Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 april 2009
U vraagt mij een reactie te geven op het verzoek van de Stichting van de Arbeid om bovengenoemd wetsvoorstel aan te houden in verband met het alternatief dat de SER ontwikkelt voor het verhogen van de AOW-leeftijd tot 67 jaar. Graag voldoe ik mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan uw verzoek om informatie.
Op dit moment biedt de AOW geen ruimte voor een individuele invulling die gebaseerd is op de fysieke en financiële mogelijkheden en wensen van de 65-plusser. Het wetsvoorstel flexibilisering AOW geeft de burgers wel de mogelijkheid om zelf te kunnen bepalen op welk moment en op welke wijze – geheel of gedeeltelijk – de AOW later ingaat. Ik ben van mening dat de samenleving daarom gebaat is bij een snelle inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
Zoals ik in mijn brief van 14 april jl. aan u heb gemeld (Kamerstuk 31 774, nr. 7), zal mijns inziens ook bij een hogere AOW-leeftijd behoefte blijven bestaan aan flexibilisering van de AOW. Vandaar dat ik u heb verzocht bovengenoemd wetsvoorstel op korte termijn plenair te willen behandelen. Tegen deze achtergrond zal ik het verzoek van de Stichting van de Arbeid niet inwilligen.1