Voorgesteld 16 december 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat op basis van uitspraken van de Raad van State en het advies van de commissie-Trojan kan worden geconcludeerd dat Nederland de richtlijnen van Natura 2000 niet strenger heeft geïmplementeerd dan noodzakelijk is;
overwegende, dat de praktische reikwijdte van Natura 2000 voor Nederland erg groot is door de spreiding van de gebieden in combinatie met ieders externe werking;
overwegende, dat hierdoor het voorzorgsbeginsel van Natura 2000 voor een zeer groot deel van Nederland van kracht is;
overwegende, dat dit voorzorgsbeginsel geen juridische afbakening kent, anders dan dat deze reeds is gevormd door jurisprudentie;
van mening, dat een juridische afbakening van het voorzorgsbeginsel in de richtlijn kan bijdragen aan het verminderen van onbedoelde negatieve effecten voor het Nederlandse bedrijfsleven en de ruimtelijke ontwikkeling;
verzoekt de regering om de Europese evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn in 2009 aan te grijpen om tot een werkbare juridische afbakening van het voorzorgsbeginsel te komen, waarbij een hanteerbaar kader wordt geformuleerd voor de omgang met wetenschappelijke onzekerheid, de schadedrempel en de toedeling van de bewijslast,
en gaat over tot de orde van de dag.
Snijder-Hazelhoff
Cramer
Atsma
Van der Vlies