Vastgesteld 26 maart 2010
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 maart 2010 inzake de consequenties van het controversieel verklaren van het verdrag met Frankrijk over de verwerking in Frankrijk van bestraalde splijtstoffen (Kamerstuk 32 042, nr. 7).
De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze vragen beantwoord, mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij brief van 26 maart 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Verschillende getallen worden genoemd met betrekking tot de reservecapaciteit in het splijtstofopslagbassin van EPZ. EPZ zou nog zeker voor tweeënhalf jaar ruimte hebben in het bassin, maar u zet in uw antwoord d.d. 24 februari uiteen dat eind 2011 de opslagcapaciteit bereikt is. Welk getal klopt en, hieraan gekoppeld, op welke termijn wordt de bedrijfsvoering van EPZ beïnvloed door uitstel van behandeling?
De juiste getallen staan genoemd in de nota naar aanleiding van het verslag die door de commissie op 24 februari 2010 is ontvangen. Hierin is aangegeven dat rekening houdend met een voorraad nieuwe splijtstof voor de bedrijfsvoering van ongeveer twee jaar, de opslagcapaciteit van het opslagbassin uiterlijk 2011 is bereikt. Deze termijn is gebaseerd op het totaal aantal van 495 posities die het splijtstofbassin heeft. Er zijn 121 van deze posities gereserveerd om de volledige reactorkern te kunnen ontladen. Er zijn momenteel nog 46 vrije posities beschikbaar. Na levering van de eerstvolgende herlading in mei 2010 resteren 18 vrije posities. Zonder de afvoer van de 172 bestraalde splijtstofelementen kan de herlading van verse splijtstofelementen in 2010 nog worden ontvangen, maar die van 2011 niet meer vanwege ruimtegebrek. Om te voorkomen dat de bedrijfsvoering van EPZ in gevaar komt, is parlementaire goedkeuring (zowel Tweede Kamer als Eerste Kamer) van het verdrag voor de zomer van 2010 nodig.
Leidt dit tot financiële consequenties op korte termijn voor EPZ? Is het u bekend of EPZ de financiële consequenties op de Nederlandse staat zal verhalen?
Ja. Het gaat op korte termijn om kosten ten gevolge van onder andere de aanpassing van de bedrijfsvoering en de annulering van de reeds betaalde herlading van 2011. Gelet op de reeds eerder door EPZ aangekondigde intentie van juridische stappen, acht ik het niet onwaarschijnlijk dat EPZ in het voorkomende geval zal proberen de financiële consequenties te verhalen op de Nederlandse Staat. We hebben uw Kamer hiervan reeds op de hoogte gebracht in onze brief van 16 september 20081.
Loopt de Nederlandse Staat financieel risico als de behandeling van de goedkeuringswet verder wordt uitgesteld, bijvoorbeeld omdat door de (vorige) minister van VROM schriftelijke toezeggingen zijn gedaan dat de afwikkeling al in 2008 geregeld zou zijn en EPZ zich mogelijk zal beroepen op onbehoorlijk bestuur?
De (vorige) minister van VROM heeft geen schriftelijke toezeggingen gedaan dat de afhandeling van de goedkeuringswet al in 2008 zou zijn geregeld. Wel heeft zij in 2007 naar EPZ de verwachting uitgesproken dat de behandeling van een ander wetsvoorstel, die van de wijziging van de Kernenergiewet (die toen nog uitging van de komst van een opwerkingsvergunning) in 2008 zou worden afgerond. Een half jaar later heeft ze EPZ laten weten dat de afronding van de wijziging van de Kernenergiewet meer tijd in beslag neemt dan zij in 2007 had verwacht. Om die reden was het toen niet haalbaar het verdrag met Frankrijk op korte termijn aan de ministerraad aan te bieden. Zie verder de beantwoording van vraag 2.
Indien gekozen wordt voor verder uitstel, loopt onze diplomatieke relatie met Frankrijk dan geen gevaar?
Het is niet waarschijnlijk dat uitstel de diplomatieke relatie met Frankrijk in gevaar brengt. Het gaat namelijk om Nederlandse bestraalde splijtstoffen die bij uitblijven van ratificatie niet naar Frankrijk kunnen worden getransporteerd. In economische zin lijdt Frankrijk wel schade vanwege derving inkomsten en werkgelegenheid.
Hoe verhoudt uitstel van de behandeling van dit wetsvoorstel zich met de verplichtingen die de Nederlandse Staat heeft jegens EPZ op basis van het Borssele Convenant? Is immers in het Borssele Convenant niet vastgelegd dat partijen op de meest zorgvuldige wijze en met oog voor elkaars belangen zullen handelen?
Het Convenant kerncentrale Borssele bevat inderdaad een bepaling van een dergelijke strekking1. Het moge duidelijk zijn dat uitstel van de behandeling van de goedkeuringswet niet in het belang van EPZ is.
Hoe groot schat u het risico dat EPZ van mening zal zijn dat verder uitstel niet valt onder zorgvuldig handelen en de Nederlandse Staat aansprakelijk zal stellen voor gederfde winsten en geleden verliezen?
De keuze van de gronden waar EPZ zich in een eventuele procedure tegen de Staat op wil beroepen is aan EPZ. Het is niet aan mij om daar uitspraken over te doen. Zie verder de beantwoording van vraag 2.
Klopt het dat er in Frankrijk op dit moment een rechtszaak loopt om te bepalen of ook opwerkingsafval van vóór Aanhangsel 3 uit 1993 onder het voorliggende verdrag moet vallen?
Voor het Tribunal de Grande Instance in Cherbourg loopt sedert 2006 een rechtszaak van Greenpeace tegen Areva, waarbij EPZ zich ook als partij gevoegd heeft. De rechtszaak gaat niet specifiek over het voorliggende verdrag. Greenpeace eist in deze zaak dat al het nucleaire materiaal dat toebehoort aan EPZ en zich nog in Frankrijk bevindt, onmiddellijk naar Nederland wordt teruggestuurd. In deze zaak is nog geen uitspraak gedaan.
Is het noodzakelijk dat de uitkomst van deze rechtszaak moet worden afgewacht voordat het verdrag parlementaire goedkeuring kan verkrijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Verdragen worden gesloten door de regeringen van landen en zij bepalen daarmee de inhoud van een verdrag; deze is de uitkomst van onderhandelingen. Afhankelijk van de interne regels van een land kunnen vervolgens parlementen betrokken worden bij de goedkeuring van een verdrag. Onafhankelijke rechters kunnen uitleg geven over de toepassing van een verdrag in een concrete situatie, maar zij bepalen niet wat er in een verdrag moet staan.
Is de vergunning voor opwerking van kernafval niet opgenomen in de Kernenergiewet omdat het voorliggende verdrag hiervoor in de plaats is gekomen?
Dat is juist2.
Klopt de aanname dat instemming met dit verdrag niet alleen leidt tot goedkeuring van het terugsturen van opwerkingsafval maar ook een goedkeuring voor het voortzetten van opwerking van kernafval inhoudt?
Instemmen met dit verdrag heeft tot gevolg dat alleen EPZ weer bestraalde splijtstoffen die tot en met 2015 onder het bestaande contract worden verbruikt voor opwerking naar Frankrijk kan verzenden.
Is het waar dat het splijtstofbassin van kerncentrale Borssele een capaciteit van 500 plaatsen heeft waarvan 121 plaatsen gereserveerd moeten blijven voor de reactorkern? Voor hoeveel splijtstof rest er nog ruimte om als centrale gewoon operationeel te kunnen blijven? Voor welke periode zou dit voldoende ruimte bieden als het transport naar Frankrijk zou stoppen?
Zie de beantwoording bij vraag 1.
Hoeveel splijtstofstaven waren er in de kern aanwezig op het moment dat de transport naar Frankrijk gestaakt werd? Is het correct dat er sinds 2005 nog vijf maal 28 splijtstofstaven bij zijn gekomen in het splijtstofbassin? Zo nee, hoeveel zijn er daarna nog wél bijgekomen?
Op het moment dat het transport naar Frankrijk werd gestaakt, waren er 146 splijtstofelementen in het splijtstofopslagbassin aanwezig. Nadien zijn daar nog 124 splijtstofelementen bijgekomen. Uitgaande van 495 posities betekent dat er samen met de 58 posities die om uiteenlopende redenen niet beschikbaar zijn (b.v. posities die zijn afgesloten vanwege kritikaliteitseisen) er op dit moment nog 46 vrije posities beschikbaar zijn.
Wat zijn de mogelijkheden voor tijdelijke opslag van opgebrande splijtstof op het terrein van de COVRA (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval)? Op welke termijn is die opslag mogelijk en voor hoe lang is hiervoor voldoende ruimte bij COVRA? Indien de opslag niet mogelijk is, wat zijn dan de belemmeringen?
Er zijn op korte termijn geen realistische mogelijkheden voor tijdelijke opslag bij COVRA. De redenen hiervoor zijn dat er geen geschikte opslagcontainers beschikbaar zijn en de vergunning van COVRA dergelijke opslag niet toestaat. In de brief van 16 december 20081 is aangegeven dat de huidige opslag van hoog radioactief afval in het Hoog Radioactief Afval Behandelings- en Opslaggebouw (HABOG) bij COVRA alleen geschikt is voor de opslag van de containers met hoog radioactief afval uit de opwerkingsroute, maar ongeschikt voor de directe opslag van niet-opgewerkte splijtstofelementen. Derhalve is een (tijdelijk) alternatief voor opwerking niet voorhanden.
Is het waar dat bij het niet ratificeren van het verdrag de transporten naar Frankrijk niet plaats kunnen vinden? Zo ja, betekent dit dan niet dat het ratificeren van het verdrag een beleidsrijke beslissing is die voor de komende jaren transport naar Frankrijk mogelijk maakt? Zo nee, wat maakt het dan uit dat Nederland het verdrag veel eerder dan december 2010 ondertekent?
Ja, er vinden om die reden sinds juli 2006 geen transporten van bestraalde splijtstoffen van EPZ naar Frankrijk meer plaats.
Het ratificeren van het verdrag betekent dat de afspraken, die reeds in 1979 zijn gemaakt over de terugkeer naar Nederland van de radioactieve afvalstoffen, die na opwerking van de van EPZ afkomstige, bestraalde splijtstoffen resteren, worden aangevuld met concrete termijnen waarbinnen deze terugkeer moet geschieden.
Is het waar dat dit verdrag in de plaats zal komen van de vergunningsplicht voor opwerking? Zo ja, betekent ondertekening dat daarmee de vergunningspicht vervalt? Zo nee, waarom niet?
Ja. De vergunningsplicht voor het laten opwerken van bestraalde splijtstoffen is juist uit het wetsvoorstel tot wijziging van de Kernenergiewet gehaald1, omdat er telkens een verdrag met Frankrijk nodig is2.
Het is echter niet zo dat de vergunningsplicht vervalt door de ondertekening van het verdrag. Iets wat feitelijk niet bestaat, kan immers niet vervallen.
Welke alternatieven voor verwerking in Frankrijk zijn doorgerekend? Kan de Kamer hier direct met de beantwoording van deze vragen inzage in krijgen?
Over de alternatieven voor verwerking in Frankrijk is de Kamer onder andere geïnformeerd in de brief van 16 september 20083.
Is het waar dat Nederland het enige land is dat nog splijtstof ter verwerking aanbiedt aan de fabriek in La Hague? Is het juist dat daarmee het verdrag met Nederland de enige internationale motivatie is voor het openhouden van de fabriek in La Hague?
Naast Nederland biedt ook Italië gebruikte splijtstoffen aan de fabriek in La Hague ter verwerking. Daarnaast worden nog de gebruikte splijtstoffen verwerkt die voor 2006 zijn aangeboden door Zwitserland, België en Australië.
Kan Nederland na goedkeuring van het gewijzigde verdrag alsnog besluiten om over te gaan tot een vergunningsplicht voor opwerking?
Ja dat kan. Dat levert echter wel een niet-consistent wetgevingsbeleid op. De vergunningsplicht voor het laten opwerken van bestraalde splijtstoffen is juist uit het wetsvoorstel tot wijziging van de Kernenergiewet gehaald4, omdat er elke keer een verdrag met Frankrijk nodig is5.
Kunt u het benodigde tijdpad uitgaande van het bereiken van de maximale opslagcapaciteit eind 2011 ten aanzien van de benodigde transportvergunningen schetsen? Moet er echt medio 2010 parlementaire goedkeuring zijn of kan dit op basis van de wettelijke termijnen voor de genoemde vergunningen ook bijvoorbeeld uiterlijk december 2010?
Zie de beantwoording bij vraag 1.
Op grond waarvan zou Nederland met de Overeenkomst en de goedkeuringswet nog een vergunning voor de export van bestraalde splijtstoffen aan EPZ kunnen weigeren?
Een dergelijke exportvergunning kan worden geweigerd op de gronden die zijn genoemd in artikel 15b, eerste lid, van de Kernenergiewet.
Samenstelling:
Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Poppe, R.J.L. (SP), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), ondervoorzitter, Depla, G.C.F.M. (PvdA), Bochove, B.J. Van (CDA), Ham, B. van der (D66), Koopmans, G.P.J. (CDA), voorzitter, Mastwijk, J.J. (CDA), Spies, J.W.E. (CDA), Velzen, K. van (SP), Vietsch, C.A. (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Azough, N. (GL), Boelhouwer, A.J.W. (PvdA), Roefs, C.W.J.M. (PvdA), Burg, B.I. van der (VVD), Neppérus, H. (VVD), Leeuwen, H. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Jansen, P.F.C. (SP), Bilder, E.J. (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU) Linhard, P. (PvdA) en Mos, R. De (PVV).
Plv. leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Polderman, H.J. (SP), Remkes, J.W. (VVD), Jacobi, L. (PvdA), Pieper, H.T.M. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Koppejan, A.J. (CDA), Schermers, J.P. (CDA), Ormel, H.J. (CDA), Leijten, R.M. (SP), Schreijer-Pierik, J.M.G. (CDA), Krom, P. de (VVD), Vermeij, R. (PvdA), Vendrik, C.C.M. (GL), Waalkens, H.E. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Zijlstra, H. (VVD), Langkamp, M.C. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gerkens, A.M.V. (SP), Algra, R.H. (CDA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Smeets, P.E. (PvdA) en Agema, M. (PVV).
Kamerstukken II, 2008–2009, 30 429, nr. 14, pag. 3. Zie tevens de brief aan de Tweede Kamer van 15 maart 2010.
Artikel 3.5 van het Convenant «Partijen zullen dit convenant op de meest zorgvuldige wijze en met oog voor elkaars belangen die samenhangen met en voortvloeien uit dit convenant, uitvoeren. Zij zullen zich onthouden van elke activiteit die daarmee strijdig is.»
Kamerstukken II, 2008–2009, 30 429, nr. 14, pag. 3. Zie tevens brief aan de Tweede Kamer van 15 maart 2010.