Kamerstuk 31314-(R1843)-7

Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen; Verslag

Dossier: Regels inzake het verlenen van medische zorg aan Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen (Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen)


31 314 (R 1843)
Regels inzake het verlenen van medische zorg aan Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen (Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen)

nr. 7
VERSLAG

Vastgesteld 5 maart 2008

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

ALGEMEEN 1

Inleiding 1

De betrokken personen 3

De geboden dekking 6

Administratieve gevolgen 7

Inwerkingtreding en voorlichting 8

ARTIKELSGEWIJS 8

ALGEMEEN

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben, na kennis te hebben genomen van het wetsvoorstel, er behoefte aan van de regering beargumenteerd te vernemen waarom deze regeling noodzakelijk is en voor wie. Enerzijds zijn er mensen die vragen om als «verdragsgerechtigde» aangemerkt te worden, anderzijds zijn er mensen die het bij de huidige situatie willen houden. Kan de regering aangeven waarom er toch voor is gekozen een regeling voor de curatieve zorg voor deze groep in het leven te roepen? In hoeverre is er sprake van een oplossing voor de ene groep, die maakt dat anderen die tot nu toe geen problemen hadden, maar wel onder de regeling komen te vallen, nu de dupe worden? Begin 2006 is er door een aantal mensen om een regeling gevraagd. Inmiddels zijn we twee jaar verder. Is het niet zo dat veel mensen al een oplossing hebben gevonden en nu juist geen regeling meer willen?

Ter illustratie: iemand woonachtig in de Nederlandse Antillen heeft een ABP-pensioen, maar werkt nog en is via zijn werkgever bij een particuliere ziektekostenverzekering verzekerd. Wat geldt voor hem? Genoemde leden nodigen de regering uit heel precies aan te geven wie er onder de regeling valt en waarom, uitgesplitst naar categorieën.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de bestuurlijke ontwikkelingen voor de toekomst van de Nederlandse Antillen ook consequenties hebben voor de uitvoering van deze regeling. Het is bijv. mogelijk dat Bonaire een gemeente wordt binnen het koninkrijk. Vallen de bewoners dan onder de werking van de Zorgverzekeringswet (Zvw)?

Het heeft genoemde leden buitengewoon verbaasd dat er al een invoeringstraject gestart lijkt te zijn nog voor het wetsvoorstel de Kamer had bereikt. Dit heeft voor heel veel onrust gezorgd. Het is voor betrokkenen onduidelijk waarom ze onder de regeling vallen. Deze onrust had kunnen worden voorkomen, want het is voorbarig vooruit te lopen op de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, zo menen deze leden. Dit klemt temeer omdat de regeling een verplicht karakter heeft voor betrokkenen, en recent hebben de Staten van de Nederlandse Antillen een motie aangenomen die het verplichte karakter uit de regeling beoogt te verwijderen. Aangezien het gaat om een rijkswet, verdient dit punt wel aandacht. Genoemde leden nodigen de regering uit op deze opmerkingen te reageren.

De leden van de PvdA-fractie zijn met de regering van mening dat dit wetsvoorstel een sociale zekerheidsregeling biedt waaraan het principe van solidariteit ten grondslag ligt. De leden van de fractie van de PvdA hebben desalniettemin een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel om een vorm van ziektekostenverzekering. Deze leden pleiten al langer voor spoedige invoering van de ziektekostenregeling op de Antillen en hechten er dan ook aan dat de datum van 1 juli a.s. dit keer wel gehaald zal worden, vooral omdat zich schrijnende gevallen voordoen van mensen die honderden euro’s per maand betalen. Kan de minister aangeven of de datum van 1 juli gehaald kan worden?

De leden van de VVD-fractie hebben met veel zorg kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel.

Als eerste ontvangen zij graag een reactie op de relatie tussen dit wetsvoorstel en de beoogde staatkundige veranderingen binnen het Koninkrijk. Dit wetsvoorstel houdt geen rekening met de geplande wijzigingen binnen het Koninkrijk. Als deze wijzigingen doorgang vinden, zal dit wetsvoorstel dan nog gelden voor alle 5 eilanden? Is het denkbaar dat naar aanleiding hiervan nog onderdelen moeten worden gewijzigd? Is het wel verstandig deze regeling op dit tijdstip – te weten midden in voortgaande onderhandelingen – in te willen voeren?

De leden van de VVD-fractie staan vooralsnog negatief ten opzichte van onderhavig wetsvoorstel, waarvoor zij in het vervolg van dit verslag argumenten leveren. Zij prefereren een oplossing voor de problemen bij een kleine groep mensen in overleg met de Antillen boven een regeling die mensen, die zeer tevreden zijn met de huidige situatie, dwingt in een regeling die zij helemaal niet willen. De leden van de VVD-fractie zijn ook van mening dat de situatie op de Antillen op zichzelf moeten worden beoordeeld en niet een regeling moet worden ingesteld omdat er ook andere landen zijn waarmee verdragen zijn gesloten die dergelijke regelingen omvatten. De zorg, de alternatieven en het vertrouwen in uitvoerende instanties zorgt ervoor dat het beter is hierover nog eens na te denken. Ook het aspect in hoeverre Nederland eigenlijk zaken kan garanderen, moet meewegen in de afweging. Zij dwingt immers wel mensen tot deze regeling.

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben er twijfels over of dit voorstel voor een rijkswet de geëigende weg is. Zij zijn van mening dat de Nederlandse Antillen niet langer deel uit moeten maken van het koninkrijk en vragen zich af of de groep die het hier betreft niet beter zelf actie kan ondernemen.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van Rijkswet dat strekt tot invoering van een voorziening bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen. Deze leden delen de mening dat het wegnemen van barrières voor betrokkenen om zich te vestigen danwel gevestigd te blijven in de Nederlandse Antillen nastrevenswaardig is. Met die gedachte in het achterhoofd maken zij graag de volgende opmerkingen over onderhavig Rijkswetsvoorstel en stellen zij een aantal vragen. Ten eerste vragen deze leden om een nadere toelichting op de omvang van het door de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland gesignaleerde probleem. Op genezing gerichte zorg is «niet voor alle ingezetenen toegankelijk», wordt gesteld. Om hoeveel ingezetenen gaat het hier? Hoeveel betrokkenen hebben zich ongeveer gewend tot de autoriteiten? Welke andere mogelijkheden zijn overwogen om deze problemen op te lossen? En waarom bleken deze oplossingen niet bevredigend of toereikend?

De betrokken personen

De voorgestelde regeling lijkt een logische keuze om ervoor te zorgen dat rechthebbenden op een Nederlands pensioen die niet in Nederland wonen, toch aanspraak kunnen maken op adequate curatieve zorg, wanneer andere regelingen niet toegepast kunnen worden. In de lijn met de solidariteitsgedachte van de Zorgverzekeringswet en de regeling voor EU-verdragsgerechtigden met een Nederlands pensioen kan ook het verplichte karakter van het wetsvoorstel verdedigbaar zijn, mits precies omschreven is om welke mensen het gaat en anderen hiervan niet de dupe worden. De leden van de CDA-fractie vinden dat de regering niet een voldoende duidelijk antwoord heeft gegeven op de opmerking van de Raad van State (RvS) over de combinatie van het verplichte karakter van de verzekering en het ontbreken van een kwantitatief criterium (blz. 2 Advies RvS). De RvS noemt een groep die kort in Nederland heeft gewoond en gewerkt en nu met een klein Nederlands pensioen (wellicht een onvolledig AOW-pensioen) toch valt onder de regeling. Zij vragen de regering hierop nader in te gaan, en met voorbeelden aan te geven waarom het aanbeveling verdient af te zien van een kwantitatief criterium. Zij vragen de regering bovendien uitvoerig aan te geven voor welke doelgroepen wel een adequate regeling voor curatieve zorg is getroffen en welke groepen buiten de boot vielen van deze regelingen. Genoemde leden vinden het van groot belang dat de regering precies omschrijft wie onder de regeling valt.

De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag antwoord op de volgende vragen.

Kan worden aangegeven waarop is gebaseerd dat de groep mensen die op de Antillen wonen en op grond van dit wetsvoorstel recht op zorg krijgen uit 3000 mensen bestaat, dit mede bezien in het licht dat de minister eerder heeft aangegeven dat deze groep mensen uit 8000 mensen zou bestaan? Kan de minister verduidelijken hoeveel draagvlak deze regeling heeft op de Antillen? Kan de minister aangeven waarom het wetsvoorstel ook geldt voor personen die zich met een klein Nederlands pensioen vestigen op de Antillen? De Raad van State heeft hierover ook aangegeven dat deze personen zich wellicht al op voordelige wijze particulier hebben kunnen verzekeren tegen ziektekosten. Wat vindt de minister ervan dat deze mensen wellicht financieel nadeel kunnen ondervinden van deze regeling?

De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom de minister de regeling beperkt tot gepensioneerden die een sociale zekerheidsband (zoals een pensioen of uitkering) met Nederland hebben. Kan worden aangegeven waarom er niet voor is gekozen om de regeling te laten gelden voor alle Nederlandse gepensioneerden die nu op de Antillen wonen en (nog) geen AOWof andere uitkering ontvangen?

De leden van de SP-fractie hebben de volgende vragen:

Hoeveel mensen vallen onder deze regeling? Is de minister bereid de schade of onkosten die Nederlandse gepensioneerden de afgelopen jaren hebben ondergaan in kaart te brengen? Is dit al gebeurd? Zo ja, is de minister, indien nodig, bereid deze groep te compenseren? Welke maatregelen gaat de minister nemen om de onvrede over het verplichtende karakter van deze regeling weg te nemen, bijvoorbeeld door publieksvoorlichting over de noodzakelijkheid ervan?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe groot het probleem eigenlijk is van onverzekerdheid/te groot loonbeslag door particuliere ziektekostenverzekeringen van Nederlanders op de Nederlandse Antillen. Heel veel mensen die behoren tot de doelgroep van dit wetsvoorstel hadden al een particuliere ziektekostenverzekering toen zij zich vestigden op de Nederlandse Antillen. Deze operatie is voor hen zeer ingrijpend en zij zitten er niet op te wachten. Het is derhalve cruciaal te weten of deze wet proportioneel is. De vraag is of dit de weg is naar een oplossing voor de kleine groep die in de problemen is geraakt door de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet in Nederland. Het lijkt de leden van de VVD-fractie voor de hand te liggen om in overleg met de autoriteiten op de Nederlandse Antillen een oplossing te vinden voor de mensen die in de problemen zijn gekomen door invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet in Nederland, zonder dit nu te doen door het instellen van een geheel nieuwe, verplichtende regeling. Om nu iedereen die hieraan geen behoefte heeft in deze nieuwe regeling te persen lijkt deze leden disproportioneel.

De VVD-fractie heeft een groot aantal brieven, e-mails en telefoontjes ontvangen van vooral mensen die bang zijn dat deze wet op hen van toepassing wordt. Zij bepleiten een keuzevrijheid. Daarin staan zij niet alleen. De Antillenregeling is een consensuswet, en zal daarom in zowel het Nederlandse parlement als in het Antilliaanse parlement worden behandeld. Beide parlementen moeten instemmen. Kan de minister dit bevestigen? Of kan Nederland deze regeling zomaar, zonder instemming van het Antilliaanse parlement, doorvoeren? Is het waar dat het Antilliaanse parlement in een Kamerbrede motie tijdens de begrotingsbehandeling d.d. 4 december 2007 heeft aangegeven het eens te zijn met de regeling, maar het verplicht karakter te willen vervangen door een vrijwillige participatie? Betreft het onderstaande motie:

De Staten van de Nederlandse Antillen, in openbare vergadering bijeen op heden, 4 december 2007

Overwegende dat:

– door de invoering van de Zorgverzekeringswet in Nederland in 2006, die verzekeringen voor veel gepensioneerden met een Nederlands pensioen op de Antillen onbetaalbaar zijn geworden;

– de verantwoordelijke ministers daarom hebben besloten om een regeling voor de ziektekosten voor genoemde groep verzekerden op de Antillen te treffen;

– deze zogenoemde Antillen regeling een verplichtend karakter heeft;

– tegen het verplicht karakter van de regeling grote weerstand bestaat;

– dat een bezorgde burger zelfs middels een ingezonden stuk in een lokaal dagblad op Curaçao een oproep heeft gedaan om protestmails te sturen naar staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Vaste Commissie voor Nederlandse en Arubaanse Zaken van de Tweede Kamer;

– vooral personen die 1 of een paar jaar in Nederland hebben gewoond en een dermate gering AOW pensioen hebben vrezen dat daarvan de premie niet betaald kan worden.

BESLUITEN

De minister van Volksgezondheid van de Nederlandse Antillen te verzoeken een dringend verzoek te doen aan de minister van Volksgezondheid van Nederland en de staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, om het verplicht karakter van de regeling te vervangen met een vrijwillige participatie;

En gaat over tot de orde van de dag.

Als deze motie kamerbreed is aangenomen, wat betekent dit dan? Welke consequenties heeft het als het Antilliaanse parlement hieraan vasthoudt?

Veel mensen uit de doelgroep van dit wetsvoorstel verblijven enkele maanden per jaar buiten de Antillen, bijvoorbeeld bij familie in Nederland. Hebben deze mensen volgens onderhavige regeling dan recht op zorg in Nederland? De CVZ-brochure die zij hebben ontvangen stelt dat zij daarop geen recht hebben. Waarom niet, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Verschillende vormen van zorg worden op de Antillen echter niet gegeven. Ambtenaren die onder de regeling vallen die straks ook gaat gelden voor Nederlandse pensionado’s zijn verplicht om deze zorg te halen in Colombia of Venezuela. Is dat de minister bekend? Vindt de minister het acceptabel dat vanuit de Nederlandse overheid mensen in zo’n regeling worden gedwongen? Onderkent de minister hiervan de risico’s? Onderkent de minister de zorgen die hierover leven bij de doelgroep van onderhavig wetsvoorstel op de Nederlandse Antillen? Waarom vindt de minister deze regeling dan toch wenselijk en acceptabel?

Is het waar dat mensen die onder onderhavige regeling vallen zich alleen maar kunnen bijverzekeren bij een verzekeringsmaatschappij die is aangewezen door BZV, te weten Ennia? Waarom is dat zo? Wij nemen aan dat bij iedere aanvullende verzekering de keuze geheel vrij is.

Is het juist dat BZV geen beschrijving kan geven van welke ziektekosten door de regeling worden gedekt? Verschillende mensen zijn op de Antillen hier achteraan gegaan. Zij stellen dat de «Antilliaanse Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsambtenaren» op een wet berust die voor hen onleesbaar is. Het lijkt de leden van de VVD-fractie dat met de invoering van zo’n regeling op z’n minst kan worden gevraagd helderheid van zaken te geven over wat wordt afgedekt door de regeling en wat niet. Het is immers voor de mensen die eventueel onder de regeling gaan vallen anders ook ondoenlijk om een adequate aanvullende verzekering te zoeken.

De leden van de D66-fractie vragen of de constatering dat personen afkomstig van de Nederlandse Antillen die gedurende enige tijd in Nederland hebben gewerkt of gewoond, en in verband daarmee een Nederlands pensioen hebben opgebouwd, na terugkeer naar de Antillen geen adequate dekking voor ziektekosten kunnen vinden voor alle personen die aan deze omschrijving voldoen geldt, zoals de formulering van de regering zou kunnen suggereren. Deze leden vragen voorts of nog voor andere groepen dan deze in de Nederlandse Antillen geldt dat zij moeite hebben met het vinden van een adequate dekking. Zo ja, hoe beoordeelt de regering hun problematiek? Deze leden vragen de regering nader toe te lichten op welke wijze wordt omgegaan met het bezwaar dat de Raad van Staten van het Koninkrijk signaleert voor personen die een financieel nadeel zullen ondervinden van de voorgestelde regeling en wat hiervoor de rechtvaardigingsgrond is.

De leden van de fractie van D66 vragen voorts wat de achterliggende gedachte is om de voorgestelde regeling uitsluitend te laten gelden voor personen met een sociale zekerheidsband met Nederland. Deze leden vragen ook wat er gebeurt in de situatie dat de hoofdverzekerde van bijvoorbeeld een niet-gehuwde inwonende partner komt te overlijden. Zij vragen de regering ook nader in te gaan op de rol van buitenlandse pensioenfondsen in de voorgestelde regeling.

De leden van de fractie van D66 stellen voorts enkele vragen over het verplichtende karakter van voorgestelde regeling. Wat is de reactie geweest van de Staten van de Nederlandse Antillen op onderhavig voorstel van Rijkswet? En wat is de reactie van de minister van Volksgezondheid van de Nederlandse Antillen geweest? Kan de regering de berichten bevestigen dat beiden hebben aangedrongen op het schrappen van het «verplichte» karakter van de voorgestelde regeling? Deze leden vragen de regering precies aan te geven wat de bezwaren zijn tegen een regeling met vrijwillig karakter. Waarom dient de rekening van onderhavig Rijkswetsvoorstel bij diegenen te worden neergelegd die ook onder de door de regering voorgestelde doelgroep vallen? Welke andere mogelijkheden bestaan er om de rekening niet neer te leggen bij diegenen die zich niet particulier kunnen verzekeren? Hoe hoog zal deze rekening naar verwachting per jaar zijn?

De leden van de D66-fractie vragen ook of de regering de mogelijkheid ziet dat de voorgestelde regeling mensen ervan zou kunnen weerhouden om zich in de Nederlandse Antillen te vestigen. Acht de regering het aannemelijk dat dit de mensen zijn die zich onder de huidige regeling particulier zouden (kunnen) verzekeren? Welke invloed zou dit kunnen hebben op de economische ontwikkeling van de Nederlandse Antillen die de regering benoemt als een van de doelen die met onderhavig voorstel van Rijkswet wordt beoogd?

De leden van de fractie van D66 vragen de regering te reageren op de bezorgde reacties die zij ontvingen van mensen met een chronische ziekte. Zij zijn onder de huidige situatie bij een lokale particuliere verzekering verzekerd en worden bijvoorbeeld regelmatig in Amsterdam behandeld en krijgen dit nu vergoed. Zij vrezen dat zij onder de nieuwe regeling naar Colombia zullen moeten voor behandeling. Is deze angst gegrond?

De leden van de D66-fractie vragen voorts of zij goed hebben begrepen dat de nieuwe verzekering verplicht bij Ennia wordt afgesloten. Graag ontvangen zij ook een reactie op berichten dat deze verzekeraar regelmatig betalingsachterstanden heeft bij de lokale zorgverleners, met negatieve gevolgen voor de aan verzekerden te verlenen zorg.

De geboden dekking

De leden van de CDA-fractie vragen de regering te preciseren wat bedoeld wordt met de zin «adequate dekking voor ziektekosten, rekening houdend met de gezondheidszorgomstandigheden in de Nederlandse Antillen» (MvT, blz. 3). Zij verzoeken de regering hierop uitvoerig in te gaan, vooral daar op blz. 5 van de MvT de woonlandfactor wordt gesteld op 60%. Kan de regering aangeven welke zorg mensen krijgen voor de bijdrage die ze betalen? Het valt deze leden op dat er nogal nadrukkelijk de mogelijkheid wordt geboden tot bijverzekeren voor tweede klasseligging in het ziekenhuis. Reacties op dit punt van mensen uit de Nederlandse Antillen roepen de vraag op of derde klasseligging in het ziekenhuis onder «adequate» zorg valt. Graag ontvangen zij hierop een reactie. Is het zo dat bijverzekeren op de wijze die artikel 9 van de regeling aangeeft, verplicht moet plaatsvinden bij een met naam genoemde verzekeraar? Kan de regering aangeven of dit zo is en zo ja, waarom?

Kan de minister aangeven of betrokkenen die vallen onder de regeling ook voor hun ziektekosten verzekerd zijn wanneer ze (tijdelijk) in Nederland zijn?

Opvallend is dat, in afwijking van de regelingen met de EU en Verdragslanden de care is uitgesloten. In de andere landen waarmee Nederland zo’n regeling heeft, wordt naar de leden van de VVD-fractie weten geen uitzondering gemaakt. Er zijn bijvoorbeeld landen waar zorg (gedeeltelijk) wordt betaald via de belastingen. Daar betalen Nederlanders die onder de regeling vallen dus ook in zekere zin dubbel. Waarom is dat in onderhavig wetsvoorstel anders geregeld dan in de overige verdragslanden?

Administratieve gevolgen

Als administratieve instantie wordt het Bureau Ziektekostenvoorziening (BZV) aangewezen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering te beargumenteren of dit bureau daarvoor voldoende is toegerust en vooral, of het bureau op tijd alle voorbereidingen gereed heeft om de regeling goed uit te kunnen voeren. Deze leden hechten zeer aan een doelmatige, efficiënte en klantvriendelijke uitvoering van deze regeling. Onduidelijkheid in dit opzicht kan volgens deze leden consequenties hebben voor de ingangsdatum van de regeling. Het moet absoluut duidelijk zijn of het BZV deze regeling adequaat kan uitvoeren. De administratieve perikelen bij het CVZ bij de uitvoering van de regeling voor de EU-verdragsgerechtigden wil de CDA-fractie voor deze regeling voor de Nederlands Antillen graag voorkomen.

Hoe kan gegarandeerd worden dat alle betrokkenen geïnformeerd worden door het CVZ?

De minister geeft aan dat, gelet op de opmerkingen van Actal over de administratieve lasten voor burgers, het voornemen bestaat om de administratieve procedure voor zowel rechthebbenden ingevolge deze wet als rechthebbenden op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening en zekerheidsverdragen te verlichten door de aanmelding bij het CVZ in het vervolg ambtshalve te laten verlopen. Kan worden aangegeven waar dit voornemen vanaf hangt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de VVD-fractie merken het volgende op.

De grootste angst van veel burgers waarop de regeling van toepassing wordt, is de afhankelijkheid die hiermee wordt gecreëerd van instanties in de Nederlandse Antillen die naar hun zeggen, niet worden bestuurd door deskundige onafhankelijke mensen. Het FZOG, een vergelijkbare instantie als de beoogde uitvoerder BZV (Bureau Ziektekostenvoorzieningen), is verantwoordelijk voor het uitbetalen van de ziektekosten van gepensioneerde ambtenaren. Het FZOG heeft grote schulden, waardoor medici van gepensioneerde ambtenaren contante betaling eisen voordat ze worden behandeld, zo wordt ons steeds weer geschreven. Kan de minister deze situatie bevestigen? De mensen waarop het wetsvoorstel van toepassing wordt, refereren bijna allemaal aan de corruptie. Ook wordt er ernstig getwijfeld aan de keuze voor BZV, een instantie die eveneens kampt met grote (imago)problemen (incompetent, bureaucratisch, inefficiënt, willekeur). Is de minister hier iets van bekend? Is de minister iets bekend van wanbetaling door BZV waardoor zorgverleners niet werden betaald? Hoe is de minister gekomen tot de keuze voor BZV? Waren er alternatieven? Heeft de minister onderzoek gedaan naar de situatie, de geruchten, kortom de werkwijze van BZV? Veel mensen die vallen onder de doelgroep van onderhavig wetsvoorstel zijn nu goed verzekerd, moeten dat opzeggen voor een avontuur met de plaatselijke autoriteit BZV. Zij vrezen dat niemand verantwoording neemt als BZV niet aan zijn verplichtingen voldoet en dat zij met «de gebakken peren» blijven zitten. De leden van de VVD-fractie vragen de minister hierop nader in te gaan. Kan de minister zich de angst van deze mensen indenken? Is het mogelijk dat er een situatie ontstaat waar BZV – om wat voor reden dan ook – onvoldoende gelden heeft om zijn verplichtingen na te komen? Wat betekent dat dan voor de groep waarop dit wetsvoorstel van toepassing is? Zijn er door de Nederlandse minister van Volksgezondheid garanties ter zake te geven? Zo niet, wat betekent het dan dat de Nederlandse staat mensen in een constructie dwingt, waarbij als er zorg geleverd moet worden die binnen de regeling valt, er geen garanties bestaan op financiële afdekking daarvan?

De minister uit het voornemen om de administratieve procedure te verlichten naar aanleiding van de opmerkingen van Actal en het rapport «Regelgeving verdragsgerechtigden» van het CVZ d.d. 20 juli 2007. Kan de minister toelichten wat de voornemens zijn, welke richting wordt opgedacht en op welke termijn we voorstellen kunnen verwachten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Inwerkingtreding en voorlichting

De voorlichting over deze nieuwe regeling is al gestart in september 2007, terwijl het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend in januari 2008. Zowel in een eerdere schriftelijke ronde, als in een algemeen overleg hebben de leden van de VVD-fractie hun grote ongenoegen hierover uitgesproken. Zij vinden deze handelswijze van weinig respect voor het parlement getuigen. Ook heeft de voorlichting veel onrust teweeg gebracht. Veel mensen vroegen deze leden wat ze moesten doen. Hun lopende verzekering opzeggen? Ze hadden immers een opzegtermijn van 3 maanden en de wet zou per 1 januari 2008 ingaan, zo is hen verteld op de voorlichtingsbijeenkomsten. Heeft uw ministerie meldingen gehad van mensen die hun particuliere verzekering hebben opgezegd naar aanleiding van de voorlichtingsbijeenkomsten die zijn gegeven? Heeft de minister ook zelf contact gezocht om zulke situaties op te sporen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering voor een relatieve korte termijn heeft gekozen om deze Rijkswet in te gaan voeren. Acht de regering het waarschijnlijk dat 1 juli 2008 gehaald zal worden? Deze leden kunnen zich voorstellen dat mensen hun huidige verzekering pas zullen opzeggen als de nieuwe regeling een feit is. Verwacht de regering dat hun op deze wijze voldoende tijd zal worden geboden?

De leden van de D66-fractie hebben veel negatieve reacties gekregen op de wijze waarop de voorlichting is vormgegeven. Hoe beoordeelt de minister deze gang van zaken?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1

In dit artikel is bepaald dat deze wet niet geldt voor Aruba. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag antwoord op de volgende vragen. Kan worden aangegeven waarom het voorstel, in het licht van de aankomende autonomie van Curaçao en Sint Maarten, nog wel zijn beslag heeft op de 5 eilanden van de Antillen? Wat voor betekenis heeft dit voor de toekomst? Kan de minster aangeven of het klopt dat de Nederlandse Antillen zelf werkt aan een ziektekostenregeling? Zou deze ziektekostenregeling onderhavig wetsvoorstel overbodig maken?

Artikel 2

Gezinsleden zijn meeverzekerd, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Kunnen zij ervan uitgaan dat ook partners binnen een homosexuele relatie hieronder vallen?

In de toelichting op het wetsvoorstel staat dat niet-gehuwde inwonende partners van de betrokken gepensioneerden ook kunnen worden aangemerkt als gezinslid. Kan de minister aangeven of dit ook geldt voor homo-echtparen, gezien de eerdere weigering van de Antilliaanse minister van Volksgezondheid om aan homo-huwelijken basisrechten als partnerverzekering en partnerpensioen toe te kennen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

In de voorlichtingsbijeenkomsten is veel ruis ontstaan over onder andere de behandeling van mensen die samenleven. Samenleven wordt niet erkend op de Antillen, zo schrijven mensen de VVD-fractie. Zo helder als de aanpassing op basis van het advies van de Raad van State is, zo onhelder waren de antwoorden in de voorlichtingssessies. Gaat de minister dit nog corrigeren? BZV accepteert daarbij niet het homohuwelijk. Hoe zorg de minister dat samenwonende en getrouwde homo’s en lesbiennes die door deze regeling afhankelijk worden van BZV wel als partners worden geaccepteerd en behandeld? Zijn daarover zwart op wit afspraken gemaakt?

Artikel 4

Op het wetsvoorstel is ook de Wet op de zorgtoeslag van toepassing, mits betrokkenen een aanvraag doen bij de belastingen. De leden van de CDA-fractie stellen voor betrokkenen, net als indertijd bij de introductie van de Wet op de zorgtoeslag in Nederland, automatisch een aanvraagformulier toe te zenden, bijv. tegelijkertijd met het aanmeldingsformulier dat het CVZ, volgens de MvT, aan betrokkenen zal sturen. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie hierop een reactie van de regering.

Artikel 8

Voor de zorg die op grond van de wet wordt verleend door het BZV, wordt door het CVZ een vast bedrag per maand per persoon aan BZV vergoed. De leden van de PvdA-fractie stellen hierover de volgende vragen. Kan worden aangegeven welke controle hierop wordt uitgeoefend? Voor wiens verantwoordelijkheid komt het als BZV niet aan zijn verplichting voldoet?

Artikel 9

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de aanvullende voorziening zo’n prominente positie heeft in de regeling. Wat behelst die aanvullende voorziening precies, alleen tweedeklasse ligging in het ziekenhuis? Is in de basiszorg niet gezorgd voor adequate ziekenhuiszorg, waardoor bijverzekeren niet noodzakelijk is? Waarom zou voor een dergelijke voorziening een «acceptatieplicht» voor 4 maanden moeten gelden?

Artikel 11

In artikel 11, tweede lid, wordt aangegeven dat de premie die voor de op grond van het eerste lid geheel of gedeeltelijk vervallen overeenkomst is vooruitbetaald, door de verzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte van de overeenkomst wordt terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25% van het bedrag. Kan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, worden verduidelijkt waarom er een aftrek van ten hoogste 25% van het bedrag kan plaatsvinden? Waarom is er niet voor gekozen dat verzekeraars het gehele te veel betaalde bedrag dienen terugstorten?

De voorzitter van de commissie,

Smeets

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Halsema (GL), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) en Vacature (algemeen).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GL), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Smilde (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA), Ortega-Martijn (CU) en De Wit (SP).