Voorgesteld 5 november 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het niet hebben van huisvesting voor ex-gedetineerden een risico op recidive met zich brengt en dat het voor met name kortgestraften van groot belang is, hun woning aan te kunnen houden tijdens detentie;
constaterende, dat het Belangenoverleg van niet-justitiegebonden organisaties (Bonjo) het programma huisbewaring voor gedetineerden heeft ontwikkeld dat beoogt de woning van een gedetineerde tijdelijk te verhuren aan een zogenaamde huisbewaarder, zodat een gedetineerde na detentie weer terug kan keren in de eigen woning;
overwegende, dat er met huisbewaring in Amsterdam zeer goede ervaringen zijn, maar dat het programma huisbewaring weinig bekendheid geniet bij andere woningcorporaties;
van mening, dat het wenselijk zou zijn, het programma huisbewaring voor gedetineerden uit te breiden over de rest van het land, omdat vraag en aanbod naar tijdelijke woningen bij elkaar worden gebracht en verdere «detentieschade» wordt voorkomen;
verzoekt de regering actief te overleggen met woningcorporaties en met Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties, om het programma huisbewaring onder de aandacht te brengen en te bevorderen dat het project huisbewaring ondersteuning verdient,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Velzen
Azough
Pechtold