Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2008
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 9 september 2008 (uw kenmerk 08-BuZa-B-109) inzake de mensenrechten in China en de situatie in Tibet. In de brief van de vaste kamercommissie voor Buitenlandse Zaken zijn tevens vragen opgenomen die het lid Pechtold stelde bij de regeling van werkzaamheden van 2 september 2008 over de mensenrechten in China in relatie tot de Olympische Spelen. Deze vragen zijn reeds beantwoord in de brief van de minister-president aan de Tweede Kamer van 10 september 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 III, nr. 18).
1. Het juridisch kader, wetgeving en toepassing van wetgeving
In China is in 1978 een hervormingsproces ingezet. Sindsdien zijn in China duizenden wetten aangenomen. De situatie van wetteloosheid die bestond tijdens de Culturele Revolutie is inmiddels vervangen door een behoorlijke mate van regelgeving. Toepassing van wetgeving, met name door lagere overheden is soms problematisch, zoals ook blijkt uit de vervuiling van melkpoeder met melamine. Verder is veel wetgeving repressief van karakter of vaag geformuleerd, waardoor overheden veel beleidsruimte hebben bij de toepassing. De rechtszekerheid in China laat daarom nog te wensen over. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat Chinese burgers meer vrijheid hebben dan dertig jaar geleden, al zijn deze vrijheden niet altijd gegarandeerd in wetgeving. De overheid kan deze vrijheden dan ook gemakkelijk inperken, zoals is gebeurd in de aanloop naar de Olympische Spelen. De verbetering van het juridisch kader is een geleidelijk proces geweest. Verdere verbeteringen zullen dan ook langs de weg der geleidelijkheid verlopen.
Bij bouwprojecten zoals in de aanloop naar de Olympische Spelen zijn zowel de gedwongen uitzetting van mensen uit hun huizen als de geboden compensatie vaak een zorgpunt. De staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft tijdens haar bezoek aan China in februari 2008 al namens de regering zorgen geuit over huisuitzettingen ten behoeve van de bouw van faciliteiten voor de Olympische Spelen. Tegen de gedwongen uitzetting dan wel de vermeende te geringe compensatie heeft een aantal direct getroffenen geprotesteerd. De wijze waarop verschilde evenwel van persoon tot persoon, evenals de reactie van de Chinese autoriteiten daarop. Specifieke gegevens over mensen die in verband met protesten tegen uitzettingen rond de Olympische Spelen zijn gearresteerd en over hun eventuele vrijlating zijn niet bekend. In de kern zijn deze kwesties echter allemaal terug te leiden tot een gebrek aan rechtszekerheid, want het gaat vrijwel altijd om het niet of onvoldoende naleven van bestaande wettelijke verplichtingen. Nederland vraagt voor dit probleem van rechtszekerheid en rule of law voortdurend aandacht bij de Chinese autoriteiten.
Wat betreft het internationale raamwerk heeft China tijdens de bilaterale mensenrechtenconsultaties van november 2007 aangegeven dat het Nationale Volkscongres eerst nationale wetgeving die in strijd is met het BuPo-verdrag wil aanpassen, alvorens tot de ratificatie van het BuPo-verdrag over te gaan. Recent bezocht een delegatie van het Nationale Volkscongres Nederland. In mijn gesprek met deze delegatie heb ik aangedrongen op spoedige ratificatie van het BuPo-verdrag. Een concreet antwoord op de vraag binnen welke termijn het verdrag zou kunnen worden geratificeerd, bleef echter uit. Premier Balkenende heeft in zijn ontmoeting met premier Wen op 23 oktober jl. ook het belang van ratificatie van het BuPo-verdrag onderstreept.
Cijfers over het opleggen van de doodstraf, toetsing door het Chinese Hooggerechtshof en voltrekking van vonnissen zijn niet openbaar. Amnesty International stelt dat in 2007 minstens 470 doodvonnissen zijn voltrokken. Die schatting is gebaseerd op openbare gegevens, zoals berichten in de (Chinese) pers. Niet bekend is hoeveel doodvonnissen zijn voltrokken waarover geen openbare gegevens bestaan. Het aantal van 470 is minder dan in voorgaande jaren en kan een indicatie zijn dat het aantal daadwerkelijk uitgevoerde doodvonnissen is afgenomen. De huidige toetsing van de doodvonnissen door het Hooggerechtshof zou hiervoor een verklaring kunnen zijn.
De regering heeft het bestaan van een geheime richtlijn van het centrale comité van de Chinese Communistische Partij, die een ongekend harde campagne zou aankondigen tegen vier specifieke «onstabiele sociale elementen» binnen China, niet kunnen vaststellen. Wel heeft Zhou Yongkang (lid van het Standing Committee van het Politbureau en verantwoordelijk voor justitie en veiligheidsbeleid) volgens het partijblad Qiushi tijdens een speech in juni een nationale beweging van repressie tegen vier destabiliserende elementen in de maatschappij aangekondigd. Onder deze elementen vatte hij onder andere indieners van petities, mensenrechtenverdedigers en dissidenten. De regering beschikt niet over bewijs dat een dergelijke campagne momenteel ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Los daarvan is de positie van leiders van huiskerken, indieners van petities, verdedigers van mensenrechten en politieke dissidenten al langer een punt van zorg. Ik heb uw Kamer herhaaldelijk geïnformeerd over mijn standpunt terzake en de wijze waarop Nederland en de EU deze zorg hebben gedeeld met de Chinese autoriteiten.
2. Positie van mensenrechtenverdedigers
Intimidatie en arrestatie van mensenrechtenverdedigers komen helaas nog steeds geregeld voor, ook al mocht een aantal van hen na de Olympische Spelen weer terugkeren naar Peking. Hu Jia, Gao Zhisheng, Chen Guangcheng, Ye Gouzhu en Shi Tao zitten momenteel gevangenisstraffen uit van verschillende duur. Wan Yanhai is vrijgelaten. Over de situatie van Zhao Yan bestaat op dit moment geen duidelijkheid. Tijdens het algemeen overleg China van 11 juni jl. heb ik reeds aangegeven wat de regering heeft gedaan voor Hu Jia. In aanvulling hierop merk ik op dat ik en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij mijn Chinese collega Yang Jiechi wederom zijn situatie heb opgebracht en op en op vrijlating heb aangedrongen. Tijdens de volgende sessie van de EU-China mensenrechtendialoog op 27 en 28 november 2008 zal de EU haar positie wederom aan de orde stellen.
De Nederlandse inspanningen zijn en blijven er op gericht om de positie van de verschillende mensenrechtenverdedigers te verbeteren. Daartoe is Nederland nationaal en met andere (gelijkgezinde) landen in contact met mensenrechtenverdedigers zelf en/of met hun familie, advocaten en anderen. Die contacten verlopen vanwege hun moeizame relatie met de Chinese autoriteiten niet altijd gemakkelijk. Tijdens mijn bezoek aan China van 23 t/m 25 oktober 2008 heb ik met een aantal mensenrechtenverdedigers, waaronder de eerder genoemde Wan Yanhai, gesproken over de wijze waarop landen als Nederland zich het beste voor hen kunnen inspannen. Op basis daarvan ben ik tot de conclusie gekomen dat een persoonlijke benadering veruit het beste is, waarvoor regelmatig contact met de mensenrechtenverdedigers of hun directe omgeving essentieel is. De regering zal daarbij afwisselend publieke uitspraken doen en achter de schermen druk uitoefenen; maar aandacht/druk zal ook vanuit de Chinese samenleving zelf moeten blijven komen. Tegelijkertijd kan een te confronterende benadering richting de Chinese autoriteiten averechts werken op de positie van betrokkenen. Tot slot is een nauwe afstemming met gelijkgezinde partners essentieel om een verbetering van de positie van mensenrechtenverdedigers daadwerkelijk te bereiken.
De Chinese regering publiceert geen statistieken over personen die gevangen zitten in verband met de demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989. Chinese media mogen bovendien niet rapporteren over de gebeurtenissen van juni 1989 of zaken die daarmee verband houden. Volgens de Dui Hua Foundation, een organisatie die systematischgegevens verzamelt over personen die om politieke of religieuze redenen gevangen zitten in China, zouden nog 60 tot 100 personen gevangen zitten naar aanleiding van de demonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989.
De Chinese autoriteiten hebben de tijdelijke verruiming van de persvrijheid voor buitenlandse journalisten die voor de periode 1 januari 2007 golden tot en met 17 oktober 2008, permanent gemaakt. Buitenlandse journalisten hoeven niet langer toestemming van lokale autoriteiten te vragen voor interviews en hoeven niet meer jaarlijks hun accreditatie te vernieuwen. Zij kunnen iedereen interviewen die daarvoor zelf toestemming geeft. Uitzondering hierop vormen Tibet en militaire zones. Wel staat het inhuren van lokale media-assistentie onder controle van de overheid en is er voor de Chinese media niets veranderd. De Foreign Correspondents Club of China (FCCC) heeft voorzichtig positief gereageerd op deze wijziging. De FCCC gaf aan dat een en ander valt of staat met een juiste uitvoering en dat het van essentieel belang is dat ook de politie en lokale autoriteiten de regels naar de letter en de geest uitvoeren. Verder stelde de FCCC dat het verminderen van controle op buitenlandse journalisten niet zou mogen leiden tot toenemende druk op lokale bronnen.
Ook ik beschouw de nieuwe regelgeving als een positieve stap, die evenwel mijn zorgen over het gebrek aan persvrijheid in China niet wegneemt. Daarom heeft premier Balkenende in zijn gesprek met premier Wen Jiabao op 23 oktober jl. erop aangedrongen om ook de persvrijheid voor de Chinese pers te vergroten.
De vrijheid van religie en geloofsovertuiging is een van de zes thema’s van de mensenrechtenstrategie. Dit onderwerp heeft een hoge prioriteit in mijn mensenrechtenbeleid.
Tot voor kort werd religie door de Chinese autoriteiten gezien als een negatieve kracht. Tijdens het 17e partijcongres is de bescherming van godsdienst opgenomen in de statuten van de partij. Hu Jintao heeft bij die gelegenheid gewezen op de positieve rol die godsdienst kan spelen in de sociaaleconomische ontwikkeling van China. Nu de Chinese visie op religie in beweging is, leek het een geschikt moment om de State Administration for Religious Affairs (SARA) uit te nodigen voor een bezoek aan Nederland, dat in oktober 2008 heeft plaatsgevonden. SARA is verantwoordelijk voor het toezicht op religieuze organisaties in China en dient onder andere toestemming te geven voor de benoeming van geestelijken. Doel van het bezoek was om de delegatie inzicht te geven in de rol van religie in de Nederlandse samenleving.
Namens mij ontving de secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken de delegatie voor een gesprek. Hij onderstreepte dat Nederland groot belang hecht aan de bescherming van de individuele vrijheid van geloof en levensovertuiging. Hij vroeg naar de redenen waarom Chinese bisschoppen niet is toegestaan de synode in Rome bij te wonen. Ook vroeg hij om opheldering over berichten in de media over sluiting van niet-geregistreerde huiskerken. Door het bezoek heeft de State Administration for Religious Affairs kennis kunnen nemen van een alternatief model voor het omgaan met religie en met de maatschappelijke betekenis van religie en levensovertuiging. Dergelijke initiatieven vormen een belangrijk middel ter verdieping van de dialoog met China.
Ten aanzien van Shi Weihan, de voorganger van de Chinese huiskerk Alliantie Zhang Mingxuan en de 80 huiskerkleiders die in maart jl. zijn gearresteerd is het beeld gemengd. Een aantal zou vrij snel na de arrestatie zijn vrijgelaten, sommigen enige tijd later, maar een onbekend aantal waaronder Shi Weihan en Zhang Mingxuan zit nog altijd. De EU blijft deze situatie nauwlettend volgen en zal de positie van de huiskerkleiders onder de aandacht blijven brengen van de Chinese autoriteiten.
In 1999 werd Falun Gong in China verboden. Sindsdien worden personen die deze levensovertuiging openlijk aanhangen vervolgd. De Chinese overheid publiceert geen statistieken over het aantal gevangenen en de grond voor veroordeling. Daarnaast kunnen aanhangers van Falun Gong zonder vorm van proces gevangen worden gehouden in de heropvoedingskampen (re-education through labour). Hierdoor is het moeilijk een realistische schatting te maken van het aantal aanhangers van Falun Gong dat gevangen wordt gehouden.
Op dit moment bestaat nog steeds onduidelijkheid over de precieze situatie in Tibet. Sinds maart 2008 is Tibet afgesloten voor buitenlandse journalisten en diplomaten. Nederland en de EU blijven aandringen op openstelling van Tibet voor journalisten en buitenlandse diplomaten. Op enkele uitzonderingen na, zoals de Nederlandse diplomaat eind juli jl., krijgen zij geen toestemming voor een bezoek aan de regio.
Uit de beperkte beschikbare informatie blijkt dat politie en leger prominent aanwezig zijn.
Sinds de gebeurtenissen in april lijken de spanningen tussen etnische Tibetanen en Han-Chinezen niet te zijn verminderd. Naar mijn mening kan alleen door een dialoog over culturele en religieuze autonomie de situatie worden verbeterd. Daarom heeft premier Balkenende tijdens zijn gesprekken met premier Wen Jiabao erop gewezen dat Nederland de dialoog met gezanten van de Dalai Lama van groot belang vindt. In mijn brief van 5 augustus gaf ik u reeds mijn appreciatie van de vorige gespreksronde tussen gezanten van de Dalai Lama en de Chinese overheid. Ik ben daarom blij dat op 30 oktober een nieuwe overlegronde is gestart. Op het moment van het schrijven van deze brief beschikte ik niet over voldoende informatie om een appreciatie te kunnen geven van deze ronde.
Zoals bekend streeft de Dalai Lama naar autonomie binnen de grenzen van de Volksrepubliek China. Voor aanvang van de jongste overlegronde van de dialoog met de autoriteiten in Peking heeft de Dalai Lama zijn teleurstelling uitgesproken over de resultaten van de dialoog, die al sinds 2003 met onderbrekingen plaatsvindt. Hij heeft daarom besloten afgevaardigden van Tibetaanse gemeenschappen uit de hele wereld op 17 november te consulteren over de te volgen strategie. Hij heeft daarbij aangegeven dat een eventuele gewijzigde strategie in ieder geval het gebruik van geweld zal uitsluiten.
Over het lot van de gearresteerde monniken is niet veel bekend. De Chinese overheid heeft in juni bekend gemaak dat van de 1315 personen die waren gearresteerd, inmiddels 1157 waren vrijgelaten. Daarnaast zouden 42 personen zijn berecht. Het is niet bekend waar gearresteerde monniken zich bevinden en waarvan zij worden verdacht. Nederland en de EU hebben aangedrongen op een eerlijk proces voor elk van de aangehouden personen.
6. Arbitrage Noord-Koreaanse vluchtelingen in China
De overeenkomst tussen UNHCR en China van 1995 bepaalt dat verschillen van inzicht over de uitleg van de overeenkomst door middel van overleg zullen worden opgelost. In mijn brief van 1 juli 2008 (31 200 V, nr. 140) heb ik aangegeven dat China en UNHCR overleg voeren over de invulling van het mandaat van UNHCR in China en dat de samenwerking is verbeterd. De overeenkomst bepaalt verder dat, indien onderhandelingen niet tot het gewenste resultaat leiden, één van beide partijen een arbitrageprocedure kan starten. Ik heb echter duidelijke signalen ontvangen dat UNHCR die weg op dit moment niet zou willen volgen. De regering zal de behandeling van Noord-Koreaanse vluchtelingen in China en de samenwerking tussen UNHCR en de Chinese autoriteiten vanzelfsprekend nauwgezet blijven volgen. In genoemde brief aan uw Kamer heb ik aangegeven op welke wijze ik mij inzet voor de Noord-Koreaanse vluchtelingen. Nederland zal in ieder geval zowel in China als in Noord-Korea aandacht blijven vragen voor het vraagstuk van gedwongen terugkeer.