Ontvangen 25 oktober 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel Ea, wordt in artikel 17a, eerste lid, onder vervanging van de punt in onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
da. de vreemdeling die eerder is afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel j, indien ten minste vijf jaar is verstreken sinds die afwijzing of, indien van toepassing, de vreemdeling jegens wie de duur van het inreisverbod is verstreken of het inreisverbod is opgeheven.
Met dit amendement wordt er in de wet een geldigheidsduur opgenomen met betrekking tot de afwijzingsgrond inzake «verblijf in Nederland, anders dan op grond van artikel 8». In artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt een uitputtende opsomming gegeven van gronden waarop een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft in Nederland.
Dit amendement regelt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 niet wordt afgewezen op grond van het feit dat de vreemdeling in Nederland verblijf heeft gehouden, anders dan op grond van artikel 8, indien de aanvraag eerder is afgewezen op grond hiervan en er ten minste vijf jaren verstreken zijn sinds die afwijzing.
Ook regelt dit amendement dat de vreemdeling die een aanvraag doet tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd jegens wie de duur van het inreisverbod is verstreken of het inreisverbod is opgeheven, geen afwijzing krijgt door toepassing van artikel 16, eerste lid, onderdeel j. Indien de vreemdeling een inreisverbod opgelegd heeft gekregen, mag onrechtmatig verblijf dus maximaal voor de duur van het opgelegde inreisverbod worden tegengeworpen. Hiermee wordt beoogd het tegenwerpen van onrechtmatig verblijf aan te laten sluiten bij de implementatiewet van de Terugkeerrichtlijn.
Dibi