Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2008
Hierbij wil ik reageren op de moties 31 700 XVI nrs. 63, 64 en 65 die ik in de begrotingsbehandeling van VWS niet mondeling heb afgedaan.
Motie 63: Ontwikkel een ethisch beoordelingskader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid van dierexperimenten.
Ik ontraad u deze motie.
Ethische toetsen worden uitgevoerd door de Dierenexperimenten commissies (DECs) in het kader van de Wet op de dierproeven (Wod, artikel 10). Hierbij wordt een ethische afweging gemaakt, volgens een ethisch kader op hoofdlijnen. Tijdens het «bottom-up» proces dat is gestart – naar aanleiding van de evaluatie van de Wod – is het onderwerp ethische toetsing nadrukkelijk aan de orde geweest. Er bleek bij het veld geen breed draagvalk te bestaan om het ethisch kader verder in te invullen en vast te leggen (in de Wod). Om die reden is dit destijds niet verder uitgewerkt. Momenteel ben ik bezig met de uitvoering van mijn beleidsvoornemens uit mijn brief van 22 oktober 20071. De werkwijze van de DECs en de deskundigheid van de DEC en de leden van de DECs zal worden geharmoniseerd en gestructureerd.
Motie 64: Kom met voorstellen voor de waarborging van de onafhankelijkheid van de DECs.
Ik ontraad u deze motie.
Tijdens het «bottom-up» proces zijn de taken en positie van de DEC besproken met het veld. Er zijn hierbij destijds geen signalen naar voren gekomen dat de onafhankelijkheid structureel onvoldoende gewaarborgd zou zijn. Er is wel gesproken over de positie van de proefdierdeskundige, die in de DEC vertegenwoordigd is. Daarom heb ik in mijn brief van 22 oktober 2007 gemeld dat ik zal bezien of en hoe de positie van de positie van de proefdierdeskundige versterkt zal worden. Dit wordt momenteel uitgewerkt.
Motie 65: Stel een onderzoek in naar de meest optimale DEC structuur, waarbij wordt gekeken naar de mogelijkheid van een centraal georganiseerde DEC.
Ik ontraad u deze motie.
De huidige DEC’s staan door de wijze waarop ze georganiseerd zijn juist dicht bij de praktijk. Er is voldoende deskundigheid en de mogelijkheid om een aanvraag voor dierexperimenteel onderzoek meer in de diepte te beoordelen.
Eén landelijke toetsingsautoriteit kan niet zonder veel vertraging alle aanvragen in Nederland beoordelen. Tenzij er weer allerlei sub-DEC’s worden opgericht, waardoor de eventuele voordelen van één landelijke autoriteit weer teniet gedaan worden.
Overigens zijn de ontwikkelingen van de laatste jaren juist gericht op het creëren van meer uniformiteit en uitwisseling tussen de DEC’s. Ook in de jaarverslagen komt dat straks tot uiting. Voor meer onafhankelijkheid, opbouw en bundeling van expertise is het dus niet meer nodig één landelijke DEC op te richten.
Tevens wil ik twee vragen van het lid Ouwehand beantwoorden die ik niet mondeling heb afgedaan.
Ik heb in eerste termijn gevraagd hoe de minister aankijkt tegen alternatieven die in de commerciële sector worden ontwikkeld, bijvoorbeeld door L’Oréal. L’Oréal heeft jarenlang een huidmodel beschikbaar gehad, terwijl dit voor andere wetenschappers alleen tegen betaling beschikbaar was. Dat betekent dat er wel een alternatief is, maar dat men niet wordt uitgenodigd om dat te gebruiken. Kan de minister garanderen dat de Wet op de dierproeven op dit punt wordt nageleefd en dat verboden wordt een dierproef te verrichten als er een alternatief beschikbaar is, ook al is het duur?
Nee, dit valt niet binnen de reikwijdte van de Wod. Zoals u weet garandeer ik dat kennis die met publieke middelen wordt ontwikkeld ook algemeen beschikbaar komt. Dit kan ik helaas niet doen voor technieken die met private gelden zijn ontwikkeld.
Ook de vraag waar de VWA-rapportage Zodoende over 2007 blijft is niet beantwoord. Dit verslag is nog steeds niet verschenen, terwijl 2008 al bijna voorbij is.
De VWA verwerkt in de jaarrapportages «Zo doende» naast inspectiegegevens ook gegevens uit jaarverslagen van vergunninghouders en DECs. Deze jaarverslagen komen in het voorjaar beschikbaar. Daarna heeft de VWA enige tijd nodig om de jaarverslagen te analyseren en verwerken. Daarom verschijnen de «Zo doende» rapporten altijd in de tweede helft van het jaar. Daarom verwacht ik dat «Zo doende 2007« op korte termijn afgerond zal worden.