Den Haag, 1 april 2009
Hierbij bied ik u aan het rapport «Terug naar de natuur – mogelijke effecten en juridische aspecten t.a.v. natuurbegraven, asverstrooien en urnbijzetting in natuurgebieden».1
Tijdens de behandeling van de begroting 2006 van mijn ministerie (in 2005) (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006, nr.13, blz. 736–771, en nr.14, blz. 777–820) zijn er vragen gesteld over het onderwerp natuurbegraven. Ook heb ik diverse (burger)brieven over dit onderwerp ontvangen. Ten slotte zijn er vanuit een concreet initiatief (het project natuurbegraafplaats Reinderwolde) aan mij vragen gesteld over de kansen en knelpunten van het concept «natuurbegraven» in relatie tot de ecologische functies van het gebied.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bestemmen van een locatie als (natuur)begraafplaats. Ook het geven van toestemming aan initiatiefnemers om (natuur)begraafactiviteiten te ontplooien, is een gemeentelijke taak. Ik constateer derhalve dat mijn ministerie geen directe rol speelt in dit dossier.
Ik acht het wel van belang dat gemeenten per geval een weloverwogen beslissing kunnen nemen over onder meer de mate van verenigbaarheid met de ecologische waarden van een voorgenomen begraaflocatie. De hiertoe benodigde kennis wil ik graag ter beschikking stellen. Tijdens een brainstormbijeenkomst met alle relevante partijen in januari 2008 heeft mijn ministerie een inventarisatie gemaakt van de voor dit onderwerp bestaande kennisvragen ten aanzien van natuurbegraven, asverstrooien en urnbijzettingen in natuurgebieden.
Met bijgaande studie, die ik breed in het veld heb verspreid, wil ik een kennisbijdrage leveren aan partijen die bij dit onderwerp zijn betrokken.