31 990
Wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 29 juni 2009

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn van mening de omkeerregeling een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van ons pensioenstelsel. Dit betekent dat wanneer de vergrijzing op haar hoogtepunt is en een substantieel deel van het inkomen bestaat uit pensioenbetalingen, Nederland in staat is over die pensioenen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen te heffen. Daartoe is het natuurlijk wel essentieel dat de Nederlandse staat het heffingsrecht houdt en dat mensen niet rond het moment van pensionering de mogelijkheid hebben om naar het buitenland te verhuizen om zo zowel bij de opbouwperiode als bij de uitkeringsperiode gevrijwaard te zijn van belastingen.

De leden van de CDA-fractie zijn al langer huiverig voor het zomaar kunnen overdragen van pensioenrechten naar het buitenland. Zowel de motie-Omtzigt (30 413, nr. 74) als de motie-Koppejan (21 501-31, nr. 125) roepen de regering op niet akkoord te gaan met overdraagbaarheidsrichtlijn van de Europese Unie, wat de overdraagbaarheid van pensioenen een recht zou maken. Twee keer reageerde de regering nogal afhoudend op deze stellingname. Is de regering inmiddels volledig overtuigd van het feit dat het wettelijk recht op overdraagbaarheid van pensioenen binnen de Europese Unie zou kunnen leiden tot een fundamentele aantasting van het Nederlandse pensioenstelsel en dat zij alleen al daarom niet wenselijk is?

Vragen bij het voorliggende wetsvoorstel

De regering geeft aan dat de genoemde arresten van de Hoge Raad tot een zeer forse budgettaire derving kunnen leiden. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering dit nader te duiden. In hoeverre voorkomen civiele wetgeving en de uitvoeringspraktijk afkoop (dan wel andere onregelmatige afwikkeling) van opgebouwde pensioen- of lijfrenteaanspraken?

De regering stelt voor om de conserverende heffing te baseren om betaalde premies en biedt bij een ingegaan pensioen de mogelijkheid om het pensioen te baseren op de waarde in het economisch verkeer van de pensioenaanspraak. Hierover hebben de leden de CDA-fractie een aantal vragen: Kan de regering een rekenvoorbeeld geven hoe dit werkt in de praktijk. Gewoon ter illustratie en met toepassing van alle rekenrentes etc.

De meeste pensioenregelingen hebben een risiobasisdekking voor nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen. De premie daarvoor leidt tot een dekking in dat jaar maar niet tot de opbouw van kapitaal. Hoe zal worden omgegaan met risicopremie?

Het is zeer wel mogelijk dat niet meer te achterhalen is hoeveel pensioenpremie is betaald door werkgever en werknemer. De leden van de CDA-fractie vragen zich af wat de procedure zal zijn in voorkomende gevallen?

De regering stelt voor om te heffen over het genoten belastingvoordeel. Maar juist bij koopsommen van recente datum komen beleggingsverliezen veelvuldig voor. Waarom is ervoor gekozen om bij nog niet ingegane pensioenen te kiezen voor het genoten belastingvoordeel en niet voor de waarde in het economisch verkeer?

Dezelfde vraag kan gesteld worden voor pensioenen, die bij een pensioenfonds zijn opgebouwd. Vooral bij middelloonregelingen en eindloonregelingen zal aan het begin van de carrière veelal sprake zijn van een fors lagere opbouw van aanspraken dan van premiebetalingen. En zeker nu die pensioenaanspraken een aantal jaren niet zijn geïndexeerd ligt het toch voor de hand dat ook hier gekozen kan worden voor de waarde in het economisch verkeer, dat is precies de overdrachtswaarde en niet voor de betaalde premies. Waarom biedt het wetsvoorstel die mogelijkheid niet?

Kan de regering nader ingaan op de stelling dat de arresten van de Hoge Raad ruimte laten voor een heffing bij belastingplichtigen die in Nederland een belastingfaciliteit hebben gehad voor de premies of een lijfrente? De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe de regering denkt over de opmerking van de Raad van State «Uit de arresten van 19 juni 2009 kan niet worden afgeleid dat een en ander ook zonder meer voor de pensioenen geldt. Daarbij moet in aanmerking genomen worden dat voor de pensioenpremies nimmer een met artikel 45c, derde lid, Wet IB 1964 overeenkomende regeling heeft gegolden en dat het terugnemen van de aftrek voor pensioenpremies, gelet op de rangorderegeling, in het wettelijk systeem loon vormt, en derhalve niet als een negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen kwalificeert. Zou aan overeenkomstige voorwaarden als ten aanzien van de terugname van lijfrentepremies moeten worden voldaan, vergt dit een aanmerkelijke ingreep in het wettelijke stelsel». Graag een reactie.

De regering stelt in de memorie van toelichting: «Hiermee strekt het onderhavige wetsvoorstel ertoe om – in lijn met de overwegingen van de Hoge Raad – in deze situaties terug te grijpen op het systeem zoals dat gold voor lijfrenteaanspraken onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964, welk systeem bij invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vervangen door de huidige regeling». De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering hoe deze opmerking zich verhoudt tot bovengenoemde opmerking van de Raad van State over het terugnemen van de aftrek voor pensioenpremies? Waarom denkt de regering dat het introduceren van een regeling tot terugneming van de aftrek voor pensioenpremies bij emigratie niet strijdig is met de goede trouw die tussen verdragspartners geldt (de artikelen 26, 27, 31 tot en met 33 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht), hoewel op het moment van de toekenning van de pensioenaanspraken deze aanspraken onvoorwaardelijk waren vrijgesteld en de heffing hierover op grond van artikel 18 van de meeste belastingverdragen waren toegewezen aan de woonstaat en er geen bijzondere regeling voor pensioenpremies bij emigratie in de nationale wetgeving was opgenomen (zie ook het advies van de Raad van State, «Eerst bij invoering van de Wet IB 2001 is ook voor de pensioenpremies een bijzondere regeling bij emigratie opgenomen»)?

Kan de regering de leden van de CDA-fractie verzekeren dat geen nadere aanpassingen nodig zijn in niet genoemde wetsartikelen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat het voorgestelde derde lid van artikel 3.136 van de Wet inkomstenbelasting 2001 gaat over aanspraken en bijdragen. Op welke wijze moet het rendement worden gelimineerd? Kan de regering aangeven waarom het voorgestelde vierde lid van artikel 3.136 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verwijst naar een staat als bedoeld in het tweede lid van artikel, hoewel in dat tweede lid deze term niet voorkomt? Waarom wordt in het voorgestelde vierde lid van artikel 3.136 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet verwezen ten aanzien van de dooremigratie niet verwezen naar relevante belastingverdragen, terwijl deze blijkens de memorie van toelichting wel relevant zijn? Kan de regering aangeven waarop de in het voorgestelde zevende lid van artikel 3.136 van de Wet inkomstenbelasting 2001 aangekondigde ministeriële regeling inzake de omvang van de premies ziet?

Belastingverdragen

De Koninklijke route om dit probleem op te lossen is natuurlijk de aanpassing van de belastingverdragen en niet dit wetsvoorstel. Kan de regering aangeven welke belastingverdragen sinds 1 januari 2001 zijn aangepast en welke belastingverdragen nog niet aangepast zijn? Kan de regering voorts aangeven op welke termijn zij denkt dat alle belastingverdragen zijn aangepast? Zou dat binnen 18 maanden kunnen lukken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zijn met de staatssecretaris van mening dat het niet zo kan zijn dat op een al te gemakkelijke wijze ten laste van de Nederlandse Staat opgebouwde pensioen- en lijfrente aanspraken in het buitenland op een irreguliere wijze en tegen geen of lage belastingheffing kunnen worden afgewikkeld.

Zij hebben nog een enkele vragen. Kan de regering aangeven om welke orde van grootte het gaat bij de mogelijke budgettaire derving indien deze reparatie niet terstond zou plaatsvinden?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of er regelingen in andere landen zijn die overeenkomen met de nu voorgestelde regeling en die gesanctioneerd zijn door het Hof van Justitie van de EG.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP begrijpen de noodzaak van deze ingreep, maar vragen zich af waar de plotselinge haast vandaan komt. Het wetsvoorstel gaat in met terugwerkende kracht, dus is het de vraag waarom het nu precies in de week voor het zomerreces, één van de drukste weken in het jaar, door de Kamer heen moet. Maar belangrijker is dat het besluit van de Hoge Raad dat er geen conserverende aanslag mag worden opgelegd over pensioenrechten niet echt een verrassing kan zijn geweest. Al in januari vorig jaar kreeg de Hoge Raad dit advies van de advocaat-generaal. Zo’n advies wordt meestal overgenomen. In antwoord op vragen die de leden van de fractie van de SP naar aanleiding daarvan in september vorig jaar stelden in het kader van het belastingverdrag met Bahrein, gaf de staatssecretaris aan de zorgen te delen, maar zei niets over een eventuele noodwet die hij in voorbereiding had. Wanneer heeft hij deze noodwet gemaakt? Heeft het een tijd op de plank gelegen in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad? Zo ja, waarom heeft de staatssecretaris hier niets over meegedeeld aan de Kamer? Nu moet er heel snel een wet doorheen worden gejaagd, terwijl er toch voldoende gelegenheid was om dit te bespreken in de Tweede Kamer. Maakte de staatssecretaris zich er mogelijk zorgen over dat dat invloed zou hebben gehad op de uitspraak van de rechter? Zo ja, waar baseert hij die zorgen op? Indien het wetsvoorstel niet al op de plank lag, hoe kan het dan dat er pas zo laat is begonnen met het zoeken naar alternatieven?

Hoe hoog is het geschatte verlies aan belastinginkomsten naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad? Heeft dit alleen implicaties voor pensioen- en lijfrenteaanspraken bij emigratie naar Frankrijk, Korea of de Filippijnen of heeft het ook betrekking op andere landen? Met welke andere landen hebben we soortgelijke afspraken in het belastingverdrag? Is er bij de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 nagedacht over de consequenties die het kon hebben voor de pensioenaanspraken met de betreffende landen?

Denemarken heeft om dezelfde redenen vorig jaar besloten haar verdrag op te zeggen met Frankrijk. Heeft het ministerie daar met betrekking tot deze zaak naar gekeken en heeft zij die mogelijkheid ook overwogen? Wat zijn de mogelijke consequenties? Heeft Nederland wel eens overwogen een verdrag op te zeggen? Zijn er naast Nederland en Denemarken nog andere landen die dezelfde problemen hebben ondervonden met betrekking tot de pensioenaanspraken? Is hierover contact geweest met Denemarken om samen te zoeken naar oplossingen voor dit probleem?

In de memorie van toelichting van het voorliggende wetsvoorstel staat dat de heffing niet naar de waarde in het economische verkeer van de pensioenof lijfrenteaanspraak zal plaatsvinden, maar naar de bedragen waarvoor bij de verwerving van de pensioen- of lijfrenteaanspraak een belastingvoordeel is genoten. Valt daaruit op te maken dat de overheid alleen de belasting kan terugvragen van wat iemand bij de premie inleg aan voordeel heeft genoten en dat er dus niet wordt belast over de inkomsten uit vermogensaangroei? Betekent dit dat het gat dat zou worden geslagen als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad maar gedeeltelijk gedicht kan worden?

Klopt het dat er nu een gat ontstaat tussen het moment van de inwerkingtreding van deze spoedwet en de Wet inkomstenbelasting 2001? Kunnen belastingplichtigen die in de periode 2001–2009 een conserverende aanslag hebben gehad nog een beroep doen op de uitspraak van de Hoge Raad? Hoe hoog schat de regering de eventuele budgettaire gevolgen hiervan?

Met welke landen heeft Nederland een belastingverdrag dat voorziet in een exclusieve woonstaatheffing en met welke landen heeft Nederland een belastingverdrag dat voorziet in een bronstaatheffing ter zake van pensioen- en lijfrente-inkomsten? Kan de regering met een rekenvoorbeeld toelichten wat het belastingverschil is tussen (A) iemand die emigreert naar een land waar Nederland een belastingverdrag mee heeft gesloten dat voorziet in een bronstaatheffing, (B) iemand die emigreert naar een land waar Nederland een belastingverdrag mee heeft gesloten dat voorziet in een woonstaatsheffing en (C) iemand die emigreert naar een land waar Nederland geen belastingverdrag mee heeft gesloten?

In het wetsvoorstel is ook een regeling voor de zogenaamde dooremigratie opgenomen. Hoe gaat de Belastingdienst deze regeling uitvoeren en handhaven? Er is immers nog geen sprake van automatische gegevensuitwisseling met veel landen. Stel dat iemand wil verhuizen naar een bepaald land waar Nederland een belastingverdrag mee heeft afgesloten dat voorziet in een bronstaatsheffing. Maakt deze regeling het niet aantrekkelijk om eerst al dan niet fictief te emigreren naar een land waar Nederland een belastingverdrag mee heeft gesloten dat voorziet in een woonstaatheffing om vervolgens pas door te emigreren naar het land van daadwerkelijke bestemming? Hoe gaat de Belastingdienst een juiste uitvoering van deze regeling handhaven?

Kan een specifieker bedrag worden genoemd dat gemoeid is met de uitvoeringskosten van de Belastingdienst?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens, maar wel met enig begrip, van onderhavig wetsvoorstel kennisgenomen. Zij vragen wel een nadere toelichting op de gekozen «persbericht»-procedure, terwijl kennelijk naderhand die mate van terugwerkende kracht niet nodig wordt geoordeeld. De regering geeft naar aanleiding van het advies van de Raad van State aan dat ook het treffen van een generieke regeling tot de mogelijkheden had behoord, maar dat met name op basis van tijdsoverwegingen gekozen is voor dit ad hoc reparatievoorstel. Zij vragen de regering de bereidheid uit te spreken in de toekomst alsnog de wenselijkheid van het treffen van een meer generieke regeling te verkennen en daar de Kamer nader over te informeren. Die leden vragen tenslotte of een indicatie kan worden gegeven van de «zeer forse budgettaire derving», waar in de memorie van toelichting sprake van is.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Kuiken (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).