Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2009
Tijdens de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 8 juli 2009 tot wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken) (Stb. 304) is mij door leden van die Kamer onder andere de vraag gesteld wat de status is van de notitie inzake terugwerkende kracht en eerbiedigende werking van fiscale regelgeving zoals deze notitie destijds bij brief van 8 oktober 1996 aan de Tweede Kamer is toegestuurd en op 15 mei 1997 in een algemeen overleg met de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer is besproken (Kamerstukken II 1996/97, 25 212, nr. 1–3).
In mijn in bijlage bijgevoegde brief van heden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer ga ik in op deze vraag1.
Ik doe u deze brief, die betrekking heeft op de afronding van het overleg destijds tussen uw Kamer en mijn ambtsvoorganger inzake het onderwerp terugwerkende kracht bij fiscale wetsvoorstellen, ter informatie toekomen.