Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2009
Graag informeer ik u over de stand van zaken van een aantal toezeggingen waarvan de termijn binnenkort verloopt en die gedaan zijn bij de behandeling van mediabegroting op 24 november 2008 (kamerstuk 31 700 VIII, nr. 134) en de erkenningswet op 19 maart 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 66, blz. 5232–5298).
Ruimte voor profilering omroepen
Bij de behandeling van de erkenningswet heb ik de Tweede Kamer toegezegd in een brief nader in te gaan op de ruimte die omroepen hebben om zich te profileren in het kader van het programmeermodel en het netmanagement. Bij de behandeling van deze wijziging van de Mediawet is ook de motie Atsma c.s. aangenomen1 waarin de regering wordt verzocht om in overleg met alle betrokkenen afspraken te maken om te waarborgen dat omroepen voldoende ruimte krijgen voor duiding van nieuws en actualiteiten. De Kamer verzoekt de regering om hen binnen drie maanden te informeren over de uitkomsten van dit overleg. Ik kan u daar het volgende over melden. De raad van bestuur, netmanagers en omroepen hebben kennis genomen van de motie en hun verantwoordelijkheid genomen. Zij zijn de afgelopen maanden met elkaar in gesprek gegaan over de invulling van nieuws en actualiteiten. Dit gebeurt in het kader van de invulling van de programmering de komende jaren, in het bijzonder ter voorbereiding op de nieuwe concessieperiode vanaf 2010. Naar ik heb begrepen zijn dit constructieve gesprekken. Het resultaat ervan zal uiteindelijk uitmonden in het concessiebeleidsplan dat de publieke omroep in maart 2010 bij mij indient.
Besteding programmaversterkingsbudget
Tijdens het debat over de erkenningswet heb ik u ook toegezegd nader in te gaan op de meetbare publieke verantwoording van de besteding van het programmaversterkingsbudget. Het programmaversterkingsbudget regelt in de eerste plaats de organisatorische verhoudingen in Hilversum. Het is een instrument voor sturing door de raad van bestuur; hij kan omroepen ermee bewegen iets extra’s te doen op gebieden waar anders gaten zouden vallen.
In het verleden was het versterkingsbudget een apart geoormerkt budget, waaruit netcoördinatoren specifieke programmavoorstellen van omroepen honoreerden. Daardoor stond het programmaversterkingsbudget los van de reguliere programmering. Tegenwoordig leggen zowel de omroepen als de raad van bestuur al «hun» geld op schema. Dit betekent dat al het geld – van de omroepen en van de raad van bestuur – in feite wordt gekoppeld aan de genreschema’s voor de radio en televisiezenders. Het eindresultaat is dat sommige omroepen meer budget hebben en andere minder. Zo wordt ieders bijdrage aan een evenwichtig totaal aanbod, als vanzelf beloond, mede dankzij het programmaversterkingsbudget.
Het is door de huidige systematiek niet meer direct zichtbaar aan welke afzonderlijke programma’s het programmaversterkingsbudget ten goede komt. Uiteraard wordt het budget gewoon aangewend voor de wettelijke doeleinden: het verzorgen van het media-aanbod van de publieke omroep. Hierover legt de publieke omroep jaarlijks verantwoording af: in het jaarverslag, de jaarrekening en in de rapportage over de prestatieovereenkomst. Recent heeft de NPO de terugblik over 2008 uitgebracht waarin uitgebreid wordt gerapporteerd over de pluriformiteit van het aanbod.
Motie Van Dam auteursrechtelijke vergoeding reclame- en telewinkelboodschappen
In de motie Van Dam heeft de Kamer gevraagd om via aanpassing van relevante wetgeving een einde te maken aan het feit dat kabelaanbieders een auteursrechtelijke vergoeding betalen voor het mogen doorgeven van reclame- en telewinkelboodschappen. Zoals toegezegd heb ik de motie doorgeleid naar de minister van Justitie. De minister van Justitie en ik zijn met de betrokkenen in gesprek over deze auteursrechtelijke kwestie. Voor het einde van het jaar zullen wij de Kamer hierover in een brief informeren.
Bij de behandeling van de Mediabegroting 2009 op 24 november 2008 heb ik de Tweede Kamer toegezegd begin 2009 te komen met een brief over het beleid ten aanzien van de regionale publieke omroep. Dit heb ik bevestigd in mijn brief van 19 december over de financiering van de regionale omroep.1 In deze brief ga ik in op de evaluatie van de overheveling van de financiering van de regionale omroep naar het Provinciefonds, het ROOS/IPO rapport «Kracht in de regio» en de CDA-nota «Stemmen uit de regio».2 Inmiddels heb ik van ROOS en IPO schriftelijke reacties ontvangen op de evaluatie van het Commissariaat voor de Media. Op dit moment voer ik nog gesprekken met beide organisaties. Voor het zomerreces verwacht ik u de toegezegde brief over de regionale omroep te kunnen sturen.
Bij de behandeling van de erkenningswet op 19 maart 2009 heeft de Kamer mij gevraagd er bij de minister van BZK op aan te dringen vaart te maken met de wettelijke regeling voor topsalarissen van bestuurders in de publieke sector. Een vergelijkbaar verzoek heeft de Kamer op 12 maart gedaan aan staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart. Per brief van 27 maart heeft zij de Kamer geïnformeerd over de planning van wetgeving op dit gebied.1 Over de stand van zaken ten aanzien van de beloningscode voor anderen dan bestuurders bij de publieke omroep informeer ik u in antwoord op Kamervragen van de leden Bosma (PVV)2 en Van Dijk (SP)3.
Bij de behandeling van de mediabegroting 2009 op 24 november 2008, heb ik toegezegd de Tweede Kamer voor de zomer te informeren over het overleg met de minister van Economische Zaken over uitbreiding van de frequentieruimte voor FunX. De staatssecretaris van EZ bereidt mede namens mij een brief voor over het frequentiebeleid waarin dit onderwerp aan de orde komt. Deze wordt dit najaar verstuurd.
Bij brief van 13 maart 2009 heb ik, samen met de minister van Economische Zaken, uw Kamer de evaluatie van het experimentele Programma voor de Creatieve Industrie toegestuurd4. Deze evaluatie vloeit voort uit de Kamerbrief Ons creatieve vermogen over cultuur en economie van 14 oktober 20055. Zoals gemeld in de brief van 13 maart beraden wij ons nu op een vervolg dat wij zullen vormgeven op basis van de conclusies en aanbevelingen in het evaluatierapport. Dit kost meer tijd dan voorzien. Onze vervolgbrief zullen wij daarom niet meer voor de zomer aan de Kamer sturen. U kunt de brief verwachten kort na het zomerreces, voor het reeds geplande algemeen overleg over de creatieve industrie op 1 oktober 2009.