichtingen en eventuele sancties/boetes aan referenten op gespannen voet staat met de Richtlijnen inzake Gezinshereniging, Langdurig ingezetenen en Vrij verkeer van EU-burgers en hun familieleden. Kan de regering nog eens (nader) aangeven waarom dit naar haar mening, alsook die van de Europese Commissie, niet het geval is?
Naar de mening van de leden van de SP-fractie dient het doel van effectievere procedures voorop te staan en niet het verlagen van administratieve lasten. Deze leden vragen hoe het doel van het verlagen van administratieve lasten zich verhoudt tot voorgenomen legesverhogingen.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de financiële aannames van het wetsvoorstel zijn? In hoeverre wordt de komende jaren uitgegaan van een besparing of extra uitgaven?
Zij vragen voorts waarom volgens de begroting van het ministerie van Justitie de leges voor vergunning regulier stijgen, terwijl volgens dit wetsvoorstel juist sprake is van snellere en eenvoudigere procedures? Wat is de reden dat in het wetsvoorstel de leges voor kennismigranten in de verkorte procedure stijgen, maar niet voor andere verblijfsdoelen in de verkorte procedure? Ten slotte vragen deze leden wanneer de Kamer het voorstel voor een nieuw «legeshuis» in het kader van het modern migratiebeleid tegemoet kan zien.
Naar de mening van de leden van de SP-fractie mag het toelatingsbeleid niet zo worden ingericht dat het beleid alleen toegankelijk is voor die migranten waarvan Nederland denkt te kunnen profiteren. Selectief beleid mag naar mening van deze leden niet verworden tot ontmoedigingsbeleid. Ook de toelating in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging dient snel, doeltreffend en beheersbaar te zijn waarbij de administratieve lasten voor de burger zo beperkt mogelijk moet worden gehouden. De aan het woord zijnde leden vragen in dat verband naar de hoogte van de legeskosten. Is het niet zo dat het vaststellen van de legeskosten op kostprijs een ongewenste situatie is? Voor iedere prijs die wordt vastgesteld zal een bijbehorende berekening kunnen worden gemaakt afhankelijk van de kosten die worden toegerekend. Is het niet veel meer de aangewezen weg om legeskosten vast te stellen op een gewenst niveau?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering het beoogde doel om vreemdelingen die Nederland nodig heeft snel en eenvoudig toe te laten, rijmt met het verhogen van de leges voor kennismigranten van 250 euro naar 750 euro. Verwacht de regering dat deze verhoging geen negatieve gevolgen zal hebben op het aantrekken van kennismigranten?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de versterking van de positie van de referent in het modern migratiebeleid naar verwachting zal leiden tot efficiëntere procedures, kortere behandeltermijnen en lagere kosten. Deze leden verzoeken de regering toe te lichten hoe dit zich verhoudt tot het in de justitiebegroting geuite voornemen om de leges te verhogen.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom in dit artikel niet is opgenomen dat het referentschap ook wordt beëindigd indien er sprake is van een strafrechtelijke veroordeling.
De leden van de SGP-fractie vragen of in dit artikel ook opgenomen zou moeten worden dat de erkenning als referent kan worden ingetrokken wanneer de referent gedurende een nader te bepalen termijn geen aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft gedaan.
Samenstelling:
Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Vacature (CDA).
Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Besselink (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU) en Sterk (CDA).