Aan de leden
Den Haag, 17 juni 2009
Het Presidium legt hierbij conform artikel 30 tweede lid van het Reglement van Orde aan u voor het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij brief van 8 juni 2009 om advies te vragen aan de Onderwijsraad over Checks and balances in het Nederlandse onderwijsbestel en over Waardevastheid van diploma’s.
Bij deze brief is een uitgewerkte vraagstelling gevoegd. Zowel de brief als de bijlage treft u hierbij aan.
Het Presidium stelt u voor om in te stemmen met deze adviesaanvraag.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
G. A. Verbeet
De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
J. E. Biesheuvel-Vermeijden.
Aan het Presidium
Den Haag, 8 juni 2009
Namens de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzoek ik u aan de Kamer voor te stellen1 om aan de Onderwijsraad advies te vragen over Checks and balances in het Nederlandse onderwijsbestel en over Waardevastheid van diploma’s. In de bijlage treft u een uitgewerkte vraagstelling aan.
Ik verzoek u te bevorderen dat de Kamer hierover zo spoedig mogelijk een beslissing neemt.
Met vriendelijke groeten,
Op basis van de Kaderwet Adviescolleges vormt de Onderwijsraad een adviescollege voor zowel de regering als de Kamer
De Onderwijsraad heeft de Kamer, voorafgaand aan de vaststelling van zijn Werkprogramma 2010, in de gelegenheid gesteld een adviesaanvrage te formuleren.
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt aan de Kamer voor om de Onderwijsraad over de volgende twee onderwerpen advies te vragen, onder vermelding van de hieronder genoemde aandachtspunten.
Checks and balances in het Nederlandse onderwijsbestel:
In 2002 bracht de Onderwijsraad het advies uit getiteld «Wat scholen vermogen.
Autonomie, beleidsvoerend vermogen en bestuurlijke inrichting in het primair en voortgezet onderwijs». Dit advies gaat onder meer in op het idee te variëren in de autonomie en schaalbeheersing. Eén van de mogelijkheden die is genoemd is dat een groep leraren een eigen onderwijsconcept ontwikkelt, eventueel buiten het bestaande bestuur (het zogenoemde «opting out»). In vervolg hierop wordt verzocht om een advies gericht op de vragen:
• Hoe kunnen scholen en leraren adequaat worden gepositioneerd ten opzichte van schoolbesturen en de rijksoverheid?
• Wat zijn mogelijkheden naast «opting-out»?
• Welke mogelijkheden biedt het opknippen van de lumpsum?
Op basis van eerdere Onderwijsraadadviezen, zoals «Examinering in ontwikkeling» (2002) en «Examinering: draagvlak en toegankelijkheid» (2006) is vastgesteld dat leerlingen, studenten, vervolgopleidingen en potentiële werkgevers vertrouwen moeten kunnen stellen in de examinering in het Nederlands onderwijs. De waarde van de behaalde diploma’s staat of valt daarmee. Het waarborgen van dit zogenoemde civiele effect van examinering beschermt de afnemers. Het geeft de samenleving zekerheid over wat er is geleerd. Naast examenprogramma’s vormen ook de examenprocedures een essentieel onderdeel van het systeem. Ook die moeten betrouwbaar en transparant zijn. In vervolg daarop verzoekt de Kamer om advisering over de vraagstelling:
• Kan de samenleving rekenen op de betrouwbaarheid van het diploma?
• Is het voldoende herkenbaar?
• Houdt het diploma ook zijn waarde door de jaren heen?