Ontvangen 11 februari 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 1, onderdeel D, artikel 2a, wordt, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. In afwijking van het eerste lid, onder a en b, kan ten behoeve van verblijf in Nederland van een familie- of gezinslid niet als referent optreden degene:
a. die onherroepelijk is veroordeeld voor een der misdrijven omschreven in titel XIV, XIX, XX of XXIII van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, voor een misdrijf als bedoeld in artikel 197a of 237 van het Wetboek van Strafrecht, of voor een misdrijf omschreven in de tweede paragraaf van de Wet internationale misdrijven;
b. wiens huwelijk nietig is verklaard op grond van artikel 71a van het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of
c. die in zijn hoedanigheid als referent aan Onze Minister gegevens heeft verstrekt, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren.
Middels dit amendement bewerkstelligt de indiener dat diegenen die zich schuldig maken aan de volgende misdrijven: tegen de zeden, tegen het leven, mishandeling, afpersing en afdreiging, oorlogsmisdrijven, mensensmokkel, bigamie, het aangaan van een schijnrelatie of referenten die onjuiste gegevens hebben verstrekt in de toekomst nog kunnen optreden als gezinsreferent. Het gaat hier in het algemeen om misdrijven waarbij geen respect wordt getoond voor de integriteit van het menselijk lichaam in de brede zin des woords.
De Krom